Ga direct naar de content

De cao-structuur in de Nederlandse Industrie (I)

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 9 1983

De cao-structuur in de
Nederlandse Industrie (I)
Ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s
DR. M. J. HUISKAMP*
In de Nederlandse arbeidsverhoudingen speelt het cao-overleg tussen werkgevers en
werknemers op verschillende institutionele niveaus een zeer belangrijke rol. Niet alleen voor de
loonvorming, maar voor het hele sociaal-economische beleid, met name met betrekking tot de
werkgelegenheid, de sectorstructuur en de herindustrialisatie, is het van groot belang dat
rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van de betrekkingen tussen werkgevers
en werknemers in verschillende sectoren van de economie. Een voor de handliggende
mogelijkheid om het specifieke karakter van deze overlegstructuur te doorgronden, is te kijken
naar de soort(en) cao(‘s) die in bedrijfstakken wordt (worden) gesloten. Dit artikel is het eerste in
een serie van drie waarin dat wordt gedaan. De auteur doet in deze eerste aflevering verslag van
zijn onderzoek naar de typen cao’s die in verschillende sectoren van de industrie gebruikelijk zijn
en de veranderingen daarin in de loop van de tijd. In deel II zullen enkele achtergronden van de
gevonden patronen worden besproken en in deel III volgt een evaluatie van de bevindingen in
het licht van een aantal belangrijke sociaal-economische thema’s.
Inleiding
Het afsluiten van cao’s is voor de sociaal-economische ontwikkeling van Nederland een belangrijk gebeuren. In de discussies,
die materiaal dienen aan te leveren voor oplossingen van sociaaleconomische problemen, neemt het een vooraanstaande plaats
in. Het is belangrijk de empirische basis van deze discussies te
versterken en het zoeken naar oplossingen een meer feitelijke basis te verschaffen.
Gewoonlijk lanceert men ideeen en spreekt men voorkeuren
uit, waar een ander dan zijn voorkeuren tegenoverstelt. Zo menen velen dat decentralisatie van de arbeidsverhoudingen het
overleg over een centraal akkoord heeft uitgehold tot een zinloos
ritueel. Maar is er wel sprake van decentralisatie? Er wordt al jaren heftig gediscussieerd en er zijn vele nota’s gepubliceerd over
de betekenis van sectoraal overleg over investeringen en werkgelegenheid in het verlengde van het cao-overleg. Behoort dat gezien de ontwikkelingen in de cao’s wel tot de ree’le mogelijkheden? LoondifFerentiatie en koppelingsmechanismen sluiten elkaar uit in de huidige economische situatie, zo horen we van vele
kanten, o.a. van de commissie-Wagner II. Is dat zo en welke rol
speelt de aard van de cao’s die thans worden afgesloten daarin?
Dergelijke vragen hebben ons voor ogen gestaan bij het onderzoek van de cao-structuur in Nederland en de ontwikkelingen
die daarin optreden. In deze serie van drie artikelen zullen wij
verslag doen van de onderzoekresultaten.
Er bestaan in Nederland in principe twee typen cao’s: bedrijfstakcao’s, die worden afgesloten tussen werkgeversorganisaties en
werknemersorganisaties, en ondernemingscao’s, die worden afgesloten tussen een individuele ondernemer en werknemersorganisaties. Vele aspecten van beide typen cao’s kunnen worden bestudeerd: de inhoud van de cao’s, het cao-beleid van werkgeversen werknemersorganisaties, de rol die cao-afspraken spelen in de
feitelijke loonontwikkeling, het aantal cao’s en de ontwikkeling
in aantallen werknemers onder respectievelijk ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s.
In dit onderzoek ligt de nadruk op de meest primaire gegevens:
hoeveel cao’s tot stand komen, hoeveel werknemers daarbij betrokken zijn en hoe deze zijn verdeeld over ondernemings- en bedrijfstakcao’s. Het empirische gedeelte van het onderzoek is gericht op twee doeleinden. Ten eerste het verwerven van inzicht
ESB 9-2-1983

in de ontwikkeling van beide typen cao’s naar aantal en naar
aantal betrokken werknemers. Met behulp van dit inzicht kan,
ten tweede, de vraag worden beantwoord welk type cao in betekenis toeneemt en welk in betekenis afneemt gemeten naar aantal en aantal betrokken werknemers. Deel I van deze serie is in
de Engelse terminologie een onderzoek naar de ,,bargaining
structure”, de cao-structuur 1). In de volgende delen wordt de
beantwoording van deze twee vragen geplaatst tegen de achtergrond van ontwikkelingen bij ondernemingen en in bedrijfstakken. Het is dan niet voldoende om alleen te beschikken over caogegevens, ook ondernemingsgegevens en bedrijfstakgegevens zijn
van belang. Het afstemmen en op elkaar betrekken van deze gegevens is de eerste noot die in dit onderzoek is gekraakt 2). Dat
is ook de reden waarom het onderzoek beperkt is tot een sector
van de economie: de industrie. De keuze van de periode die dit
onderzoek bestrijkt, 1970-1977, is in sterke mate bepaald door
de beschikbaarheid van gegevens over cao’s. Dejaren vanaf 1950
worden als een aanloopperiode beschouwd en als zodanig in de
analyse betrokken.
Als we op basis van aantallen cao’s en aantallen betrokken
werknemers uitspraken willen doen over de ontwikkeling van en
de verhouding tussen ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s in
de Nederlandse industrie is het noodzakelijk een onderscheid te
maken tussen de metaalindustrie en de overige bedrijfstakken in
de industrie. De metaalindustrie heeft nl. een groot aandeel in
het werknemersbestand van de industrie en in het verlengde

* De auteur is werkzaam bij de Commissie voor Ontwikkelingsproblematiek van Bedrijven (COB) van de Sociaal-Economische Raad. Het in dit
artikel gepresenteerde onderzoek is op persoonlijke titel verricht.
1) Voorbeelden van recente literatuur zijn: W. E. Hendricks en L. M.
Kahn, The determinants of bargaining structure in US manufacturing industries. Industrial and Labor Relations, nr. 2, januari 1982, biz.
181-196: D. R. DeatonenP. B. Beaumont, The determinants of bargaining structure, British Journal of Industrial Relations, nr. 2, juli 1980,
biz. 202-217.
2) De bronnen waaraan deze cijfers en gegevens ontleend zijn, staan vermeld in de appendix. Met dank aan het Loonbureau voor het beschikbaar
stellen van cao-gegevens.
131

daarvan in het aantal werknemers dat onder een cao valt (zie tabel 1). De ontwikkeling van ondernemingscao’s en bedrijfstak-

Ondernemingscao’s naar grootteklasse en aard van de onderneming

cao’s in de metaalindustrie drukt daardoor in kwantitatieve zin
sterk een stempel op de ontwikkelingen in de gehele Nederlandse
Industrie.

