Ga direct naar de content

Concurrentie en dynamiek

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 12 1992

Concurrence en dynamiek
De concurrentiepositie van de Nederlandse economic is in het geding. Nederlandse ondernemers verliezen terrein op de Duitse markt en in dit nummer
van ESB wijzen ook D. Jacobs en A. de Vos op een
afnemende concurrentiekracht. Bovendien dreigt
het traditionele voordeel van een gematigde loonen prijsontwikkeling te verdwijnen. Door onderlinge vervlechting van economieen wordt het steeds
minder goed mogelijk een loon- en prijsniveau te
handhaven dat afwijkt van het buitenland. Ondernemers zullen daarom actiever moeten zijn in het ontwikkelen van nieuwe produkten en markten. Dit
vereist enerzijds het wegnemen van starheden die
de prikkel tot ondernemerschap belemmeren en
anderzijds het opbouwen van lange-termijnrelaties
tussen werknemers, ondernemers en vermogensverschaffers die het plegen van nieuwe investeringen
kunnen bevorderen.
Het verminderen van rigiditeiten op de arbeidsmarkt staat tot nu toe het meest in de belangstelling.
De mobiliteit van arbeid tussen sectoren en regie’s
is gering. Het algemeen-verbindend verklaren van
cao’s verkleint de beloningsverschillen en beperkt
de toetreding tot de arbeidsmarkt. Er is een grote
kwalitatieve discrepantie tussen vraag en aanbod
van arbeid; een hoge non-participatie staat naast
tekorten aan goed opgeleid personeel. Het grote
verschil tussen bruto loonkosten en netto loon en
de manier waarop het sociale-zekerheidsstelsel is
vormgegeven verminderen zowel de arbeidsinzet
als de arbeidsdeelname en vormen een negatieve
prikkel voor investeringen in opleiding en scholing.
Het afschaffen van de algemeen-verbindendverklaring, verlaging van het minimumloon en strengere
sancties in de sociale zekerheid zijn stuk voor stuk
voorstellen die de inzet van arbeid kunnen vergroten en verbeteren.
Ook de goederenmarkt kent een groot aantal starheden, gedeeltelijk opgelegd door de overheid,
gedeeltelijk veroorzaakt door de ondernemers zelf.
Welig tierende prijs- en marktverdelingskartels, regulering en subsidiering beperken de concurrentie en
verminderen de werking van het prijsmechanisme.
De kartels werpen barrieres op tegen nieuwe toetreders die op de Nederlandse markt willen gaan opereren. Prijzen zijn hoger dan noodzakelijk. Zo stelt
de Europese Commissie dat het kartel van bouwondernemers leidt tot drie procent hogere prijzen.
Verscherping van de mededingingswetgeving, ook
onder druk van de (veel strengere) Europese regelgeving, en vermindering van de subsidies moeten
de marktwerking verbeteren.
De kapitaalmarkt, ten slotte, is al voor een belangrijk deel gedereguleerd. Beschermingsconstructies
tegen overnames vormen echter nog een belangrijke starheid. De markt voor ‘corporate control’ is
hierdoor niet of nauwelijks ontwikkeld. Omdat de
dreiging van overname gering is, wordt het management minder geprikkeld de waarde van de aandelen
te maximaliseren en het bedrijf zo goed mogelijk te
leiden. De beperking van het aantal beschermings-

ESB 12-2-1992

constructies tot twee en het aanmelden van grote
aandelenbelangen (van meer dan vijf procent) moeten de werking van de kapitaalmarkt verder verbeteren.
Verbetering van de marktwerking alleen is echter
niet voldoende voor het stimuleren van economische activiteit. Het eenzijdig benadrukken van de
markt levert het gevaar op dat de groeipotentie van
de economic op lange termijn onder druk komt te
staan. De prikkel om te investeren in bij voorbeeld
scholing of onderzoek en ontwikkeling wordt geringer. De marktwerking zorgt er namelijk voor dat het
niet mogelijk is op investeringen meer dan het
marktrendement te behalen. Door de grote mobiliteit van arbeid en kapitaal heeft de investeerder
bovendien geen zekerheid dat de baten van de investering aan hemzelf zullen toevallen en niet aan
de concurrent of de individuele werknemer3.
Deze onzekerheid kan worden verminderd door het
aangaan van lange-termijnrelaties tussen werknemers en onderneming, tussen ondernemingen
onderling en tussen ondernemingen en kapitaalverschaffers, vormgegeven in contracten (joint ventures), belangenverstrengelingen of op vertrouwen gebaseerde afspraken. Investeren in menselijk kapitaal
is alleen lonend als er door langdurige arbeidsrelaties zekerheid is dat de baten van de opleiding ten
behoeve van het investerende bedrijf worden aangewend. Onderzoek en ontwikkeling komen sneller
van de grond als de risico’s van deze investering
kunnen worden gespreid.
Het is daarom belangrijk dat bij een beleid gericht
op het vergroten van de dynamiek in de economic,
het kind niet met het badwater wordt weggegooid.
Joint ventures voor gezamenlijke produktontwikkeling moeten niet te zamen met prijskartels worden
verboden. Lange-termijnrelaties tussen ondernemingen en kapitaalverschaffers moeten niet zonder
meer worden afgebroken, omdat tegenover het
verlies aan efficientie op korte termijn belangrijke
baten van samenwerking, in de vorm van hogere
investeringen, kunnen worden verwacht. Het opruimen van rigiditeiten op de arbeids-, goederen- en
kapitaalmarkten is noodzakelijk om te bevorderen
dat ondernemers alert blijven op nieuwe ontwikkelingen en worden geprikkeld nieuwe markten te
veroveren. Maar om daadwerkelijk op de marktsignalen te kunnen inspelen zijn samenwerkingverbanden nodig waarbinnen de daarvoor benodigde
kennis en vaardigheden worden ontwikkeld.
D.E. Ernste

1. C.W.A.M. van Paridon, Nederland mist kansen op Duitse
markt, ESB, I januari 1992, biz. 16-17
2. JJ.M. Kremers, Naar een sterkere binnenlandse groeidynamiek, ESB, 11 december 1991, biz. 1228-1232.
3. D.R. Helm, C.P. Mayer en K. Mayhew, The assessment:
microeconomic policy in the 1980s, Oxford Review of Economic Policy, 1991, jg. 7, nr. 3 .

Auteur