De competitie in uitzendrechten
Aute ur(s ):
Koning, R.H. (auteur)
De auteur is als KNAW-onderzoeker werkzaam aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie van de Vrije Universiteit en het
Tinb ergen Instituut. Peter Hopstaken en Geert Ridder waren behulpzaam in de gedachtevorming.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4098, pagina 229, 19 maart 1997 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
sport
Nu er meerdere vragers naar uitzendrechten van voetbalwedstrijden zijn, zijn er goede redenen om het monopolie van de KNVB te
doorbreken.
Na het debacle van Sport7 moeten de uitzendrechten voor het Nederlandse voetbal opnieuw verhandeld worden. De huidige situatie
verschilt sterk ten opzichte van die van een aantal jaren geleden. Tot het midden van de jaren tachtig was er precies één aanbieder van
uitzendrechten (de KNVB) en er was precies één vrager naar uitzendrechten (de NOS). Alle uitzendrechten (eredivisie, eerste divisie,
wed-strijden Nederlands elftal) werden collectief verhandeld. Deze situatie is veranderd sinds de opkomst van commerciële televisie in
Nederland eind jaren tachtig: de uitzendrechten van thuiswedstrijden en sommige vriendschappelijke wedstrijden van het Nederlands
elftal werden nu gekocht door RTL4, RTL5, en later Veronica. De markt voor uitzendrechten veranderde van een markt met één
vragende partij en één aanbiedende partij naar een markt met meerdere vragende partijen en één aanbiedende partij.
Uiteraard hebben deze veranderingen geleid tot hogere prijzen voor de uitzendrechten: de uitzendrechten van de eredivisie waren in 1985
nog Æ’ 1,75 mln waard, dit bedrag steeg vervolgens tot Æ’ 6 mln in 1990, Æ’ 11,5 mln in 1992, en Æ’ 17 mln voor de seizoenen 1993/94 tot en met
1995/96 1. Begin 1996 kocht Sport7 de rechten voor circa Æ’ 140 mln per jaar, waarbij moet worden opgemerkt dat dat bedrag werd
neergeteld voor een veel uitgebreider pakker dan de uitzend-rechten van de eredivisie alleen.
Met de recente uitspraak van de rechter waarin de uitzendrechten van voetbalwedstrijden in beginsel aan de thuisspelende club worden
toegekend, is de situatie weer veranderd: momenteel worden de uitzendrechten verhandeld op een markt waar in principe meerdere
aanbieders zijn (alle individuele voetbalclubs en de KNVB voor de thuiswedstrijden van het Nederlands elftal) en meerdere vragers (de
NOS, RTL5, Veronica, en SBS6). De minister heeft echter toegestaan dat de samenvattingen collectief worden verkocht. De uitspraak van
de rechter heeft grote financiële gevolgen: nu zal blijken dat uitzendrechten van verschillende clubs verschillend worden gewaardeerd op
de markt.
Het ligt voor de hand dat een meerderheid van de clubs heeft geprobeerd om de ‘oude’ situatie te herstellen door de uitzendrechten over
te dragen aan de KNVB. Echter, uit angst voor prijsopdrijving, heeft de minister van Economische Zaken dit verboden. Hij moet
ongetwijfeld aan Adam Smith hebben gedacht toen hij de Tweede Kamer schreef ”Ik hecht er aan duidelijk te stellen dat het
vanzelfsprekend niet mijn bedoeling is om op enigerlei wijze het publiek tv-voetbal te onthouden. Integendeel. Ik ben wel van mening dat
het in het belang van de consument is te voorkomen dat tv-voetbal onnodig duur wordt door prijsopdrijving via kartelconstructies” 2. In
dit artikel zullen we bekijken hoe de economische theorie deze beslissing kan verklaren.
Het gevaar van kartelvorming
Als de clubs de uitzendrechten collectief zouden verkopen, zou de prijs niet alleen de maatschappelijke schaarste van de uitzendrechten
reflecteren, maar ook de marktmacht van de verkopende partij tegenover de verschillende biedende partijen. Het is onwaarschijnlijk dat
een dergelijke prijsvorming leidt tot een efficiënte allocatie van middelen: er is slechts een zwak verband tussen de inzet van middelen en
de opbrengsten die met die middelen worden behaald.