Tabel 1. Aantallen cao’s en daaronder vallende werknemers

in de metaalindustrie en in de Industrie exdusief metaal, 1970
en 1977
Metaalindustrie
ondernemingscao’s
aantal

1970
1977

aantal
werknemers

11
11

86.510
90.933

Industrie exlusief metaal

bedrijfstakcao’s

ondernemingscao’s

aantal

aantal
werknemers

aantal

aantal
werknemers

7
5

468.800
409.400

279
282

90.896
142.201

bedrijfstakcao’s
aantal

77
66

aantal
werknemers
456.793
346.003

De gegevens over aantallen ondernemingscao’s en aantallen

daarbij betrokken werknemers worden gepresenteerd door de ondernemingscao’s te onderscheiden naar het aantal werknemers
dat er onder valt en naar de aard van de onderneming waarvoor

de cao wordt afgesloten. Met het eerste onderscheid wordt inzicht verschaft in de ontwikkeling van grote en kleine ondernemingscao’s. Met het tweede onderscheid wordt het mogelijk relaties te leggen tussen de ontwikkeling van ondernemingscao’s en
de aard van de onderneming gezien vanuit het concern vormingsproces.
Het aantal ondernemingscao’s stijgt in de jaren 1950-1960 in
de industrie exclusief de metaalindustrie sterk. Er is bijna sprake
van een verdrievoudiging 5). Deze groei is tussen 1960 en 1977

veel geringer en na 1970 zo goed als verdwenen. Neemt het aan-

bied van op elkaar inwerkende cao’s kan worden beschouwd,

tal cao’s na 1970 niet meertoe, het aantal werknemers onder een
ondernemingscao groeit enorm. In de metaalindustrie is daaren-

Hoewel de gehele industrie in kwalitatieve zin als een cao-ge-

houdt deze noodzaak tot differentiate niet op bij het onder-

tegen na 1970 zowel in het aantal ondernemingscao’s als in het

scheid tussen de metaalindustrie en de industrie exclusief de metaal. De laatste herbergt nog vele cao-gebieden die uiteenlopende

aantal betrokken werknemers weinig verandering meer te be-

ontwikkelingen kennen in en tussen ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s. Daarom worden een aantal cao-gebieden aan een
nader onderzoek onderworpen 3). De keuze is daarbij gevallen
op de voedings- en genotmiddelenindustrie, de papier- en pa-

aantal ondernemingscao’s voor 1960, na 1960 een even sterke
dating.
Nader inzicht in die ontwikkeling, waarbij een toenemend aantal werknemers onder een gelijkblij vend aantal cao’s komt te val-

pierwarenindustrie, de hout- en meubelindustrie, de chemische

len, kan worden verschaft door ondernemingscao’s naar grootteklasse te onderscheiden, dat wil zeggen naar het aantal werknemers dat onder een cao valt (zie label 2).

industrie en de metaalverwerkende industrie. De laatste twee bedrijfstakken komen alleen wat betreft de ontwikkeling van resp.
ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s aan de orde, de eerste drie

wat betreft de ontwikkeling van ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s beide. Op basis van deze selectie kunnen uitspraken
worden gedaan over de gehele industrie en alle cao-gebieden
daarin.
Uit de empirische beschrijving van de cao-structuren blijkt dat

ondernemingscao’s aan betekenis winnen, maar niet overal. Bedrijfstakcao’s blijven van groot belang, laten soms de ontwikkeling van ondernemingscao’s niet toe en winnen in een enkel ge-

speuren. In deze bedrijfstak volgde op de sterke stijging van het

Tabel 2. Ondernemingscao’s naar grootteklasse in de industrie
exdusief metaal en in de metaalindustrie, 1970 en 1977
Aantal werknemers
onder cao

in feite bij het presenteren van het empirisch materiaal al ingegaan op de achtergronden van de ontwikkelingen in de caostructuur. Daar staat tegenover dat vele aspecten van het cao-gebeuren die van belang zijn voor het uitdiepen van die achtergronden, in dit onderzoek — met zijn beperkte opzet — niet em-

pirisch zijn onderzocht. Daarom wordt voor dit gedeelte van het
onderzoek gebruik gemaakt van eerder verricht onderzoek in de
Britse metaalindustrie 4).
De achtergronden die na afronding van het empirische gedeelte worden belicht, betreffen met name de betekenis van het proces van concernvorming en van de werking (aard) van bedrijfstakcao’s voor de ontwikkeling van en de verhouding tussen ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s. Er wordt tevens een begin
gemaakt met een verklaring van de gevonden cao-structuren.
De rapportage van het onderzoek geschiedt in drie afleveringen. In deel 1 worden met behulp van het empirische materiaal
de cao-structuren in kaart gebracht. Nadat achtereenvolgens ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s zijn geanalyseerd, komen de
relaties tussen beide typen cao’s aan de orde.
In deel 2 worden de achtergronden van de ontwikkelingen in
de cao-structuren belicht door aandacht te schenken aan het
proces van concernvorming en de werking van bedrijfstakcao’s
en een aanzet te geven tot een verklaring van de in kaart gebrachte cao-structuren.
In deel 3 wordt ten slotte de schijnwerper gericht op een aantal
beleidsrelevante vragen, te weten: is de moeilijke relatie tussen
werkgevers en werknemers op centraal niveau het gevolg van decentralisatie of centralisatie in de cao-structuur, wat is de invloed van de cao-structuur op de mogelijkheden voor sectoraal
overleg over investeringen en werkgelegenheid en, ten slotte, kan
de cao-structuur zodanig worden gewijzigd dat zowel loondifferentiatie als behoud van de koppelingsmechanismen mogelijk
zijn?
132

< 1.000
> 1.000— < 2.500
> 2.500— < 7.500
^ 7.500

aantal
cao’s

totaal aantal
werknemers

8
1
—
2

1.670
1.340
—

1.562
4.371
—

83.500

6
3
—
2

85.000

86.510

II

90.333

264
II
3
1

49.373
17.053
11.470
13.000

251
12
3

46.338
21.070
40.203
34.590

279

Industrie
excl.
metaal

< 1.000
» 1 .000 — < 2.500
=s 2.500— < 7.500
* 7.500

totaal aantal
werknemers

11

Metaalindustrie

val weer aan betekenis. De ondernemingscao’s die aan betekenis
winnen zijn concerncao’s.
Door de cao-structuren te beschrijven aan de hand van cao-gegevens en gegevens van ondernemingen en bedrijfstakken wordt

