‘onjunctuurbericht
Bruto binnenlands produkt
Het volume van het bruto binnenlands produkt (BBP) in het derde
kwartaal van 1992 was 1,3% groter
dan in dezelfde periode van 1991,
zie figuur 1. Dit blijkt uit de eerste ramingen over het derde kwartaal van
1992 van de Kwartaalrekeningen. De
groei over de eerste drie kwartalen
van 1992 kwam hiermee uit op 1,8%.
Indien rekening gehouden wordt
met de bijzondere omstandigheden
in het eerste kwartaal van 1992
(zachte winter en schrikkeldag), dan
zou de groei over de eerste drie
kwartalen uitgekomen zijn op 1 a
1,5%. Het groeicijfer voor het derde
kwartaal wijkt hier dus niet veel van
af. Het tempo van de groei was echter lager dan in 1991 en beduidend
lager dan in de daaraan voorafgaande twee jaren. De BBP-groei (na seizoencorrectie) van het tweede op
het derde kwartaal van 1992 kwam
uit op 0,9%. Deze relatief grote stijging volgt op een daling van 0,4%
van het eerste op het tweede kwartaal van 1992.
kend de vliegtuigen zouden de totale investeringen met 1,2% gedaald
zijn). Het volume van de activa met
herkomst bouwnijverheid lag in het
tweede kwartaal 2,0% lager dan een
jaar eerder.
In voorgaande jaren bleef de geregistreerde werkloosheid in deze periode namelijk stabiel of dalend. In
1989 en 1990 was de geregistreerde
werkloosheid gemiddeld 43 duizend
lager dan een jaar eerder. In 1991
was de daling geringer, namelijk 27
duizend. Dit jaar bedroeg de daling
ten opzichte van een jaar eerder gemiddeld 32 duizend in het eerste
kwartaal en 19 duizend in het tweede. Volgens de meest recente gegevens was het waargenomen aantal
geregistreerde werklozen vijf duizend hoger dan in de overeenkomstige periode van vorig jaar.
Werkloosheid
Het aantal geregistreerde werklozen
was in augustus-oktober 1992 gemiddeld 307 duizend, zie figuur 3. Dat is
19 duizend meer dan in het derde
kwartaal en 33 duizend meer dan in
juni-augustus van dit jaar. Dit betekent dat de geregistreerde werkloosheid nu een stijgende tendens heeft.
Figuur 1.Bruto binnenlands produkt (volume), procentuele kwartaalmutaties
t.o.v. voorgaandjaar
I
II
III
IV
I
1989
II
III
1990
IV
I
I
II
HI
1991
IV
I
I
II
III
1992
Figuur 2. Bruto bedrijfsinvesteringen in vaste activa (volume), procentuele
kwartaalmutaties t.o.v. voorgaand jaar
Invester inge n
Het volume van de bruto investeringen in vaste activa in het tweede
kwartaal van 1992 door bedrijven en
overheid te zamen, was 3,3% kleiner
dan in hetzelfde kwartaal van 1991
(figuur 2). Deze daling volgt op een
stijging van 11,4% in het eerste kwartaal. Gemiddeld over de eerste helft
van 1992 bedroeg het accres 3,4%
(vergeleken met dezelfde periode
van 1991). De forse groei van de investeringen in het eerste kwartaal
van dit jaar werd met name veroorzaakt door een relatief hoge produktie van de bouwnijverheid (gebouwen, woningen e.d.) die samenhing
met de milde winterse omstandigheden in deze periode. In het tweede
kwartaal werd vooral minder geinvesteerd in vervoermiddelen (-21%)
en met name in vliegtuigen (ongere-
1154
i
n
m i v | i
n
1989
m i v
1990
i
n
HI
iv
i
1991
Figuur 3. Geregistreerde werklozen, driemaandsgemiddelden (x 1000)
1991
325
1992
275 –
m
j
j
n
1992
DEZE WEEK
Buitenland
1991. Bij het hoge groeicijfer van Finland moet bedacht worden dat dit
Produktie Industrie
land juist in 1991 een scherpe inzin-
In de eerste negen maanden van dit
jaar lag het niveau van de industriele
king kende. Hetzelfde geldt in mindere mate voor de VS en Italie. In Zweden daalde de industriele produktie
zowel in 1991 als 1992 sterk. De twee
produktie in Nederland 0,8% hoger
dan in de overeenkomstige periode
van vorig jaar. Hoewel deze groei ge-
landen die in 1991 nog de hoogste
groei te zien gaven, Duitsland en Ja-
rijk en het VK over hun orderpositie
verslechterd (figuur 5). Deze beoordeling kan gezien worden als een indicatie voor de ontwikkeling van de
toekomstige industriele produktie.
