Concurrentie op de energiemarkt
Aute ur(s ):
Kingma, D. (auteur)
Lijesen, M.G. (auteur)
Mannaerts, H.J.B.M. (auteur)
Mulder, M. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij de afdeling Energie en grondstoffen van het Centraal Planb ureau. Zij danken Tom Disser voor zijn bijdrage, en
andere collega’s en de klankb ordgroep Energiemarkt voor nuttig commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4348, pagina 156, 22 februari 2002 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
energiemarkt
Liberalisering van de energiemarkten heeft een geringe invloed op de eindverbruikersprijzen en het energieverbruik.
Onder invloed van de liberalisering zijn de aardgas- en elektriciteitsmarkten structureel aan het veranderen. Nationale en regionale
monopolies worden geslecht, terwijl producenten en handelaren steeds meer op Europese schaal met elkaar gaan concurreren. De
liberalisering van de gasmarkt betekent voor Nederland dat Gasunie niet meer de vanzelfsprekende handelaar in het Nederlandse gas
is en dat bedrijven en huishoudens (vanaf 2004) vrij zijn gas van buitenlandse aanbieders te betrekken. Op de elektriciteitsmarkt
heeft de liberalisering geleid tot een golf aan fusies en overnames. Bij het transport van elektriciteit over het hoogspanningsnet heeft
het geleid tot ontbinding van het samenwerkingsverband van producenten, waarvoor in de plaats een onafhankelijke netbeheerder is
opgericht. De grote distributeurs hebben kleinere regionale bedrijven opgekocht, waardoor het aantal distributiebedrijven sterk is
afgenomen.
Vanuit milieu-oogpunt is het de vraag welk effect de ontwikkelingen op de energiemarkten op het energiegebruik zullen hebben. Het
gebruik van fossiele energie leidt immers tot emissies van broeikasgassen (CO2) en verzuringsgassen (NOx en SO2). Zal de liberalisering
van de energiemarkten leiden tot lagere energieprijzen en daardoor tot een hoger energiegebruik? Hoe groot is het effect van de
concurrentie op de energiemarkt in vergelijking met de invloed van de economische ontwikkeling op het energiegebruik? 1
In het vervolg van dit artikel wordt eerst een analyse gemaakt van de factoren die de concurrentie op de energiemarkten beïnvloeden,
waarna met het onlangs gereedgekomen Energiemarktmodel ramingen van het CPB worden gemaakt van energieprijzen en -gebruik.
Gasmarkt
Hoewel door de liberalisering van de gasmarkt de formele koppeling van de gasprijs aan de olieprijs is verdwenen, is in de praktijk de
gasprijs tot dusverre nog wel aan de olieprijs gekoppeld. Het beschikbaar komen van extra gas op de Europese markt leidt echter tot ‘gasto-gas competition’ waardoor de olieprijskoppeling aan betekenis zal verliezen, al zal deze niet volledig verdwijnen vanwege de
eenvoudige substitueerbaarheid tussen olie en gas bij sommige toepassingen. Voorwaarde voor ‘gas-to-gas competition’ is dat er
meerdere onafhankelijke vragers en aanbieders zijn die elkaar op een marktplaats kunnen ontmoeten. Naar verwachting zal het aantal
marktplaatsen waar meerdere aanbieders hun overtollige (nog niet gecontracteerde) gas kunnen aanbieden, in de toekomst worden
uitgebreid.
De omvang van de ‘gas-to-gas competition’ is afhankelijk van een groot aantal voorwaarden, zoals de beschikbare gasvoorraden, de
grenzen die overheden stellen aan de snelheid van uitputting van gasvelden (het zogenaamde depletiebeleid), de winnings- en
transportkosten, de transportcapaciteit en de marktvorm.