1977

1970
aantal
cao’s

90.896

282

142.201

16

De cijfers in label 2 tonen nog eens het verschil aan tussen de
metaalindustrie en de overige takken van industrie. Het beeld
van de ondernemingscao’s naar grootteklasse in de metaalindustrie ondergaat in de jaren 1970-1977 geen fundamentele wijziging, maar dat van de industrie exclusief de metaalindustrie

wel. Daar daalt het aantal kleine cao’s (< 1000 werknemers) en
het aantal daarbij betrokken werknemers, tenvijl het aantal grote cao’s (met name meer dan 2.500 werknemers) zowel naar aantal als betrokken werknemers sterk stijgt (van 4 cao’s met 24.470
werknemers naar 15 cao’s met 74.793 werknemers: een verdrievoudiging). Naast een groei van het aantal grote ondernemingscao’s is er sprake van concentratie: het aandeel van deze grote
ondernemingscao’s in het aantal werknemers onder een ondernemingscao neemt toe van bijna de helft in 1970 tot tweederde
in 1977.
Deze belangwekkende ontwikkeling kan op twee manieren na3) Er is bij de selectie van te onderzoeken cao-gebieden naar gestreefd om
variaties in verdeling en ontwikkeling van aantal cao’s en betrokken

werknemers tot hun recht te laten komen. Daarnaast was een noodzakelijke voorwaarde om voor bestudering in aanmerking te komen dat er in
een cao-gebied voldoende ondernemings- en/of bedrijfstakcao’s aanwezig
waren om ontwikkelingen in de cao-structuur te kunnen analyseren.
4) M. J. Huiskamp, Shop stewards en arbeiderszeggenschap, een onderzoek naar arbeidsverhondingen in de Britse metaalverwerkende Industrie
1830-1975. Alphen aan den Rijn, 1976.
5) Alle basisgegevens in deze artikelenserie die betrekking hebben op
aantallen cao’s en betrokken werknemers naar bedrijfstak staan vermeld
in de tabellen 6 en 7.

Tabel 3. Ondernemingscao ‘s in vier bedrijfstakken naar grootteklasse en aard van de onderneming, 1970—1977 a)
Hout- en meubelindustrie

Chemische Industrie
1970
Aantal werknemers onder cao
aantal

1
1

aantal
werknemers

977
aantal
werknemers

aantal

6
78

24.000
14.870
6.841
14.224

_
—
I
34

aantal

2

Voedings- en genotmiddelenindustrie

1977

1970

1970

aantal

aantal

aantal
werknemers

aantal

werknemers

4.269

_
—
1
26

_
—
2.000
2.507

_
—
3
54

_
—
5.800
11.761

aantal
werknemers
_
—

Papier- en papierwareninduslrie
1970

977

aantal

aantal
werknemers

aantal

aantal

1
2
5
45

10.590
7.700
6.053
11.118

_
—
1
11

_
—
1.700
2.820

_

_

2
—

7.238
—

13

3.505

3

8.118

2
4

352
753

15

10.743

3 7.SOO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
» 2.500— < 7.500 . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 1.000— < 2.500 . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

4

< 1.000…………………………

96

13.000
2.770
4.753
17.905

Concem/divisiecao . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

II

23.949

17

46.502

3

3.440

2

2.763

9

9.385

13

28.117

1

Cao werkmij buitenland . . . . . . . . . . . . . . . .
Cao kleinere zelfstandige ondememing . . .

27

n

6.156
2.843

39
18

7.940

600
1.424

1
21

300
1.304

8
25

1.871
2.820

12
22

3.383
2.254

1

2.095

1
23

6

1.700
1 340
135
1.345

102

38.428

91

59.935

35

6.269

27

4.507

57

17.561

53

35.461

12

4.520

5

2.000

1977

aantal
werknemers

aantal
werknemers

a) De cao’s in deze vier bedrijfstakken zijn eerst geclassiflceerd naar grootteklasse, vervolgens is per Ondernemingscao vastgesteld welk type onderneming net betrof en zijn de cao’s nogmaals ingedeeld.

der worden bestudeerd. Ten eerste door de ontwikkeling in aan-

voor een groot deel toe te schrijven aan bovenstaande vormen

tal ondernemingscao’s en het aantal daarbij betrokken werknemers in de geselecteerde cao-gebieden onder de loep te nemen.
De cao-gebieden waar ondernemingscao’s niet voorkomen, vallen hier natuurlijk buiten. Ten tweede door naast het onder-

van integratie.
Vergelijkea we de ontwikkeling van de cao’s naar grootteklasse en aard van de onderneming, dan blijkt dat het belang van
concerncao’s in 1970 al groter is dan de indeling van cao’s naar

scheid in grootteklasse van cao’s een meer inhoudelijke classifi-

grootteklasse doet vermoeden. In het verlengde daarvan is toena-

catie van ondernemingscao’s te ontwikkelen waarbij parallel aan
de concentratie van werknemers onder ondernemingscao’s de
ontwikkeling van grote ondernemingen tot uitdrukking kan komen. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de analyse van concernvormingsprocessen door Koot 6).
Koot signaleerde aan de ene kant de groei van ondernemingen
tot concerns of divisies met veel bevoegdheden en aan de andere
kant de degradatie van overgenomen ondernemingen tot werkmaatschappijen met weinig bevoegdheden. Daarnaast bleef een
aantal kleinere ondernemingen zelfstandig. In ons onderzoek is
een onderscheid gemaakt tussen concern- en divisiecao’s, cao’s

me in de concentratie van werknemers onder grote cao’s in de
periode 1970-1977 minder groot dan de classificatie van cao’s
naar grootteklasse deed vermoeden.
In de voedings- en genotmiddelenindustrie is het aantal ondernemingscao’s sinds 1960 al stabiel. terwijl tussen 1970 en 1977
het aantal werknemers onder de Ondernemingscao verdubbeld is.
Dat dit te maken heeft met de concentratie van aantallen werknemers onder grote cao’s blijkt uit tabel 2: waren er in 1970
slechts drie cao’s met meer dan duizend werknemers, in 1977
zien we er acht met een verviervoudiging van het aantal betrokken werknemers (b.v. bij Wessanen, Avebe en Niemeyer). Het

voor Nederlandse werkmaatschappijen. cao’s voor werkmaat-

aantal kleine ondernemingscao’s ondergaat een lichte daling,

schappijen van buitenlandse ondernemingen en cao’s voor kleinere zelfstandige ondernemingen. Deze classificatie van ondernemingscao’s is vervolgens uitgewerkt te zamen met de classificatie naar grootteklasse van de cao voor resp. de chemische industrie, de voedings- en genotmiddelenindustrie. de papierindustrie en ten slotte de hout- en meubelindustrie. Het resultaat

maar het aantal werknemers dat daaronder valt, blijft stabiel.
De classificatie van ondernemingscao’s naar aard van de onderneming leert ons dat de meeste werknemers in 1970 al onder
een concern/divisiecao of een cao voor een werkmaatschappij
vielen, een situatie die in 1977 zodanig aangescherpt is dat de
cao’s voor kleine zelfstandige ondernemingen naar aantallen

is weergegeven in label 3.

werknemers van marginale betekenis zijn. Opvallend is dat de
groei van concern/divisiecao’s ook in deze bedrijfstak ten koste

De chemische Industrie kent een groot aantal ondernemingscao’s. Dat aantal steeg sterk tot 1970 en onderging daarna een
lichte daling. Toch is het aantal werknemers onder een Ondernemingscao flink gestegen. De classificatie van ondernemingscao’s
naar grootteklasse levert het beeld op dat we in de gehele industrie exclusief de metaalindustrie tegenkwamen: toename van
het aantal werknemers onder grote cao’s. In 1970 vielen in de
chemische Industrie al veel werknemers onder een grote cao,
maar niettemin trad een verdubbeling in aantal grote ondernemingscao’s en aantal betrokken werknemers op.

gaat van de cao’s voor Nederlandse werkmaatschappijen (b.v. bij
Unilever, KSH, Van Nelle-Lassie).
De vergelijking van de cao-indeling naar grootteklasse en naar
aard van de onderneming toont aan dat de concentratie van
werknemers onder concern/divisiecao’s in 1970 al sterker was
dan de indeling naar grootteklasse doet vermoeden, maar dat die
concentratie grotendeels als gevolg van de integratie van cao’s
sinds 1970 toch krachtig is toegenomen.

