Ga direct naar de content

Meer kansen dan bedreigingen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 3 1995

Vr inkelsluiting

Meer kansen
dan
bedreigingen
Het onderzoek van Bernard! e.a. naar
de economische effecten van liberalisering van winkeltijden geeft ons weinig aanleiding tot nader commentaar.
Vorig jaar publiceerden wij een eerste
tentatieve berekening van deze effecten . Daarmee sloten wij nauw aan bij
een Zweeds econometrisch model en
de ervaringen in Zweden. Bernardt
e.a. presenteren verschillende verfijningen en verbeteringen van onze tentatieve berekening, hetgeen valt toe te
juichen. Ook door Gianotten e.a. is
sindsdien een studie gepubliceerd.

Consensus
De drie onderzoeken geven een minder uiteenlopend beeld dan de inleiding van Bernardt e.a. doet vermoeden. Uit bijgaande tabel blijkt dat wij
de te verwachten economische effecten terecht als gunstig bestempelden:
het prijsniveau vertoont een tendens
tot daling (nota bene bij een beter
produkt: openingstijden gedicteerd
door de klant), de omzet stijgt in de
meest plausibele scenario’s en de
werkgelegenheid stijgt eveneens (wellicht zelfs fors).

Overdrijving?
Door direct aan te sluiten bij het genoemde Zweedse precedent, hebben
wij de te verwachten effecten voor Nederland deels overschat en deels on-

derschat. Overschatting is het gevolg
geweest van het gebruik van de beschikbare micro-economische prijselasticiteit voor onze meso-economische berekening. Voorts zijn wij
uitgegaan van de in Zweden ervaren
vergroting van de winkeltijden in de
food-sector (10 uur). Dat is meer dan
de keuze van Bernardt e.a. maar niet
op voorhand implausibel3.
Van systematische overdrijving is al
met al echter geen sprake. Zo hebben
wij onze berekening beperkt tot de
food-sector; Bernardt e.a. beschouwen de gehele detailhandel. Daarnaast hebben we de niet aan de omzet gerelateerde arbeid (de service- of
drempelarbeid) voorzichtig geschat.
Voorts is door ons geen rekening gehouden met de gunstige effecten van
differentiatie van winkeltijden en produktinnovatie – door Bernardt e.a.
overigens evenmin (zie verderop).
Het saldo van deze en andere overen onderschattingen heeft ertoe geleid, zo blijkt nu, dat onze berekening
van de werkgelegenheidseffecten vrijwel exact het midden hield tussen die
van Gianotten e.a. en Bernardt e.a.
Naast deze duidelijk traceerbare verschillen is het opmerkelijk dat Bernardt e.a. de gemiddelde arbeidsproduktiviteit zien afnemen, terwijl het
door ons vermelde Internationale onderzoek juist op het tegendeel duidt.
Hier spelen twee tegengestelde effecten: stijgende arbeidskosten door
meer uren en dalende arbeidskosten
door grotere efficientie. Bernardt e.a.
gaan er van uit dat het tweede effect
op de middellange termijn nog niet
zal optreden. Zij suggereren echter
ook dat dit tweede effect zich op de
lange duur wel kan voordoen. Krijgt
dit effect dan de overhand, dan zouden efficientievoordelen toch het
zwaarste wegen en in prijsdalingen
kunnen resulteren. In dat geval kunnen de effecten nog weer gunstiger
zijn, met name voor de consument.

Tabel 1. Effecten van verruiming winkeltijden in de verschillende
studies
Kremers e.a.
Aantal uren
Prijs
Omzet
Werkgelegenheid

Gianotten e.a.

Forse stijging
Daling
Forse stijging
Stijging

Geringe stijging
Geringe daling
Stijging
Geringe stijging

Stijging
Geringe stijging3
Stijging
Forse stijging

a. Zie nuancering in de tekst.
b. Dit betreft scenario 2. In scenario 1 dalen de omzet en de werkgelegenheid
vanwege een veronderstelde afwezigheid van autonome vraagstijging, hetgeen op gespannen voet staat met buitenlands onderzoek.

428

Perspectief

Bernardt e.a.
een aardig beeld
te ontstaan van
de economische
effecten die kunnen voortvloeien
uit veranderingen
aan de kostenzijde van het winkel
bedrijf. Nog totaal

buiten beeld in alle beschikbare onderzoeken zijn de effecten van de genoemde klantgerichte winkeltijdendifferentiatie en produktinnovatie. Toch
valt daar heel wat van te verwachten.
Voordelen van liberal isatie betreffen
niet alleen de verlenging van de openingstijd (de enige impuls in deze studies), maar zeker ook de differentiatie.
Het is goed mogelijk dat vooral de
kleinere winkels, die er bij Bernardt
e.a. nogal bekaaid van afkomen , zullen profiteren van deze nieuw geboden vrijheid. Zouden veel mensen
hun levensmiddelen niet graag dagelijks na hun werk vers bij de kleine
winkel om de hoek halen, in plaats
van eens per week in een noodtempo
een voile achterbak voor de vrieskist
te halen bij de megastore? Wij denken
van wel. Het is dan ook niet verrassend dat het Nederlands Centrum
Buitenlanders – met veel kleine winkeliers in zijn achterban – zo buitengewoon positief heeft gereageerd op de
plannen voor een winkelopeningswet3.
JJ.M. Kremers en R.H.J.M. Gradus
De auteurs zijn plv. directeur respectievelijk beleidsmedewerker bij de directie Algemene Financiele en Economische Politiek
van het Ministerie van Financien. De eerste
is tevens hoogleraar Financieel-Economisch Beleid aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam (Ocfeb). Deze publikatie is op
persoonlijke titel.

1. JJ.M. Kremers, R.HJ.M. Gradus en
PJ.G. Heijmans, Winkelsluiting op de helling”, ESB, 13 juli 1994, biz. 628-632.
2. Deze mogelijkheid wordt voor de langere termijn ook gesuggereerd door Bernardt e.a.
3. Indicatieve berekeningen met het
Zweedse model laten zien dat het niveau
waar de kosten en opbrengsten van een
marginale verruiming aan elkaar gelijk
zijn en de openingstijd optimaal is, nog
niet is bereikt bij een toename van tien
uur (zie R.HJ.M. Gradus, The economic
effects of extending shop opening hours in
the Netherlands, 1995, working paper).
4. Volgens Bernardt e.a. daalt de omzet
van kleine winkels met 2,4%, terwijl die
van grote winkels met 3,4% stijgt. Dit
wordt in feite a priori opgelegd door te
veronderstellen dat kleine winkels hun
openingstijd met 4 uur uitbreiden en grote winkels Tnet 10 uut Indien er ook nog
rekening mee wordt gehouden dat de beloning voor extra uren in het grootbedrijf
25% hoger ligt dan in het kleinbedrijf (Deloitte & Touche, Bedrijfsvergelijking 1993,
Dordrecht, 1994), dan resulteert een genuanceerder beeld voor het kleinbedrijf.
5. Staatscourant, 30 maart 1995. biz. 3.

Auteurs