Ga direct naar de content

CPB overschat werkgelegenheidseffecten

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 3 1995

inkelsluiting

CPB overschat
werkgelegenheidseffecten
In hun artikel doen Bernardt, Van
Hoek en Koning een poging aan te
tonen dat verruiming van de openstellingstijden van winkels tot een behoorlijke werkgelegenheidsgroei kan leiden, zeker in het licht van een zeer
beperkte omzetstijging met 0,4%. Volgens de CPB-economen treedt door
verruiming van de openingstijden van
winkels een efficiencyverlies op bij de
inzet van arbeid. Het Planbureau concludeert onder meer dat bij kleine
bedrijven de omzet met 2,4% afneemt,
terwijl de werkgelegenheid met 500
arbeidsjaren toeneemt. Kennelijk
wordt ervan uitgegaan, dat de winkelier zijn deuren openzet, ook als er
geen klanten komen.

Langer open, maar hoeveel?
Een van de belangrijke verschillen tussen de HIM- en CPB-studie betreft de
veronderstelde openingstijdverruiming die na deregulering van de winkelsluitingswet zal plaatsvinden (zie
ook H.J. Gianotten en HJ. Heeres,
Meer over winkelsluitingstijden, EIM;
hierin worden de verschillen en overeenkomsten tussen de studies van het
CPB en het EIM meer uitgebreid besproken). Het EIM gaat ervan uit, dat “
winkels die de openingstijd daadwerkelijk gaan verlengen, dat doen met
gemiddeld ruim 5 uur per week. Het
CPB veronderstelt een verlenging van
5 uur per week, berekend over alle
vestigingen in de detailhandel. Dit
achten wij niet realistisch: ook nu zijn
veel winkels korter geopend dan de
wettelijk toegestane tijd, bij voorbeeld
omdat zij gesloten blijven op koopavond. Het CPB gaat er van uit dat individuele ondernemers ook als zij
daarmee geen extra omzet realiseren
hun openingstijd zullen verlengen.
Volgens ons onderzoek kunnen
detaillisten op twee manieren op de
deregulerig reageren. In de eerste
plaats zijn er detaillisten die hun openingstijden afstemmen op de wensen

ESB 3-5-1995

van de klant, zonder de totale openingsduur ingrijpend te verlengen. In
de tweede plaats zijn er detaillisten
die de openingsduur wel zullen laten
toenemen. Met name kleinere bedrijven zullen hun openingsduur zoveel
mogelijk aanpassen, zonder daarbij de
totale openingsduur aanmerkelijk te
verlengen. Daarbij moet worden bedacht, dat in ongeveer 60.000 detailhandels-vestigingen maximaal een
werkzame persoon aanwezig is. Bijna
48.000 ondernemingen in de Nederlandse detailhandel zijn ondernemingen zonder personeel. De verwachting van het CPB dat het kleinbedrijf
in de Nederlandse detailhandel als geheel de winkelopenstellingsduur met
gemiddeld 4 uur per week zal verlengen lijkt dan ook weinig reeel1.
Omzet en werkgelegenheid
Zowel door ons, als door het CPB
wordt een geringe omzetstijging verwacht als gevolg van deregulering
van de winkelopenstellingstijden. De
verwachte (theoretische) effecten van
deregulering van de winkelopenstellingstijden voor de werkgelegenheid
kunnen (op middellange termijn) ontstaan door een toeneming van de (vaste) drempelarbeid, een daling van de
variabele arbeid door piekafvlakking ,
en een daling van de werkgelegenheid door omzetverschuiving van kleine naar grote bedrijven. Op middellange tot lange termijn kan daar nog aan
worden toegevoegd: een daling van
de werkgelegenheid door een betere
aanpassing van de winkelcapaciteit bij
de vraag en door een betere benutting van de detailhandelscapaciteit
zelf. Verlenging van winkelopenstellingstijden is immers een impliciete
capaciteitsuitbreiding. Theoretisch gezien leidt alleen het eerste effect tot
groei van de werkgelegenheid. Alle
andere effecten leiden tot een daling.
Onderzoek in Frankrijk en in Zweden heeft het bestaan van efficiencywinsten in de levensmiddelendetailhandel aangetoond. De door het CPB
bekritiseerde verwijzing naar de studie van Thurik en Van der Wijst geeft
daarvoor eveneens een indicatie,
maar is niet van doorslaggevende betekenis voor legitimering van de door
ons veronderstelde arbeidsproduktiviteitstijging. In het CPB-werkdocument
wordt gesteld, dat micro-( efficiency-)
effecten teniet worden gedaan, omdat
alle ondernemingen hun openingstijd
evenredig zullen verruimen. Met deze
micro-mechanistische benadering

wordt voorbijgegaan aan het aanpassingsvermogen van de markt. Op die
markt reageren ondernemers en consumenten op de nieuwe omstandigheden en vinden omzetverschuivingen
plaats van ‘oude’ naar ‘nieuwe ‘ uren
en van ondernemingen die niet reageren naar ondernemingen die dat wel
doen.
Door de Britse overheid werd in
1993 in de adviesaanvraag aan het
Britse parlement geconcludeerd dat
deregulering van de winkelopenstelling op middellange tot lange termijn
tot verlies van werkgelegenheid leidt
bij een toenemende efficiency van de
detailhandel en als gevolg hiervan tot
produktiegroei en versterking van de
Britse concurrentiekrachf/1. Het verdient dan ook aanbeveling dat ook de
Nederlandse beleidsmakers geen
hooggespannen verwachtingen vormen van de gevolgen van verruiming
van de winkelsluitingsweg voor de
werkgelegenheid. De detailhandelswerkgelegenheid kan alleen fors toenemen als ook de detailhandelsomzet
fors stijgt.
H.J. Gianotten en H.J. Heeres
De auteurs zijn werkzaam bij het EIM.
1. Zie ook de resultaten van de recente
experimenten in 14 gemeenten. Hieruit
Week, dat minder dan 1% van de detaillisten gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om op maandag tot en met zaterdag de openingsuren uit te breiden (naar
volledige eigen keuze in Den Haag en tot
21.00 uur in de andere gemeenten). Uit
een EIM-onderzoek onder 5.354 detaillisten bleek, dat de verandering van de winkelsluitingswet per 1-1-1993 bij 8% van
alle vestigingen heeft geleid tot verandering van de openstellingstijd. Veelal werd
‘later sluiten’ gecombineerd met ‘later
open gaan’ of Vroeger open gaan’ met
‘vroeger sluiten’. Gemiddeld was de winkelopenstellingstijd per oktober 1994 met
0,05 uur per week toegenomen.
2. De daling van de variabele arbeid door
piekafvlakking laat onverlet dat de ‘losse’
variabele arbeid (scholieren, hulp- en oproepkrachten) kan toenemen ten koste
van de Vaste’ variabele arbeid. De vervanging van ‘vaste’ variabele arbeid door
scholieren is geen oplossing van het werkloosheidsprobleem onder laaggeschoolden, zoals door het CPB wordt benadrukt.
3. A.R. Thurik, Labour productivity, economies of scale and opening time in large
scale retail establishments, The Service Industries Journal, maart 1984, biz. 19-29.
4. Reforming the law on Sunday trading,
a guide to the options to reform, presented
to Parliament by the Secretary of State for
the Home Department, HMSO, Londen,
juli 1993.

427

Auteurs