De classificatie van ondernemingscao’s naar aard van de onderneming laat zien dat in 1970 de overgrote meerderheid van
het aantal werknemers onder een concern/divisiecao of onder
een cao voor een met een concern verbonden werkmaatschappij
vielen. Het aantal cao’s voor kleinere ondernemingen vormt in
aantal misschien niet, maar in aantal betrokken werknemers een
te verwaarlozen fractie. Deze categorie cao’s nam in 1970-1977
ook nog in betekenis af.
Opvallend is dat het aantal cao’s voor Nederlandse werkmaatschappijen afneemt in de periode 1970-1977. Dit is het gevolg
van de integratie van cao’s van werkmaatschappijen in en tot
concern- of divisiecao’s (b.v. bij Akzo en Naarden International). Niet alle cao’s van werkmaatschappijen ondergaan dit lot.
Een aantal van hen behoudt hun cao, nietttegenstaande het feit
dat anno 1977 bijna al deze werkmaatschappijen tot een concern/divisie behoren met een eigen cao. De integratie van cao’s
uit zich ook in ,,fusies” tussen cao’s van voorheen zelfstandige
ondernemingen c.q. concerns, die in het kielzog van hun fusie,
hun cao’s integreren (b.v. bij Gist-Brocades). De toenemende betekenis van de concern/divisiecao over de jaren 1970-1977 is

aantal werknemers onder ondernemingscao’s sterk toeneemt. In

ESB 9-2-1983

De papier- en papierwarenindustrie vormt evenals de voedings- en genotmiddelenindustrie een cao-gebied waarin het

afwijking van de voedings- en genotmiddelenindustrie is hier wel
sprake van een toename van het aantal kleine ondernemingscao’s en het aantal daarbij betrokken werknemers. Die toename
is, zo blijkt uit de classificatie van cao’s naar de aard van de onderneming, te danken aan de opvallende stijging van het aantal
cao’s voor werkmaatschappijen, want de daling in de betekenis
van de cao voor de kleinere zelfstandige onderneming gaat ook
aan de papierindustrie niet voorbij. De sterke toename in grote

6) W. Koot, Concernvorming en zeggensehap over ondernemersbeslissingen, in: A. W. M. Teulings (red.), Herstnicturering van de Industrie,
Alphen aan den Rijn, 1978, biz. 111-137. Koot heeft een onderscheid gemaakt tussen concerns, divisies, werkmaatschappijen en kleine zelfstandige ondernemingen op basis van drie criteria: zelfstandigheid in eigendom en financieel beheer, het beschikken over verkoop- en
ontwikkelingsfuncties i.v.b. met de eigen produktie, en de mogelijkheid
tot actieve deelname op lange termijn binnen een of meer sectoren qua
marktgedrag. Dit veronderstelt een zeker minimum aan diversificatie en
aan omzetgrootte, personeelsomvang en marktaandeel.

133

cao’s en in de concern/divisiecao’s is voornamelijk tot stand gekomen doordat in de beschreven periode twee grote concerns
zijn overgegaan tot het afsluiten van een eigen cao (b.v. bij Van
Gelder, KNP).
De hout- en meubelindustrie is een cao-gebied waarin de ondernemingscao in aantal en aantal betrokken werknemers daalt.
De indeling van cao’s naar grootteklasse laat zien dat dit vooral
te wijten is aan de afname van het aantal cao’s voor de kleinere
ondernemingen.
De indeling van cao’s naar de aard van de onderneming leert

dat deze conclusie onjuist is. Hoewel de cao’s voor de kleinere
zelfstandige ondernemingen een lichte daling ondergaan, zijn het
vooral de cao’s voor Nederlandse werkmaatschappijen en voor
concerns/divisies die in betekenis afnemen (b.v. Bruynzeel). De
integratie van de cao’s van de werkmaatschappijen van Nederlandse ondernemingen in concern/divisiecao’s leidde in deze bedrijfstak niet tot een toename van het aantal werknemers onder
deze — reeds bestaande — concern/divisiecao’s. Als enige van de
vier beschreven bedrijfstakken is in de hout- en meubelindustrie

sprake van een deconcentratie van de aantallen werknemers onder ondernemingscao’s, terwijl zich toch een integratie van cao’s
van werkmaatschappijen in concern/divisiecao’s voltrekt.

De bevindingen laten zich als volgt samenvatten. In de chemische Industrie is de toch al overheersende betekenis van de grote
ondernemingscao’s toegenomen. In de hout- en meubelindustrie
is die betekenis geringer, zowel in 1970 als in 1977. In de voedings- en genotmiddelenindustrie en in de papierindustrie is die

nog niet groot in 1970, maar wel in 1977. De kleine ondernemingscao is qua aantal en qua aantal betrokken werknemers vrij
stabiel gebleven. maar heeft ten opzichte van de grote ondernemingscao’s in alle vier de bedrijfstakken aan betekenis ingeboet.
De indeling van cao’s naar de aard van de onderneming laat
ontwikkelingen zien die de indeling naar grootteklasse niet zichtbaar kan maken. In alle vier bedrijfstakken is het aantal werknemers onder een concern(verbonden)cao in 1970 al omvangrijk. In alle vier bedrijfstakken daalt tussen 1970-1977 het aantal
cao’s voor kleinere zelfstandige ondernemingen, alsmede het
aantal daaronder vallende werknemers. In de hout- en meubelindustrie manifesteert dit verschijnsel zich zelfs in sterkere mate
bij de concern(verbonden)cao’s. In de andere drie bedrijfstakken
signaleren we een stijging van de concern/divisiecao in aantal en
in aantal betrokken werknemers. Eveneens zien we een dergelijke stijging bij de cao’s voor buitenlandse werkmaatschappijen.
Het tegenovergestelde doet zich meestal voor – ook in de houten meubelindustrie – met betrekking tot de cao’s voor Nederlandse werkmaatschappijen.
De bedrijfstakcao’s naar grootteklasse en aard van de bedrijfs-

tak

Het aantal bedrijfstakcao’s in de industrie loopt terug. In de
industrie exclusief de metaalindustrie bleef het aantal bedrijfstakcao’s tussen 1950 en 1960 gehandhaafd op 83, maar daarna
zakt het geleidelijk van 83 naar 77 in 1970 en van 77 naar 66 in
1977 (zie label 6). Deze daling gaat gepaard met een daling in het
aantal werknemers onder bedrijfstakcao’s in 1970-1977 van ongeveer 25% (zie label 7). Evenals bij de ondernemingscao is ten

behoeve van een nadere analyse een onderscheid gemaakt lussen
grote en kleine cao’s. Het getalscriterium is evenwel anders gekozen, nl. groter of gelijk en kleiner dan 10.000 werknemers on-

der een cao. De resultaten zijn vermeld in label 4.

