ECONOMIE
‘onjunctuurbericht
Bruto binnenlands produkt
Het volume van het bruto binnenlands produkt (bbp) in 1991 is 2,2%
groter dan in 1990, zie figuur I 1 . Dit
groeicijfer blijft achter bij de stijgingen in 1989 en 1990 (respectievelijk
4,2% en 3,9%). Van de onderscheiden bedrijfstakken valt de groei van
de toegevoegde waarde in de bedrijfstak landbouw en visserij in
1991 het sterkste terug. In 1991 ligt
de toegevoegde waarde nagenoeg
op hetzelfde niveau als in 1990; een
jaar eerder bedroeg de stijging 9%.
De nijverheid kent dit jaar een groeicijfer van 2%. Dit accres blijft achter
bij dat van 1990 (4%). Ook de bedrijfstak handel en transport laat een
afneming zien van de groei (3% in
1991 en 6% in 1990). De bedrijfstak
terugval zien. In de hout-, meubelen bouwmaterialenindustrie is het
produktievolume in 1991 kleiner
dan in het voorgaande jaar.
Consumptie gezinnen
Het volume van de binnenlandse gezinsconsumptie in 1991 is 3,30//0 groter dan in 1990, zie figuur 3. Dit
groeicijfer is iets lager dan het accres
over 1990 (4,2%). De toename van
de bestedingen aan voedings- en genotmiddelen is 1% en blijft daarmee
niet alleen achter bij het accres over
1990 (3%) maar ook bij de groeicij-
fers voor 1991 voor de andere consumptiecategorieen. Het volume van
de bestedingen aan duurzame consumptiegoederen, dat in het algemeen sterkere fluctuaties kent dan
de andere categorieen, neemt in
1991 met 4% toe. Dit betekent een
halvering van de groei ten opzichte
van die in 1990. De consumptie van
de overige goederen en diensten, de
grootste categoric, groeit dit jaar
eveneens met 4%. Van de genoemde
consumptiecategorieen is dit de enige waarbij het accres in 1991 dat van
1990 (3%) overtreft.
Figuur 1. Bruto binnenlands produkt (volume, procentuele mutaties ten opzichte van voorgaandjaar)
BBP(mp)
landbouw, visserij (fk)
nijverheid (fk)
handel, transport (fk)
overige diensten (fk)
1991
overige diensten (onder meer banken verzekeringswezen, exploitatie
van woningen en overheid) is van
de onderscheiden bedrijfstakken de
enige waarbij de groei van de toegevoegde waarde in 1991 die van 1990
overtreft.
Figuur 2. Produktie industrie (volume, procentuele mutaties ten opzichte van
voorgaandjaar)
Industrie
voedings-, genotmiddelen
textiel-, kleding-, lederind.
hout- en bouwmaterialenind.
Produktie Industrie
Het produktievolume van de industrie in 1991 is ongeveer 1,5% groter
dan in 1990. In 1990 bedroeg de
groei 4,0%. Het accres over 1991 is
het kleinste na 1987. Van de industriele bedrijfsklassen kent de aardolieindustrie de hoogste stijging, zie
figuur 2. Geen van de overige industrie’le bedrijfsklassen bereikt in 1991
het groeicijfer van het voorgaande
jaar. Het accres in de voedings- en
genotmiddelenindustrie is weliswaar
lager dan in 1990 maar overtreft in
1991 de toename van het industriele
gemiddelde. In de metaalindustrie
valt de groei terug van 5% in 1990
naar 1% in 1991. De papier- en grafische industrie laat een vergelijkbare
1. De ramingen over 1991 die in dit Conjunctuurbericht zijn opgenomen, hebben
een voorlopig karakter. De vermelde,
meest recente maandcijfers xijn nog niet
in de jaarramingen verwerkt.