Hoewel de mondiale gasvoorraden nog aanzienlijk zijn (vooral in Rusland en het Midden-Oosten), zal uitputting van gasvelden in het
Verenigd Koninkrijk in dit decennium al invloed hebben op de gasmarkt. Het depletiebeleid van landen als Noorwegen, Algerije en
Rusland leidt daarentegen tot vergroting van het aanbod. De winnings- en transportkosten van het gas dat op de Europese markt wordt
aangeboden, zullen toenemen doordat dat gas uit dure ‘off-shore’ velden afkomstig is (Noorwegen), van ver komt (Rusland) of in
vloeibare vorm over zee moet worden aangevoerd (Algerije). Voor het aanbod van gas op de Europese markt uit de omvangrijke velden
van Rusland is van groot belang of er voldoende transportcapaciteit beschikbaar komt. Het geringe aantal aanbieders maakt ten slotte
dat de gasmarkt een oligopolie-markt is. In deze markt maximaliseren de aanbieders in de verschillende regio’s hun winst, wat onder
andere betekent dat de prijsontwikkeling regionaal kan verschillen.
Elektriciteitsmarkt
Ook de concurrentie op de elektriciteitsmarkt wordt bepaald door het aantal producenten, de omvang van de productiecapaciteit en van
de transportcapaciteit. De meeste landen zonder geliberaliseerde elektriciteitsmarkt hebben een of slechts enkele producenten. Door het
gebrek aan concurrentie en het publieke eigendom van de ondernemingen zijn deze bedrijven tot nu toe vaak inefficiënt. Privatisering
alleen, zoals in het Verenigd Koninkrijk rond 1990 heeft plaatsgevonden, zal wel bijdragen aan een meer efficiënte productie, maar er niet
voor zorgen dat deze efficiëntiewinst in de prijzen tot uitdrukking komt (zie het kader rechtsboven op deze pagina). Bij te weinig
concurrentie zullen de prijzen juist stijgen doordat de zittende producent marktmacht kan uitoefenen, zoals in het Verenigd Koninkrijk
tussen 1990 en 1993 is gebleken. Dit vooruitzicht staat vele Europese landen te wachten indien de staatsmonopolies alleen geprivatiseerd
worden en niet verplicht worden aanzienlijke delen van hun productiecapaciteit te verkopen. Een andere factor die de concurrentie op de
elektriciteitsmarkt kan belemmeren is de transportcapaciteit. De momenteel verwachte uitbreiding van internationale transportcapaciteit is
kleiner dan de groei van de elektriciteitsvraag, zodat de schaarste van het product en daardoor de marktmacht van de producenten in de
verschillende regio’s toenemen.
Verenigd Koninkrijk
In het Verenigd Koninkrijk is de herstructurering van de elektriciteitsproductie in 1989 in gang gezet met het aannemen van de
‘Electricity Act’, waarbij de Central Electricity Generating Board is opgesplitst in drie productiebedrijven en een
transmissiebedrijf. Ofschoon de productiemaatschappijen tussen 1990 en 1995 grote productiviteitswinsten boekten, stegen
de prijzen met vijftien procent. De winstmarges van de producenten stegen fors en het werd duidelijk dat de drie producenten
door te geringe concurrentie teveel marktmacht hadden gekregen. Daarom werden de gevestigde producenten gedwongen
productiecapaciteit te verkopen. Verder werden buitenlandse producenten gestimuleerd via een verbinding tussen het Britse en
het continentale hoogspanningsnetwerk elektriciteit op de Britse markt aan te bieden. Deze maatregelen hebben geleid tot het
afbrokkelen van de concentratie op de elektriciteitsmarkt. Tegelijkertijd daalden de elektriciteits-prijzen. Dit benadrukt de grote
invloed van marktmacht op het al dan niet doorgeven van de productiviteitswinst aan de energie-afnemers.
Handel en transport
Voor de consument vormen de handelaren het gezicht van de energiesector. Het netwerk is faciliterend; de energie wordt over de
netwerken naar de eindgebruiker getransporteerd. De energiedrager hoeft daarbij niet de afstand van producent naar klant daadwerkelijk
af te leggen. Het netwerk moet ‘op spanning’ blijven, dat wil zeggen dat producenten net zo veel energie op het net plaatsen, als er door
consumenten aan onttrokken wordt. Het op spanning houden van het netwerk behoort tot de taken van de beheerder.De handelaren
treden op als intermediair tussen producent en consument. Het is voor een producent immers onwerkbaar om individuele contracten af te
sluiten met alle klanten. De tarieven voor het transport zijn gereguleerd. De marges die de handelaren rekenen zijn wel onderwerp van
concurrentie. Deze concurrentie uit zich in de hoogte van het vastrecht (een vast bedrag voor het op netwerk aangesloten zijn), terwijl de
prijzen per kubieke meter gas of kilowattuur elektriciteit worden bepaald door de inkoopkosten van de handelaren en de te betalen
heffingen.
