Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 23 1994

Figuur 2. Produktie industrie, volume,
procentuele mutatie jan-nov 1993 t.O.V.
jan-nov. 1992

Falllissementen

10

Het aantal uitgesproken faillissementen blijft stijgen. In januari 1994 zijn
534 faillissementen uitgesproken.
Dit is een toename van 18% ten opzichte van een jaar eerder. In 1993
als geheel bedraagt het aantal faillissementen 6 428, een stijging van 27%
vergeleken met 1992. Sinds het CBS
begon met het meten van het aantal
faillissementen (in het begin van
deze eeuw) werd alleen in het begin
-10

Figuur 1. Aantal faillissementen per
provincie, procentuele mutaties 1993
t.o.v. 1992

van de jaren tachtig een groter aantal
geregistreerd. Per provincie varieert
de stijging in 1993 van 1% in Drenthe
tot 44% in Friesland (figuur 1).
In de bedrijfstak handel, horeca en
reparatie bedrijven is het accres het
geringst (+18%). De grootste stijgingen worden waargenomen in de
landbouw en visserij (+52%) en in de
transport-, opslag- en cpmmunicatiebedrijven (+49%).

Industriële produktie
Het volume van de industriële produktie ligt in 1993 in Nederland 1,5%
onder het niveau van 1992. Hoewel
dit het laagste cijfer is van de afgelopen twaalf jaar heeft de Nederlandse
industrie het, vergeleken met een
aantal ons omringende landen, niet
zo slecht gedaan (figuur 2). Met
name ten opzichte van Duitsland,
Oostenrijk en België is de daling bij
ons een stuk kleiner. In aan aantal
Scandinavische en Engelstalige landen is de produktie toegenomen.
Bij het hoge groeicijfer van Zweden
(ruim 8%) moet bedacht worden dat

in dit land de industriële bedrijvigheid tussen 1990 en 1992 met ongeveer eenzelfde percentage is gedaald. In de VS groeit de industrie
voor het tweede achtereenvolgende
jaar. Vanaf 1991 bedraagt de stijging
een kleine 10%.
In een aantal landen van de Europese Unie is het oordeel van de ondernemers in de industrie over hun
orderpositie in de tweede helft van
1993 verbeterd (figuur 3). Dit oordeel kan worden gezien als een indicatie voor de ontwikkeling van de
toekomstige industriële produktie. In
Italië en Frankrijk is de verbetering
het grootst. De verbetering van het
oordeel is in Duitsland en Nederland
bescheiden gebleven. Een spoedige
opleving van de industriële bedrijvigheid is in deze twee landen dan ook
op grond van deze indicator niet te
verwachten.

Lage groeicijfers consumptie
De binnenlandse consumptieve bestedingen door gezinshuishoudingen
in 1993 zijn 0,8% groter dan in 1992.
Dit groeicijfer is het laagste van de
afgelopen tien jaar. In 1990 bedroeg
de stijging nog 4,4%, daarna zijn de
jaarlijkse groeicijfers in hoog tempo
afgenomen. De bevolkingstoename
in 1993 bedraagt eveneens 0,8% zodat de consumptie per hoofd van de
bevolking nagenoeg op hetzelfde
peil ligt als in 1992.
Voor de meest conjunctuurgevoelige categorie, de consumptie van
duurzame goederen, is de ontwikkeling nog ongunstiger. Het volume ligt
in 1993 bijna 3% onder dat van het
voorgaande jaar. Het hectische verloop van de auto-aankopen
is aan

Figuur 4. Binnenlandse consumptie gezinnen, volume, procentuele kwartaalmutatie t.O.V.voorgaand jaar
5
… –

• % jaarmutaties

4

2

Figuur 3. Beoordeling orderpositie
industrie, 1993, seizoengecorrigeerd,
saldo van positieve en negatieve antwoorden in % van totaal

o
-I

-10

-70 “-…l—L.-‘-…..L-L-‘—‘–‘—”–‘–L-L
f mam
j
i aso
n d

deze ontwikkeling niet vreemd. De
verwachte maar niet doorgevoerde
belastingmaatregelen
stuwden de
auto-aankopen
in december 1992
fors omhoog om in januari 1993
sterk terug te vallen. Gemeten over
heel 1993 blijven de auto-aankopen
zo’n 15% achter bij 1992. Ook andere
duurzame consumptiegoederen
laten
dalingen zien. Het volume van de
consumptie van voedings- en genotmiddelen is in 1993 nagenoeg even
groot als in het voorgaande jaar.