In het algemeen zullen bedrijven in een oligopolide marktvorm willen samenspannen omdat op die wijze een hogere gezamenlijke winst
kan worden behaald. Een gevaar hiervan is echter dat innovaties in de bedrijfstak langzaam worden doorgevoerd en dat de overwinsten
neerslaan in hoge spelerssalarissen die niet buitengewoon talentvolle jonge voetballers er toe brengen een carrière als profvoetballer na
te jagen terwijl hun comparatieve voordeel elders ligt 3.
De consumenten aan de andere kant worden gedwongen onnodig veel te betalen voor de voetbalbeelden. Op dit ogenblik betalen de
kijkers niet direct te veel, aangezien de meeste uitzendrechten zijn terechtgekomen bij de publieke omroep en deels worden betaald uit de
omroepbijdrage. De kijker betaalt wel indirect te veel, aangezien de publieke omroep nu minder geld kan besteden aan andere
programma’s.
De kracht van concurrentie tussen clubs
De situatie waar elke club verantwoordelijk is voor de verkoop van de eigen uitzendrechten heeft een aantal voordelen. In de eerste
plaats wordt er een directe link gelegd tussen prestatie (of aantrekkelijkheid van het voetbalspel) en de prijs die de tv-rechten zullen
opbrengen. Het is niet langer mogelijk om als een grauw team in de grijze middenmoot mee de spelen en toch een aanzienlijke vergoeding
voor tv-beelden te ontvangen.
Een tweede voordeel is de mogelijkheid die ontstaat om beelden van regionale clubs te verkopen aan regionale tv-stations. Niet elke club
in het betaalde voetbal heeft een landelijke uitstraling, Sterker nog, economische theorie suggereert dat er in markten die worden
gekenmerkt door collectieve consumptie en lage kosten van reproductie ruimte is voor slechts een paar toppers, die hoge prijzen kunnen
vragen voor hun product 4. Dit betekent niet dat de uitzendrechten van ‘kleine’ clubs niets waard zijn: zij spelen immers thuiswedstrijden
tegen de ‘grote’ clubs. De topclubs daaren-tegen zullen aanmerkelijk hogere inkomsten moeten hebben als zij in kwalitatief opzicht willen
concurreren op Europees niveau. Indien Europees succes leidt tot meer vraag naar het voetbal in het algemeen, profiteren ook clubs die
niet deelnemen aan Europese toernooien daar van. Clubs met een meer regionale uitstraling zijn allicht gebaat bij de mogelijkheid om hun
beelden (deels) te verkopen aan regionale TV-stations.
Een derde voordeel van decentrale verkoop van uitzendrechten is dat tv- beelden nu een stuk gemakkelijker kunnen worden ingezet bij
een actief supportersbeleid 5. In plaats van een bezoek aan een wedstrijd zouden supporters van een uitspelende ploeg de wedstrijd in
het eigen stadion op een videoscherm moeten kunnen volgen; een fraai voorbeeld van product-innovatie.
Evenwicht in de Nederlandse eredivisie
Een van de consequenties van de interventie van de minister zal kunnen zijn dat de ‘grote’ clubs hun uitzend-rechten voor veel meer geld
kunnen verkopen dan de ‘kleine’ clubs, zodat de verschillen toenemen 6. De relevante vraag is echter niet of de rijke clubs nu rijker
worden en de arme clubs armer, maar of de krachtsverhoudingen tussen de clubs toenemen. Het is overigens interessant om op te
merken dat deze discussie niet voor het eerst wordt gevoerd. Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig werd dezelfde discussie gevoerd
naar aanleiding van de invoering van de shirtreclame. Met name het PvdA Tweede-Kamerlid Worrel heeft geprobeerd invoering van de
shirtreclame tegen te houden, juist vanwege de angst voor een toenemende denivellering van de krachtsverhoudingen. Maar zijn de
krachtsverhoudingen na invoering van de shirtreclame in 1982/83 ook werkelijk veranderd?