Tabel 4. Bedrijfstakcao’s naar grootteklasse in de industrie exclusief de metaal, 1970 en 1977
1970
aantal
cao’s

Aantal werknemers onder cao

< 10.000 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 10.000 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

68

1977

totaal aantal
werknemers

aantal
cao’s

totaal aantal
werknemers

170.693
286.100

57
9

131.303
214.700

9

In de periode 1970-1977 daalt het aantal werknemers onder
grote bedrijfstakcao’s bij een gelijkblijvend aantal van deze cao’s.
De daling in het totaal aantal bedrijfstakcao’s is dus duidelijk te
lokaliseren bij de kleine bedrijfstakcao’s en gaat gepaard met een
afname van het aantal werknemers onder deze cao’s.
Bedrijfslakcao’s kunnen evenals ondernemingscao’s ook worden ingedeeld naar de aard van de bedrijfslak. Bedrijfstakcao’s
zijn geclassificeerd naar de mate waarin bedrijven uit verscheidene bedrijfsgroepen en/of bedrijfssubgroepen — in onze termen
secloren — onder een cao vallen. Dil leidde tot de volgende typen bedrijfstakcao’s:
• de gei’ntegreerde bedrijjstakcao. Dit is een cao die voor het
overgrote deel voor de bedrijven uil de bedrijfstak en de verschillende sectoren binnen de bedrijfslak geldt;
• de enkelvoudige sectorcao. Deze cao geldt voornamelijk voor
een vrij homogene groep bedrijven, wat tol uitdrukking komt in
hel feil dal de cao slechts een sector dekt of dat de seclor zelf nauwelijks onderscheid kent naar relevanle subsectoren;
• de meervoudige sectorcao. Dit type cao’s omvat een vrij helerogene groep van bedrijven uil de bedrijfstak, doordat of de seclor relevante subsectoren kent of de seclorcao lot stand is gekomen door samenvoeging van enkelvoudige sectorcao’s.
Omdat een analyse van alle bedrijfslakken te omvangrijk zou
worden zijn drie van de vier in het voorgaande geselecteerde bedrijfstakken geanalyseerd: de papierindustrie, die alleen enkelvoudige seclorcao’s kent, de voedings- en genolmiddeleninduslrie en de houl- en meubelinduslrie, die zowel meervoudige als
enkelvoudige seclorcao’s kennen, en de metaalindustrie waar
ge’integreerde bedrijfslakcao’s voorkomen. De chemische industrie wordt hierbuilen beschouwing gelalen, omdal het aantal bedrijfslakcao’s le klein is om een serieuze analyse le plegen. In
plaals daarvan koml de melaalinduslrie, waar ge’integreerde bedrijfstakcao’s voorkomen.
Hel resullaal van de indeling van bedrijfslakcao’s naar groolteklasse en naar de aard van de bedrijfstakcao’s voor hel aantal

cao’s en betrokken werknemers zien we in label 5. Wal belrefl
de indeling naar aard van de bedrijfslakcao was hel mogelijk lerug le gaan lol 1950, voor de aanlallen werknemers en daaruilvolgende de indeling naar groolleklasse is de lijdas weer ingeperkt tol de periode 1970-1977.
Behalve in de papierinduslrie komen in de andere bedrijfslakken zowel grote als kleine bedrijfslakcao’s voor. Een dergelijke

Tabel 5. Bedrijfstakcao’s in vier bedrijfstakken naar grootteklasse en naar aard van de bedrijfstak, 1950—1970 a)
Papier- en papierwarenindustrie
1950

1960

1970

Voedings- en genotmiddelenindustrie

1977

1950

1960

1970

1977

Hout- en meubelindustrie
1950

I960

1970

Metaalindustrie
1977

1950

1960

1977

1970

totaal
totaal
totaal
totaal
totaal
totaal
totaal
totaal
aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal aantal
werkwerkwerkwerkwerkwerkwerkwerknemers
nemers
nemers
nemers
nemers
nemers
nemers
nemers
Bedrijfscao’s voor
^ 10.000 werknemers . . . . . . . .
< 10.000 werknemers . . . . . . . .

Meervoudige sectorcao’s . . . . . .
Enkeivoudige sectorcao’s . . . . .

—
6

}*
_
6

_
8

—
6

—

—

12.150

6

—
12.150

—

6

—

4
18

13.150 }»

_
13.150

3
23

4
17

74.300
71.145

4
14

5
17

70.000
75.445

5
13

61.500

1
10

64.000 1 H
50.216 j

52.716

2
12

3
10

22.700
25.600

6

32.000
IP
16.025 J 1 3

3

35.000
1 1 .300

4
4

38.000
10.025

8

2

2
10

a) De cao’s in deze vier bedrijfstakken zijn eerst geclassificeerd naar grootteklasse. Vervolgens is per bedrijfstak c.q. sector, tot 1950 nagegaan welke typen bedrijfstakc;
nogmaals ingedeeld.

134

3 460.000
8.800

4

2
9

1
4

50.000
8.800

2
3

400.000
9.400

3

9.400

voorkwamen en zijn de cao’s

gelijkmatige spreiding is niet aanwezig bij de tweede indeling, die
ook een ander licht werpt op de afname van het aantal bedrijfstakcao’s zoals die in het begin van deze paragraaf is vastgesteld.
Het blijkt dat vooral de enkelvoudige sectorcao’s in aantal afnemen en dat de meervoudige sectorcao’s en de geintegreerde bedrijfstakcao’s in aantal toenemen en niet, of minder zwaar. gebukt gaan onder de algemene daling van het aantal werknemers
onder een bedrijfstakcao.
Het is niet mogelijk op basis van de ter beschikking staande gegevens exact vast te stellen wat er met de verdwenen enkelvoudige sectorcao’s is gebeurd. In de voedings- en genotmiddelenindustrie en in.de hout- en meubelindustrie zijn er resp. 6 en 4
gei’ntegreerd in een meervoudige sectorcao en in beide zijn er 4
verdwenen. In de metaalindustrie is het overgrote deel opgegaan
in de geintegreerde bedrijfstakcao’s, waarbij soms de meervoudige sectorcao als tussenstation heeft gefunctioneerd. Er kan dus
wel worden geconstateerd dat daar de integrate van cao ‘s van
verschillende sectoren een belangrijke rol heeft gespeeld in de afname van het aantal enkelvoudige sectorcao’s en de toename
van het aantal meervoudige sectorcao’s en geintegreerde bedrijfstakcao’s.
Met betrekking tot de concenlratie van werknemers naar de
aard van de bedrijfstakcao levert iedere bedrijfstak een ander
beeld op. De papierindustrie kent maar een type bedrijfstakcao
en in de metaalindustrie heeft de concentratie in het kielzog van
de integratie van de cao’s al voor 1970 plaatsgevonden. Sindsdien is er in deze bedrijfstak sprake van een lichte deconcentratie. In de voedings- en genotmiddelenindustrie en de hout- en
meubelindustrie wordt de afname van het aantal werknemers
onder meervoudige sectorcao’s voor een deel dan wel volledig gecompenseerd door de ..overname” van enkelvoudige sectorcao’s
door meervoudige sectorcao’s. Zo bevinden in deze bedrijfstakken in 1977 relatief meer werknemers onder meervoudige sectorcao’s en grote bedrijfstakcao’s dan in 1970. Er is sprake van concentratie van werknemers onder grote cao’s.

