Ga direct naar de content

Conjunctuurindicator april 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 4 1990

Conjunctuurindicator
april 1990

Aufschwung?

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator

Met voorzichtige herstel van de conjunctuur dat de DNBconjunctuurindicator voor mei aanstaande aangaf, duurt in
juni voort (figuur 1). De geTndiceerde opwaartse beweging
in mei en juni is onder meer gebaseerd op de IFO-conjunctuurindicatorvoorde Duitse Industrie. Deze indicator duidt
op een Aufschwung in de Duitse conjunctuur, waarvan
Nederland profiteer! via de export die voor 30% naar Duitsland gaat. De tweede component die aan de hernieuwde
stijging van de DNB-conjunctuurindicator heeft bijgedragen, is de door nieuwe NCM-polishouders verwachte te
verzekeren omzet, waaruit een groter vertrouwen in de
kredietwaardigheid van binnenlandse afnemers blijkt.
In groeitermen uitgedrukt betekent het lichte herstel van
de opgaande conjunctuurbeweging in mei en juni nog niet
veel. De conjuncturele component van de industriele produktiegroei, die in maart en april tot nihil was teruggelopen,
Hep in mei en juni op tot slechts 0,1 procentpunt (tabel 1).
De produktie blijft nagenoeg in het trendmatige tempo van
circa 2,6% groeien.
De vraag kan gesteld worden welke impuls verwacht
mag worden van de Duitse monetaire en economische
eenwording. Volgens de eerste tentatieve berekeningen
van het Centraal Planbureau zou de Nederlandse goederenuitvoer (exclusief energie) door de Duitse eenwording
in 1990 1% en in 1991 2,3% hoger uitkomen1. Tegenover
de gunstige gevolgen voor de export staat een negatieve
impuls op de Nederlandse binnenlandse bestedingen, omdat is aangenomen dat, in navolging van de Duitse rente,
de Nederlandse rente hoog zal blijven, hetgeen met name
de woningbouw onder druk zal zetten. Per saldo is er
sprake van een positief effect op de produktie van bedrijven
van 0,1 procentpunt in 1990, oplopend tot 0,5 procentpunt
in 1991.
Is boven vermeld effect van de Duitse eenwording groot
genoeg om een nieuwe conjunctuurgolf te veroorzaken?
Om deze vraag te beantwoorden wordt het effect vergeleken met conjuncturele uitslagen in het verleden. TabelJ?
geeft, voor zowel de industriele produktie als de binnenlandse produktie als geheel, voor de jaren 1967-1989 aan
met hoeveel procent de produktie afweek van zijn trendmatige niveau, wanneer de conjunctuur zijn hoogte- respectievelijk dieptepunt bereikte. Daaruit blijkt dat de produktie in de Industrie over de periode 1967-1989 conjuncturele uitslagen van gemiddeld 2,4% naar boven en 2,7%
Tabel 1. Groei industriele produktie volgens de indicator3
1990
Jan

feb

mrt

apr

mei

juni

Trend
2,7
Conjunctuur 0,3

2,7
0,2

2,7
0,0

2,6
0,0

2,6
0,1

2,6
0,1

Groei

3,0

2,9

2,7

2,6

2,7

2,7

a. In procenten van de overeenkomstige maand van het vorige jaar, 12-

maands voortschrijdende gemiddelden.

332

Indicator

Realisatie

1980

84

81

86

naar beneden vertoonde. Het bruto binnenlands produkt,
dat minder conjunctuurgevoelig is dan de Industrie, vertoonde in dezelfde periode gemiddeld een conjuncturele
uitslag van circa 1%. Op grond van een en ander wordt
vooralsnog niet verwacht dat de Duitse eenwording op
eigen kracht een nieuwe Nederlandse conjunctuurgolf zal
voortbrengen.
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator duidt voor mei en juni op
een bescheiden opwaartse conjuncturele beweging. Hieraan heeft de recente Aufschwung in de Duitse conjunctuur
mede bijgedragen. Volgens de huidige inzichten zal de
komende Duitse monetaire en economische eenwording
slechts een beperkte invloed op de Nederlandse conjunctuur uitoefenen.

1. Centraal Planbureau, Gevolgen van de Duitse economische
eenwording, Werkdocument nr 34, Den Haag, februari 1990.

Tabel 2. Conjuncturele afwijkingen in de produktie in de
verwerkende Industrie en in het bbp, in procenten
Produktie Industrie

Datering

Dal

Top

Dal

Top

omslagpunt

omslagpunt

aug ’67
aug ’70

-2,8

mei 72
mrt 74
jun 75
okt 76
feb 78
okt 79
apr ’83
Jan ’85
jun ’87
okt ’89

-2,1

Gemiddeld

Bbp
Datering

1,9
4,9
-5,3
2,3
-1,5
2,8
-2,7
0,9
-1,5
1,5

-2,7

2,4

67 II
71 I
72 II
74 II
75 II
76
78
79
82
84
87
89

II
IV
IV
IV
I
II
II

-0,6
1,0
-0,7
1,7
-1,9
0,8
-0,7
1,9
-1,5
0,2
-0,7
0,8

-1,0

1,1