Modellering van de energiemarkt
Het onlangs gereedgekomen CPB-model van de energiemarkt bestaat uit drie deelmodellen, namelijk een
Aardgasmarktmodel, en Elektriciteitsmarktmodel en een Energie-Groot-en-Detailhandelsmodel.
Het Aardgasmarktmodel en het Elektriciteitsmarktmodel beschrijven de Europese aardgas-, respectievelijk
elektriciteitsmarkten als oligopolie-markten met fysieke restricties in productie- en transportcapaciteit. In het gasmodel is het
aanbod uit de belangrijkste productielanden (Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Rusland en Algerije) expliciet
gemodelleerd, terwijl in het elektriciteitsmodel alleen Nederland en de rest van Europa worden onderscheiden. In het gasmodel
is bovendien een zomer- en wintermarkt ingebracht, terwijl in het elektriciteitsmodel verschillende productietechnieken (zoals
conventionele centrales op olie, gas en kolen, nucleaire centrales en waterkrachtcentrales) en piek- en basislast worden
onderscheiden. Het Energie-Groot- en Detailhandelsmodel beschrijft de concurrentie tussen handelaren van aardgas en
elektriciteit binnen Nederland.
De drie deelmodellen zijn met elkaar verbonden via vraagfuncties en prijzen, zodat bijvoorbeeld uitputting van een gasveld
ergens in Europa effect kan hebben op de elektriciteitsprijs van kleinverbruikers in Nederland. De hogere gasprijs door
toenemende schaarste op de gasmarkt leidt in dat geval via hogere productiekosten van gasgestookte elektriciteitscentrales
tot een hogere elektriciteitsprijs.
Raming tot 2010
Om de betekenis van de concurrentie op de energiemarkt voor het energieverbruik te onderzoeken, hebben we analyses uitgevoerd met
een model van de Europese energiemarkt (zie het kader rechtsonder op deze pagina).
De liberalisering van de energiemarkten bevindt zich in een dermate vroeg stadium dat nog onduidelijk is hoe deze markten zich verder
zullen ontwikkelen. Daarom hebben we concurrentievarianten geformuleerd. Deze varianten worden vergeleken met de basisvariant. De
variant met scherpe concurrentie wordt gekenmerkt door extra aanbieders bij zowel productie, groot- als detailhandel en een grotere
uitbreiding van de internationale transport-capaciteit voor gas en elektriciteit. In de variant met matige concurrentie neemt het aantal
aanbieders en de transportcapaciteit juist minder toe dan in de basisvariant, terwijl de koppeling van de gasprijs aan de olieprijs
gehandhaafd blijft.
Om de invloed van de mate van concurrentie op de energiemarkten op het energiegebruik te kunnen beoordelen, wordt die vergeleken
met het effect van een scenario waarin de economie jaarlijks een halve procentpunt minder hard groeit.
Gas
In de variant met scherpe concurrentie betekent de komst van ‘gas-to-gas-competition’ dat de groothandelsprijs van aardgas in de
komende jaren eerst daalt, en daarna weer stijgt wanneer de schaarste op de gasmarkt toeneemt door de uitputting van Britse gasvelden.
De binnenlandse afzet van Nederlands gas neemt af door de groei van de invoer, maar door de groei van de export blijft het totale
winningsvolume vrijwel constant. Door de dalende gasprijzen en het constante winningsvolume zullen de aardgasbaten voor de
overheid in de komende jaren dalen.
Bij matige concurrentie op de gasmarkt en handhaving van de olieprijskoppeling komt de groothandelsprijs beduidend hoger uit dan in
het basispad.