Tabel 6. Aantallen ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s per
bedrijfstak, 1950—1977
Ondernemingscao’s

Het voorgaande samenvattend kunnen twee tabellen worden
gepresenteerd betreffende de aantallen ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s in de peiljaren 1950, 1960, 1970 en 1977, alsmede
de respectieve aantallen werknemers die onder deze cao’s vallen.
In de industrie en vele bedrijfstakken daarbinnen loopt het
aantal werknemers onder een bedrijfstakcao – in tegenstelling tot
het aantal werknemers onder een ondernemingscao – terug. Men
moet zich echter niet vergissen: het overgrote deel van de werknemers in de gehele industrie exclusief de metaalindustrie en in
de metaalindustrie valt in 1977 nog steeds onder een bedrijfstakcao: nl. gemiddeld respectievelijk 71% en 82%. Kijken we naar
de verschillende bedrijfstakken, dan ontstaat het beeld als in label 8.
De olie-industrie, de chemische industrie en de rubber- en
kunststofverwerkende industrie kennen eigenlijk helemaal geen
bedrijfstakcao’s van enige omvang: er zijn bijna alleen ondernemingscao’s. De grafische industrie, de textielindustrie en de con-

fectie-industrie (de schoen- en lederindustrie hoort hier ook bij)
kennen op hun beurt geen ondernemingscao’s van enige betekenis: bijna alle werknemers vallen onder bedrijfstakcao’s. Daartusssen bevinden zich de cao-gebieden waar zowel bedrijfstakals ondernemingscao’s van belang zijn. Juist in deze caogebieden
– met uitzondering van de hout- en meubelindustrie – stijgt de
ondernemingscao sterk in betekenis, hoewel de meerderheid van
werknemers toch – soms nog net – onder een bedrijfstakcao valt.
In een analyse van de relatie tussen ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s is het een onbegonnen zaak om exact vast te stellen
of de winst of verlies van aantallen werknemers onder een be-

paald type cao tussen 1970 en 1977 zich afspeelt in een soort
boekhouding tussen de typen cao’s of dat bepaalde cao’s uit de
boekhouding verdwijnen of voor het eerst worden opgevoerd 7).
Dit te meer daar de werkgelegenheid in de meeste bedrijfstakken
dalende is.
Het is wel mogelijk in deze relatie de dominantie van typen
cao’s in termen van (verschuivingen tussen) aantal cao’s en aantal betrokken werknemers te beschrijven in de geselecteerde beESB 9-2-1983

Totaal

1950 1960 1970 1977 1950 I960 1970 1977 1950 1960 1970 1977
Olieverwerkende industrie
Chemische industrie . . . .
Rubber- en kunststofwerkende industrie . . . . .
Papier- en papierwarenindustrie . . . . . . . . . . . . . .

Industrie voor bouwmaterialen, aardewerk en glas .
Voedings- en genotmiddelenindustrie . . . . . . . . . . .
Hout- en meubelindustrie
Textielindustrie
en confectieindustrie . . . .

Grafische industrie . . . . .
Totale industrie excl.
metaal a) . . . . . . . . . . . . .
Metaalindustrie . . . . . . . .

4
102

75

4
91

4

4

15

25

47

_

4
3

2

79

4

105

93

16

29

48

2

1

1

22

9

12

15

6

8

6

6

28

17

18

21

4

28

37

29

10

10

10

8

14

38

47

37

10

53
21

57
35

53
27

26

21

36
20

74

13

22
II
3
3

18

14
3
3

34

79
46

71
35

17

26

12

9

9

8

8

12

163 291
14 34

356
18

348
16

i 6
/”
1
81
1

18

6

6

3

1

3

8

4
4
5

279 282
11
II

82
13

83
12

208

22

a) Inclusief overige bedrijfstakken, v

8

7

2
1
9

77
7

66
5

onder dc schoen- en lederindust

Tabel 7. Aantallen werknemers onder ondernemingscao’s en
bedrijfstakcao’s per bedrijfstak, 1950—1977
Ondernemingscao’s

Bedrijfstakcao’s

Tolaal

Bedrijfstakken
1977

1970

1977

1970

1977

5.891

1970

_

_

5.891

Olieverwerkende industrie . . . . .
Chemische industrie . . . . . . . . . .
Rubber- en kunststofverwerken-

5.391
38.428

59.935

3.125

2.800

5.391
41.553

62.735

de industrie . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Papier- en papierwarenindustrie

8.347
4.520

12.771
10.743

2.500
12.150

2.750
13.150

10.847
16.670

23.893

6.822

9.336

26.834

17.732

33.656

27.068

17.561
6.269

35.461
4.507

145.445
48.300
68.800
61.500

114.216
48.025
46!000
27.500

163.006
54.569

149.677
52.532

15.521

Industrie voor bouwmaterialen.
aardewerk en glas . . . . . . . . . . . .
Voedings- en genotmiddelen-

industrie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hout- en meubelindustrie . . . . .
Textielindustrie en

confectieindustrie . . . . . . . . . . . . .
Grafische industrie . . . . . . . . . . .

| 1.985

M32.285

75.310

50

120

55.885

60.395

55.935

60.515

90.896
86.510

Totaal industrie excl. metaal a) .
Metaalindustrie . . . . . . . . . . . . . .

De relatie tussen bedrijfstakcao’s en ondernemingscao’s

Bedrijfstakcao’s

Bedrijfstakken

142.201
90.933

456.793
468.800

346.003
409.400

547.689

488.204

555.310

500.333

1. 810

a) Inclusief overige bedrijfstakken. waaronder de schoen-en lederindustrie.

Tabel 8. Ontwikkeling van aandeel in en toename van het
aantal werknemers onder ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s naar bedrijfstak, 1970 en 1977

Bedrijfstakken

Aandeel ondernemingsIndex
Index
cao in totaa] aantal
aantal onder- aantal bewerknemers onder cao nemingscao’s drijfstakcao’s
in procenten
1977
1977

Index
werkgelegenheid
1977

1970
Olieverwerkende industrie . . . .
Chemische industrie . . . . . . . . .
Rubber- en kunststofverwerkende industrie . . . . . . . . . . . . . . . . .
Papier-en papierwarenindustrie
Industrie voor bouwmaterialen.
aardewerk en glas . . . . . . . . . . .
Voedings- en genotmiddelenindustrie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Metaalindustrie . . . . . . . . . . . . .
Hout- en meubelindustrie . . . .
Textielindustrie en confectieindustrie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grafische industrie . . . . . . . . . .
Gehele industrie, excl. metaal,
incl. overige industrieen . . . . . .