F

E

B

u

R

I

R

A

Kerngegevens recente ontwikkelingen, procentuele mutaties t.O.V.hetzelfde jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
19871’91

1992

1993

gemidd.

1993
lekw.

2ekw.

3ekw.

4ekw.

1993
okt.

1994
dec.

Trend 2)

jan.

VOLUMEGEGEVENS
Produktie

(KwartaaJrekeningen)

Bruto bhmenIands

produkt

(m.p.)

Landbouw en visserij
Nijverheid
Handel, hotel- en restaurantw.,
rep. bedr.
Transport.
opslag- en communicatiebedr.
Overige

dienstverlening

Algemeen

(exel.

overheidsbestuur.

overh.)
enz.

produ/ctie (maandindicatoren)
Delfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genouniddelenindustrie
Textiel-,

1.4
0.9
0.1
0.8
3.1
2.0
0.6

1
3
2
1
4
3
6
3
4
0
3
1
-5

0
0
3
-8
-1
2
-2
0
0
0
-I
0
0

-0.5
4.9
-2.2

-3.1
1.5
1,4
0.4

0.2
6.7
-2.9
-0.7
2.2
2.1
0.3

0.8
3.4
-1.3
0.5
3.6
2.2
0.2

I

1+
I
I

1+
I
I

en lederindustrie

industrie
en kunststofverw.

industrie

Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische
Rest metaal-

industrie

en overige

indushie

Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen

1
-2
0
2
2
-3
-5
-1
0
-1
-4
-1
1

-1
-1
0
0
1
-2
-5
-3
2
0
-4
-1
-8

-6
-3
0
-5
1
-6
-7
0

9
-1
1
8
3
-5
-5
0

-5
-4
-2
-1

0
-3
-2
14

-3

0

0
1

-8
0

8
-12

20

1
0
-3
2

-1
-1
-9
2

2
1
0
3

2
0
2
2

0
0
-5
2

-1
-4
-4
1

2
2
-2
4

0
2
-7
2

-7
-7
-6

-2
-1
-4

4
4
2

-2
-1

kleding-

Papier- en grafische industrie
Chemische
Rubber-

2.9
4.0
2,4
3.4
4,4
3.3
1.0

-1
-1

3.2
-3.0
1.4
0.3

2.9
-2,4
1.9
-0.1

6
-1

-8
-1

18
-1

0

-1

5
0

I
I
I

1
1
–I
–I

-7

I
I

4

-I
–I
I
I

Consumptie

BlnnenIaodse~
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame

consumptiegoederen

Overige goederen en diensten

3
2
4
3

Investeringen
in vaste activa
Bndo iDvest:eringeo,
totaal
Bedrijven

Overheid
Buitenlandse handel

1
I
-I

1+

(goederen)

Invoer
Uitvoer
intemaJionoal
Verenigde Staten
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
Japan