Elektriciteit
De concurrentie op de elektriciteitsmarkt in de variant met scherpe concurrentie leidt in eerste instantie tot een daling van de
groothandelsprijs dankzij efficiëntieverbeteringen, maar na korte tijd zal de prijs gaan stijgen door toenemende concentratie en
strategische prijszetting. De geringe prijseffecten hebben weinig invloed op de toch al relatief inelastische vraag naar elektriciteit, zodat
het verbruik ongeveer de economische groei volgt. De dalende gasprijs leidt wel tot een groter aandeel van gasgestookte centrales in de
totale elektriciteitsopwekking.
In geval van matige concurrentie komt de groothandelsprijs op een beduidend hoger niveau uit dan in het basispad.
Detailhandel
Behalve door de groothandelsprijs worden de eindverbruikersprijzen bepaald door de indexering van de Regulerende Energie Belasting
aan de inflatie, die leidt tot een kleine jaarlijkse stijging van de heffing. Per saldo daalt de eindverbruikersprijs van aardgas in de variant
met scherpe concurrentie tot in het jaar 2007, om daarna weer wat te stijgen. Door de toenemende concurrentie in de detailhandel valt ook
een daling van het vastrecht te verwachten, waardoor de gemiddelde prijs van gas nog verder daalt, in het bijzonder voor de kleine en
middelgrote verbruikers. Bij elektriciteit leidt de daling van het vastrecht ertoe dat de kleinverbruikers ondanks een hogere prijs per kWh
gemiddeld minder gaan betalen. Grootverbruikers zijn daarentegen gemiddeld duurder uit, omdat daar het vastrecht van geringere
betekenis is.
Concurrentie en energiegebruik
Uit figuur 1 komt naar voren dat het effect van concurrentie op de eindgebruikersprijzen voor elektriciteit kleiner is dan het effect op de
groothandelsprijs. Voor aardgas is het beeld hetzelfde. Dit wordt veroorzaakt door vaste componenten in de eindverbruikersprijs, zoals
heffingen en transportkosten. Dit geldt in sterkere mate voor de kleinverbruikers, omdat voor deze gebruikers de vaste componenten een
groter deel van de prijs bepalen. Het effect op de afzet is vervolgens nog geringer vanwege de lage vraagelasticiteit.
Figuur 1. Effecten van concurrentie op de elektriciteitsmarkt en van lagere economische groei op de groothandels-prijs,
eindverbruikersprijs en gebruik van elektriciteit in 2010, procentuele afwijking van het basispad
De mate van concurrentie blijkt slechts een geringe invloed te hebben op het energiegebruik. In de variant met scherpe concurrentie is
het energiegebruik in 2010 een half procent hoger dan in het basispad, in de variant met matige concurrentie is het energiegebruik
tweeënhalf procent lager.
Het effect van de economische groei is beduidend groter. In het scenario met een lagere economische groei komt het energiegebruik in
2010 op een vijf procent lager niveau uit.
Conclusies
Liberalisering van de energie-markten kan grote gevolgen hebben voor de groothandelsprijzen van aardgas en elektriciteit. De gasprijs
zal dalen door de toenemende concurrentie op Europese schaal en het geleidelijk aan verdwijnen van de olieprijskoppeling. Door
uitputting van Britse gasvelden zal de gasprijs echter in de tweede helft van dit decennium weer stijgen. Bij elektriciteit is daarentegen op
korte termijn een stijging waarschijnlijk, doordat het opwaartse effect van de toenemende marktmacht van elektriciteitsproducenten, het
prijsdrukkende effect van efficiëntieverbeteringen bij de opwekking overtreft. De eindverbruikersprijzen en het energiegebruik worden
evenwel in geringe mate door de liberalisering beïnvloed. Het energiegebruik wordt meer bepaald door de economische groei dan door de
mate van concurrentie op de energie-markten
1 In het binnenkort te verschijnen CPB/RIVM-rapport Economie, energie en milieu; een verkenning tot 2010 wordt uitvoeriger op deze
vragen ingegaan.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)
Auteurs
Categorieën