100

109
156

_

95,5

89

158
95

77

27

82
45

153
231

110
108

205
86

20

34.5

137

66

78

10,5
15
11,5

<

1977

100
92,5

23,5
18
8.5

202
105
72

70
87
99

88
93
79

2.5
1

—
—

56

42

108

117

157

76

83

1,5
1
16,5

<

29

(1970 = 100) (1970=100) (1970=100)

drijfstakken. Het accent ligt daarbij op de relaties tussen concern/divisiecao’s aan de ene kant en de verschillende typen bedrijfstakcao’s aan de andere kant. In de ontwikkeling van deze
relaties worden vier karakteristieke cao-structuren onderkend.

De niet voor nader onderzoek geselecteerde bedrijfstakken kunnen op basis van cao-gegevens naar grootteklasse hierin worden
ondergebracht.

7) Overigens hoeven niet alle ondernemingen onder een eao te vallen.
Deze ondernemingen kunnen wel onder algemeen verbindend verklaarde
bepalingen van een bedrijfstakcao vallen of zelfs feitelijk een cao naleven.

135

Cao-gebieden waar concerncao’s domineren
In de chemische Industrie zijn bedrijfstakcao’s nauwelijks relevant. De paar die er zijn, zijn heel klein en gelden voor bedrij-

ven uit duidelijk af te bakenen sectoren. Tussen de werknemers
onder bedrijfstakcao’s en ondernemingscao’s bestaat nauwelijks
enige in- of uitstroom. De sterke groei van het aantal werknemers onder de cao komt in de hoek van de concerncao’s tot
stand.
De dominantie van de concern/divisiecao en de (bijna) afwezigheid van bedrijfstakcao’s vinden we terug bij de olieverwerkende Industrie en de rubber- en kunststofverwerkende Industrie. De laatste bedrijfstak heeft wel een enigszins andere ontwikkeling gekend, want deze relatief nieuwe en nog groeiende bedrijfstak is de enige bedrijfstak in de gehele industrie waar de
kleine ondernemingscao’s niet alleen in aantal toenemen, maar

waar ook het aantal betrokken werknemers sneller stijgt dan het
aantal werknemers onder grote ondernemingscao’s. Zelfs de kleine bedrijfstakcao groeit nog een beetje. In feite vormen bovenstaande drie bedrijfstakken een cao-gebied, waarin grote ondernemingscao’s en daarmee concerncao’s volstrekt dominant zijn.
Die dominantie van concerncao’s vinden we ook nog terug in
onderdelen van andere bedrijfstakken, zonder dat er sprake is
van een relatie met het cao-gebied van de ,,procesindustrie”. Het
betreft:
— de staalindustrie en de elektrotechnische industrie in de metaalindustrie;
— de sectoren aardewerk en glas in de industrie voor bouwma-

terialen, aardewerk en glas;
— de sectoren koffie/thee en meel/brood in de voedings- en genotmiddelenindustrie.

deze bedrijfstak daalt het aantal cao’s van concerns/divisies en
het aantal enkelvoudige sectorcao’s duidelijk, ook naar de betrokken werknemers. Er is een ontwikkeling waarbij de meervoudige sectorcao’s de enkelvoudige sectorcao’s en de ondernemingscao’s opslokken. De ontwikkeling in de hout- en meubelindustrie is vrij uniek: een afnemende betekenis van de concerncao’s en een toenemende betekenis van meervoudige sectorcao’s.
Indien deze tendens doorzet, is het niet uitgesloten dat deze bedrijfstak gaat lijken op de bedrijfstakken waar geintegreerde bedrijfstakcao’s c.q. meervoudige sectorcao’s domineren.
De voedings- en genotmiddelenindustrie is als een cao-gebied
te beschouwen waarin zowel meervoudige en enkelvoudige sectorcao’s als concerncao’s aanwezig zijn. In tegenstelling tot de
hout- en meubelindustrie is er in deze bedrijfstak sinds 1970 een
duidelijke verschuiving ten gunste van de concerncao’s opgetreden. De meervoudige sectorcao’s blijven niettemin een belangrijke rol spelen en zijn minder in aantal en in aantal betrokken
werknemers achteruitgegaan dan de enkelvoudige sectorcao’s.
De toename van het aantal werknemers onder concerncao’s lijkt
niet in sterke mate te komen van de sectorcao’s: daarvoor is het
onderscheid tussen sectoren waar wel en waar helemaal geen ondernemingscao’s aanwezig zijn, te scherp. De voedings- en genotmiddelenindustrie valt in feite uiteen in sectoren die in te delen zijn bij bedrijfstakken waar of concerncao’s of bedrijfstakcao’s domineren. Daarmee wordt toch een vraagteken gezet achter de betekenis van de voedings- en genotmiddelenindustrie als
een cao-gebied.

Cao-gebieden met concerncao’s en enkelvoudige sectorcao’s

Cao-gebieden waar geintegreerde bedrijfstakcao’s of meervoudi-

De papier- en papierwarenindustrie is een bedrijfstak die noch
een geintegreerde bedrijfstakcao, noch een meervoudige sectorcao kent: er zijn alleen enkelvoudige sectorcao’s. Omdat het

ge sectorcao’s domineren

aantal werknemers onder de enkelvoudige sectorcao’s enigszins

De metaalindustrie is gekozen als representant van bedrijfstakken waar bijna alle werknemers vallen onder bedrijfstakcao’s
en ondernemingscao’s nauwelijks aanwezig zijn. De metaalindustrie als cao-gebied voldoet niet in haar geheel aan de eisen
van die rol. Zoals zojuist gesteld, heeft de metaalindustrie nl. in

twee aparte bedrijfstakken staal- en elektrotechniek twee zeer
grote concerncao’s. De metaalindustrie geeft in de jaren
1970-1977 een zeer stabiel beeld in aantal cao’s, in het aantal
daarbij betrokken werknemers en in de verdeling daarvan over
ondernemings- en bedrijfstakcao’s. Er bestaat dan ook nauwelijks enige relatie tussen de ondernemingscao’s en de bedrijfstakcao’s wat betreft toe- of afname van aantallen werknemers onder
een cao.
In de bedrijfstakken van de metaalindustrie waar de bedrijfstakcao’s domineren zien we dat de geintegreerde bedrijfstakcao’s
in aantal en in aantal betrokken werknemers winnen, terwijl de
meervoudige en enkelvoudige sectorcao’s in aantal en in aantal

betrokken werknemers een daling te zien geven. Dit is voornamelijk het gevolg van opname van deze cao’s in de geintegreerde
bedrijfstakcao’s.
De cao-structuur van de metaalindustrie minus de staal- en de
elektrotechniek is terug te vinden bij: de grafische industrie, de

textielindustrie, de confectie-industrie en de schoen- en lederindustrie. Het is opvallend dat het hier meestal om zeer grote bedrijfstakcao’s gaat. Ook is opvallend dat behalve de grafische industrie de werkgelegenheid in de andere bedrijfstakken over de
periode 1970-1977 geweldig terugloopt, wat zijn weerslag heeft
in een — zij het wat minder — grote daling van het aantal werknemers onder deze cao’s.