1278
papier- en grafische ind.
aardolie-industrie
chemie, rubber- en kunstst.
metaal- en overige industrie
‘=> 1990
^” 1991
Figuur 3. Binnenlandse consumptie gezinnen (volume, procentuele mutaties
t.o.v. voorgaandjaar)
binnenlandse consumptie
voedings- en genotmiddelen
duurzame consumptiegoederen
overige goederen en diensten
I
I 1990
1991
DEZE WEEK
mers in de overige landen die in de
figuur zijn opgenomen na mei licht
verbeterd. Hoewel voor conjunctuuranalyse vooral de ontwikkeling van
Beoordeling orderpositie
De dalende tendens in de beoorde-
ling van de orderpositie door industrie’le ondernemers in de Bondsrepu-
ele ondernemers in de BRD is globaal ook te zien in de ontwikkeling
van het Consumentenvertrouwen in
de beoordeling van belang is, is het
Buitenland
kwartaal van 1983 is het vertrouwen
van de Duitse consumenten in hun
opmerkelijk dat het saldo (van posi-
bliek Duitsland (BRD), die begin dit
jaar inzette, heeft zich ook in de
meest recente maanden voorgezet.
dat land, zie figuur 5. Na het eerste
tieve en negatieve antwoorden) van
economie niet meer zo gering ge-
oktober in Nederland in vergelijking
weest. Ook in Nederland en Frank-
met de overige drie landen het minst
rijk toonde het Consumentenvertrou-
negatief was. Dit in tegenstelling tot
de situatie begin 1989 (zie figuur 4).
Na juni 1988 is het oordeel van de
Duitse ondernemers over hun orderportefeuille niet meer zo negatief geweest als in oktober 1991. In tegenstelling tot de ontwikkeling in de
BRD is het oordeel van de onderne-
wen het laatste jaar een neergaande
Consumentenvertrouwen
De hierboven beschreven ontwikkeling van het oordeel van de industri-
lijn. Dit geldt niet voor het Verenigd
Koninkrijk (VK). Na een dieptepunt
medio 1990 zijn de consumenten uit
het VK steeds minder pessimistisch
geworden.
Afnemende groei bbp
Figuur 4. Beoordeling orderpositie Industrie (saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van totaal)
In 1991 is het volume van het bruto
binnenlands produkt (bbp) tegen
marktprijzen 2,2% groter dan in
1990. Hiermee is 1991 het negende
achtereenvolgende jaar waarin het
bbp-volume groeit. Andere perioden
na de tweede wereldoorlog waarin
zich een voortdurende groei van het
bbp heeft voorgedaan, waren 19481957, 1959-1974 en 1976-1980. De
stijging in 1991 is duidelijk geringer
dan in 1990. De afnemende groei in
1991 geldt ook voor de met het bbp
samenhangende macro-economij f m
m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s
1989
1990
0
1991
Figuur 5- Consumentenvertrouwen (saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van totaal)
sche totalen voor de in- en uitvoer
van goederen en diensten en de na-
tionale bestedingen (zie figuur 6).
De terugval in de groei van de buitenlandse handel is daarbij kleiner
dan die van de nationale bestedingen. De stijging van de uitvoer van
20
goederen en diensten is in 1991 iets
10
sterker dan die van de invoer (res0
-10
-20
-30
j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f m a m j j aso
1989
1990
1991
Figuur 6. Groeipercentage middelen en bestedingen (volume)
invoer goederen en diensten
5
pectievelijk 4,2% en 3,6%). Hetzelfde geldt voor 1990 met groeicijfers
van respectievelijk 5,0% en 4,5%.
De groei van de nationale bestedingen (die bestaan uit de consumptie ve bestedingen en de investeringen
inclusief voorraadvorming) is in
1991 ongeveer de helft van het accres in 1990. Deze relatief geringe
toename hangt samen met de ontwikkeling van de bedrijfsinvesterin-
gen in vaste activa; deze liggen in
1991 vrijwel op hetzelfde niveau als
in 1990. Binnen de bedrijfsinvesteringen dalen vooral de investeringen in
consumptie en investeringen
bruto binnenlands produkt
woningen sterk. De groei van de totale consumptie (overheid en gezinnen) in 1991 is 2,1%. In 1990 werd
een groei van 3,1% gemeten. De toename in 1991 is vooral toe te schrijven aan de ontwikkeling van de gezinsconsumptie.
0
Deze bijdrage is ontleend aan het Con-
1990t.o.v. 1989
1991 t.o.v. 1990
ESB 18/25-12-1991
junctuurbericht, nr. 12-91, dat wordt saL5
uttvoer goederen en diensten
mengesteld door de hoofdafdeling Nationale Rekeningen van het CBS.
1279