Een indicator van de krachtsverschillen in de eredivisie is de spreiding van het aantal wedstrijdpunten in de rangschikking. Indien alle
clubs evenveel punten hebben is het evenwicht in de competitie maximaal, elke club is concurrerend met elke andere club. Aan de andere
kant is er de situatie waar de krachtsverschillen groot zijn. In dat geval zal de spreiding van het aantal punten groot zijn. Met behulp van
gegevens over de eindrangschikkingen na elk voetbalseizoen gedurende de periode 1956/57 (het begin van het betaalde voetbal in
Nederland) tot en met 1995/96 hebben we onderzocht in hoeverre de krachtsverschillen in de Nederlandse competitie zijn afgenomen of
toegenomen 7. Als maat voor spreiding hebben we de standaard- deviatie van het aantal punten genomen. Uiteraard is dit enigszins
arbitrair, maar andere maten voor spreiding die robuuster zijn tegen een paar erg goede of erg slechte clubs leiden kwalitatief tot dezelfde
resultaten 8. Het verloop van de krachtsverschillen in de eredivisie staat in figuur 1.
Figuur 1. Krachtsverschillen in de eredivisie verloop van de standaaddeviatie, 1955-1995
Het blijkt duidelijk dat er sprake was van een duidelijke denivellering van de krachtsverschillen vanaf het midden van de jaren zestig tot
aan het begin van de jaren zeventig. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of het toeval is dat deze denivellering samenvalt met de
aansluiting die Nederlandse clubteams vonden bij de top van Europa (in het seizoen 1968/69 speelde voor het eerst een Nederlands team
in een finale om een Europese beker). Vanaf het begin van de jaren zeventig zijn de krachtsverhoudingen weer evenwichtiger geworden
en sinds 1975 zijn de krachtsverhoudingen niet duidelijk evenwichtiger geworden noch onevenwichtiger. Met name is duidelijk dat de
invoering van de shirtreclame niet heeft geleid tot een denivellering van de krachtsverhoudingen en daarmee tot een minder interessante
voetbalcompetitie. Voorshands is er dus geen reden om aan te nemen dat vergelijkbare schok in het betaalde voetbal nu wel zal leiden tot
een onevenwichtiger competitie.
Conclusie
In deze bijdrage hebben we de effecten van de interventie van de minister van Economische Zaken besproken, die stelde dat de KNVB
niet collectief alle uitzendrechten van het betaalde voetbal mocht verhandelen. Tegenstanders van deze uitspraak zijn bang dat, als de
clubs zelfstandig hun uitzendrechten gaan uitbaten, vergaande denivellering van de PTT-Telecompetitie zal volgen. Wij hebben dit
argument ontkracht door het evenwicht in de Nederlandse eredivisie te analyseren in de loop van de tijd. Uit deze analyse is niet
gebleken dat de afgelopen twintig jaren sprake is geweest van sterke denivellering, terwijl in de jaren tachtig een vergelijkbare schok
werd toegebracht door de invoering de shirtreclame. Aan de andere kant hebben we beargumenteerd dat de mogelijkheid om de
uitzendrechten zelfstandig uit te baten de clubs grote mogelijkheden biedt
1 Zie ook M. Verkammen en E. Vermeer, Om het spel en de knikkers, 40 jaar betaald voetbal in Nederland, Mundt Print en
Bookmarketing, Bilthoven, 1994.
2 Brief minister van Economische Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, 23-01-1997, kenmerk ES/MW 96082142. Curieus genoeg
is in de Verenigde Staten de collectieve verkoop van uitzendrechten van honkbalwedstrijden expliciet bij wet toegestaan, zie G.W. Scully,
The market structure of sports, University of Chicago Press, Chicago, 1995.
3 Dit wordt uitgebreid betoogd in R.H. Frank en P.J. Cook, The winner-take-all society, The Free Press, New York, 1995.
4 Zie S. Rosen, The economics of superstars, American Economic Review, 1981, blz. 845-858.
5 Zie P. Hopstaken, Wie uit speelt, laat supporters thuis, de Volkskrant, 30 november 1996, blz. 14.
6 Gebaseerd op R.H. Koning, A simple model to analyse soccer results, mimeo, 1997.
7 De gegevens zijn betrokken van T. Bootsma, RSSSF en B. Kammenga, Dutch football history from 1954 till 1996;
http://users.bart.nl/~kammenga/soccer/nedhist.htm
8 Een fundamenteler punt van kritiek is dat het behaalde aantal wedstrijdpunten niet alleen wordt bepaald door de krachtsverschillen
tussen teams, maar ook door het toeval. Een model waarbij onderliggende kwaliteitsindices van clubs worden geschat en geanalyseerd
wordt gepresenteerd in Koning (1997), op.cit. Voor wat betreft de vraag van evenwicht in de competitie leidt die aanpak tot kwalitatief
dezelfde resultaten.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)