De meervoudige sectorcao speelt de rol van de geintegreerde
bedrijfstakcao in een groot aantal sectoren in de voedings- en genotmiddelenindustrie. waaronder zuivel, suiker en suikerverwerkend. vlees, groente en fruit. Daar waar de meervoudige sectorcao’s en de geintegreerde bedrijfstakcao’s domineren. hebben
ondernemingscao’s nauwelijks een kans op een bestaan.

Cao-gebieden met concerncao’s en meervoudige sectorcao’s
In de hout- en meubelindustrie zijn zowel meervoudige sectorcao’s, enkelvoudige sectorcao’s als concerncao’s aanwezig. In
136

stijgt, is het aannemelijk dat de toenemende betekenis van de
concern/divisiecao’s bij dalende werkgelegenheid tot stand komt
doordat nieuwe cao’s worden afgesloten in concerns waar daarvan voorheen geen sprake was. De betekenis van de concerncao’s ten opzichte van de enkelvoudige sectorcao’s neemt toe.
De opkomst van de concerncao heeft misschien de ontwikkeling
van meervoudige sectorcao’s geblokkeerd.
De cao-structuur van de papierindustrie — met belangrijke
concerncao’s en een groot aantal enkelvoudige sectorcao’s —
vinden we terug in de volgende bedrijfstakken c.q. sectoren: de
industrie voor bouwmaterialen, aardewerk en glas en bij twee
sectoren van de voedings- en genotmiddelenindustrie, nl. drank
en tabak. Als er steeds meer werknemers onder een concerncao
vallen, bestaat de mogelijkheid dat deze cao-gebieden gaan lijken
op die bedrijfstakken waar concerncao’s volledig domineren en
enkelvoudige sectorcao’s een marginale rol spelen.
Het is opvallend dat zowel de papierindustrie als de industrie
voor bouwmaterialen, aardewerk en glas onder invloed staan
van een ander cao-gebied. De papierindustrie staat ongetwijfeld
onder invloed van de grote geintegreerde bedrijfstakcao van de
grafische industrie. De grote bouwcao, die geen industriecao kan
worden genoemd, heeft invloed op de cao’s in met name de sector steen en beton van de industrie voor bouwmaterialen, aardewerk en glas.
Conclusie

Binnen de industrie zijn diverse cao-gebieden onderscheiden,
die — gekoppeld aan bepaalde bedrijfstakken/sectoren — zijn
geanalyseerd. Het blijkt mogelijk alle bedrijfstakken/sectoren in
een viertal karakteristieke cao-structuren onder te brengen.
In de eerste onderkende cao-structuur zijn bedrijfstakcao’s zo
goed als afwezig en vallen de meeste werknemers onder ondernemingscao’s. Hieraan is in de periode 1970—1977 weinig veran-

derd. maar binnen de ondernemingscao’s hebben de concerncao’s wel sterk aan betekenis gewonnen. In de tweede onderkende cao-structuur ontbreken ondernemingscao’s en vallen de
meeste werknemers onder bedrijfstakcao’s, Ook hier is in de periode 1970-1977 weinig verandering in opgetreden. De integratie van bedrijfstakcao’s heeft zich veelal voor 1970 voltrokken.

In de twee andere cao-structuren vallen werknemers zowel onder ondernemingscao’s als bedrijfstakcao’s. Ze zijn relatief nieuw
doordat in de jaren 1970-1977 de concerncao’s opkomen, waardoor meervoudige en enkelvoudige sectorcao’s (met name de enkelvoudige) aan betekenis inboeten. De enige uitzondering die de
regel bevestigt is de hout- en meubelindustrie, want in deze bedrijfstak neemt de concerncao in betekenis af, terwijl de meervoudige sectorcao juist aan betekenis wint.
Het ziet er naar uit dat concerncao’s voor de ontwikkeling van
bedrijfstakcao’s binnen de bedrijfstak geen ruimte laten. Omgekeerd laten gei’ntegreerde bedrijfstakcao’s geen ruimte voor de
ontwikkeling van ondernemingscao’s. Meervoudige sectorcao’s
laten wel ruimte voor de ontwikkeling van concerncao’s in de bedrijfstak, maar als we deze bedrijfstakken opsplitsen naar sectoren sluiten ze elkaar ook uit. Enkelvoudige sectorcao’s en concerncao’s komen wel tegelijkertijd voor binnen een bedrijfstak of
sector.
M. J. Huiskamp
Appendix
Empirisch materiaal en bronnen
Het empirisch materiaal waarop deze studie is gebaseerd, kan
worden ingedeeld in drie categorieen. De eerste categoric betreft
de gegevens over aantallen cao’s en de aantallen daarbij betrokken werknemers. Deze zijn afkomstig van het CBS en van het
Loonbureau (nu de Dienst collectieve arbeidsvoorwaarden).
Deze gegevens zijn gegroepeerd naar cao-gebieden. De tweede
categoric betreft gegevens over bedrijfstakken. die voornamelijk
in CBS-statistieken vervat zijn. Deze gegevens zijn gegroepeerd
naar de bedrijfstak- en sectorindeling van het CBS. De derde categorie wordt gevormd door gegevens over ondernemingen. Deze
zijn ontleend aan de jaaroverzichten van Het Financieele Dag-

blad van de resultaten van de grotere ondernemingen in Nederland gerangschikt naar omzet en personeelsomvang, publikaties
van Dun and Bradstreet (Who owns whom) en jaarverslagen van
ondernemingen.
De gegevens uit deze bronnen zijn niet op elkaar afgestemd en
een extra complicatie vormt de beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van gegevens van verschillende jaren. Voor aantallen
cao’s kan teruggegaan worden tot 1950, voor aantallen werknemers tot 1970. Het CBS heeft de bedrijfstakindeling tussen 1950
en 1977 drie maal gewijzigd en het overzicht van Het Financieele Dagblad is over de jaren zodanig in opzet verbeterd dat een
vergelijking tussen bij voorbeeld 1970 en 1977 te veel onnauwkeurigheden oplevert om vaste grond onder de voeten te bieden.
De tabellen 6 en 7 over aantallen cao’s en betrokken werknemers zijn gebaseerd op de volgende bronnen:
— voor 1950 en 1960 is gebruik gemaakt van de publikaties van
het CBS, t.w.: Regelingen van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, 1950 in Nederlanden idem voor 1960. Deze publikaties geven geen cijfers over aantallen betrokken werknemers per cao;
— voor 1970 en 1977 is gebruik gemaakt van de overzichten van
het Loonbureau over geregistreerde ondernemings- en bedrijfstakcao’s met aantallen cao’s en de aantallen daarbij betrokken werknemers.
Aantallen cao’s en betrokken werknemers zijn ingedeeld naar
bedrijfstakken. Daarbij zijn enkele correcties gepleegd. De belangrijkste zijn dat regionale cao’s niet zijn meegeteld en dat
cao’s voor administratief personeel niet apart zijn geteld en wat
betreft aantallen werknemers zijn opgenomen onder de desbetreffende handarbeiderscao. Een van de redenen hiervoor was
dat vele van dergelijke cao’s later zijn geTntegreerd. Wat betreft
aantallen cao’s berusten de jaren 1950 en 1960 voor een aantal
bedrijfstakken op een schatting.

Auteur