BBP

2.0
3.8
2.0
4.9

2.6
1.2
-0.5
1.4

1.5

3.7

2.1

2,4

2.2

2.0

1.7

1.9

1.7

1.7

0.6
-0.3
19.00

-0.9
-3.3
19.32

-1.5
-3.3
17.24

-1.5
-3.2
18.30

-2.0
-4.0
18.54

-1.5
-3.1
16.69

-1.1
-3.2
15.42

-1.3
-3.4
16.93

-1.2
-3.3
15.56

-0.8
-2.8
13.78

14.00

1.8
2.0
2.1

4.3
3.2
4.0

3.2
2.5
3.7

3.9
4.7
4.4

3.5
1.7
4.8

2.7
1.5
2.8

2.8
2,4
2.8

2.8
2.4
2.8

2.8
2.4
2.8

2.8
2.4
2.8

2.3
1.7
2,4

1.96
1.127
3.37
1.43

1.76
1.126
1.39

1.86
1.123
2.79
1.68

1.84
1.125
2.71
1.52

1.81
1.122
2.79
1.65

1.89
1.124
2.84
1.79

1.89
1.122
2.82
1.74

1.84
1.124
2.77
1.72

1.91
1.122
2.83
1.77

1.91
1.121
2.86
1.74

1.95
1.120
2.91
1.75

1
-4
5
4
-2

-14
-36
1
5
24

-22
-50
-4
16
27

-22
-53
0
3
38

-25
-56
-5
5
31

-19
-46
-1
21
33

-23
-47
-8
36

-26
-50
-9
33
0

-21
-42
-7
37
28

-23
-48
-7
39
8

-18
-42
-I
44
18

-7
94
85

-16
93
83

-22
82
81

-22
85
81

-24
82
81

-20
82
81

-23
81
80

-23
82

-25
80

-22
80

-36

-27
-21
-14

-12

-51
-29
-18

-44

-13

-15
-11

0
-29
-15

415
6.5
660

5539
47
391
6.1
652

-11

-10

5580
44
394
6.2
632
-9

9.1
-4
7

9.0
-1
7

2.8
-1.4
2.3
0.4

1+
I

1
I

PRIJZEN
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Producentenprijzen

2,4

1+

industrie

Afzet
Verbruik
Aardolie, North Sea Brent (in $ per barrel)

I
-I
–I

Regelingslonen

Particuliere bedrijven
Overheid
Gepremieerde en gesubsieerde sector
WisselJwersen

1+
1+
1+

(in gld)

Amerikaanse dollar (1)
mark (I)
Engelse pond (1)
Japanse yen (100)
Duitse

3.10

1++
I
–I

1++

OVERIGE INDICATOREN
Conswnenteovertrouwen I) (in%)
Economisch klimaat
Koopbereidheid
Koersindex voor aandelen. algemeen
Uitgesproken faillissementen

12

1++
1++

Conjunctuurtest

Industrie
Beoordeling orderpositie I) (in %)
Orderpositie (4e kw. 1990=100)
Bezettingsgraad (in %)
ZabIijke ctienslverlening
Beoordeling ordefPositie 1) (in %)
Computer servicebureaus
Ingenieurs- en architeetenbur.
Economische adviesbureaus
ArbeUJsmarla
Aantal banen van werknemers (x: 1000)
(x: 1000)
Aantal vacatures
Geregistreerde werklozen 3)
(x: 1000)
Idem. in % van de totale beroepsbevolking
Aantal werkloosheidsuitkeringen (x I(x)()
Aantal uren uitzendkrachten
en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa

-11

-12

5206

5551
67
336
5.3
587
-6

-11

5566
34
421
6.6
653
-11

–I
-I

I
–I

453
7.1
701
-13

448
7.0
677

453
7.1
701

480
7.5
740

1++
1++
1++
–I

Geld

4.7
7
8

7.4
10

6

2.9 4)
3
7

1) Saldo van positieve en negatieve
antwoorden
in procenten
van het totaal;
2) Trend: procentuele
jaarmutatie
– -I: kleiner dan -5%; – I: tussen -5% en -2%; I: tussen -2% en +2%; I+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.
maand. De gegevens
zijn niet voor het seizoen gecorrigeerd;
4) Reeksbreuk;
– : gegevens
nog niet beschikbaar.

ESB 23-2-1994

2.7
-2
6

2.7
3
6

van het meest recente voortschrijdende
3) Driemaandsgemiddelden
opgenomen

1++
I

1++

12-maands gemiddelde;
onder de middelste

187