Met name werden de industriele on-
dernemers in Duitsland (excl. de
pan, toonden in 1992 een daling.
Beoordeling orderpositie industrie
In de afgelopen zes maanden is het
lijk is aan die in 1991 en achterblijft
bij het accres in 1988, 1989 en 1990,
steekt de toename gunstig af bij een
aantal andere landen (zie figuur 4).
Van de weergegeven landen kenden
alleen Nederland, Oostenrijk en
Frankrijk een groei in zowel 1992 als
voormalige DDK) in deze periode
steeds pessimistischer. Ten opzichte
van mei dit jaar was in oktober het
saldo van positieve en negatieve antwoorden met 20%-punten afgenomen. Van de vier landen was in ons
oordeel door industriele onderne-
mers in Nederland, Duitsland, Frank-
Figuur 4. Procentuele volumegroei produktie industrie, januari-september
1992 t.o.v. januari-september 1991
DUI
SPA
CAN
NOR
VK
JAP
land de verslechtering van het oordeel het geringst. Hoewel voor conjunctuuranalyse vooral de ontwikkeling van het oordeel van belang is, is
het opmerkelijk dat het saldo al vanaf oktober verleden jaar in Nederland
in vergelijking met de drie overige
landen het minst negatief was en dat
daarna het verschil met deze landen
alleen nog maar is toegenomen.
ZWE
Groei gezinsconsumptie
De binnenlandse consumptieve bestedingen door gezinnen in het der-
de kwartaal van 1992 waren 1,6%
groter dan in de overeenkomstige
periode van 1991. Deze groei is ho-
ger dan die in het eerste (1,2%) en in
het tweede kwartaal (0,8%). Vanaf
het tweede kwartaal van 1991 tot en
met het tweede kwartaal van dit jaar
Figuur 5. Beoordeling orderpositie industrie (seizoengecorrigeerd), saldo
van positieve en negatieve antwoorden als percentage van het totaal
was de groei voortdurend afgenomen (steeds in vergelijking met het
overeenkomstige kwartaal een jaar
eerder). De voor prijsveranderingen
gecorrigeerde consumptie van duurzame goederen herstelde zich licht
in het derde kwartaal (groei 1,7%).
De fluctuaties in de consumptie van
duurzame goederen zijn duidelijk gro-
ter dan die van de totale consumptie
(zie figuur 6). De bestedingen aan
duurzame goederen worden over het
algemeen meer bepaald door de stemming en koopbereidheid van de conj f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f m a m j j aso
Figuur 6. Consumptie gezinnen (volume) en koopbereidheid, twaalfmaands
voortschrijdend gemiddeUle
koopbereidheid
saldo van pos. en neg.
antwoorden in % van totaal
—— binnenlandse consumptie
— • duurzame goederen
% jaarmutatie
sumenten dan de bestedingen aan andere categorieen. De ontwikkeling
van de ‘koopbereidheid’ kan worden
afgeleid uit het saldo van de positieve
en de negatieve antwoorden op een
aantal vragen uit de enquete naar het
consumentenvertrouwen. Het betreft
de vragen naar de eigen financiele
situatie en de vraag of de tijd gunstig
wordt geacht om grote aankopen te
doen. De figuur toont de samenhang
tussen het verloop van de koopbereidheid en de consumptie van duurzame goederen.
Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht, nr. 11-92, dat wordt sa-
1987
ESB 25-11-1992
1988
I
1989
I
1990
I
1991
1992
mengesteld door de hoofdafdeling Nationale Rekeningen van het CBS.
1155