Bolkonomics
Aute ur(s ):
Eijffinger, S.C.W. (auteur)
CentER, Katholieke Universiteit Brab ant, College of Europe, Brugge en Humb oldt Universiteit, Berlijn.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4094, pagina 143, 19 februari 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
eu, emu
Al een decennium lang discussieren Nederlandse academici en beleidsmakers over de kosten en baten van een gemeenschappelijke
Europese munt. Niettemin komen in een recent interview van Bolkestein met NRC Handelsblad de bekende argumenten tegen de
EMU weer op tafel: het bestaan van asymmetrische schokken die niet meer met het wisselkoersinstrument gecorrigeerd kunnen
worden en die binnen de muntunie ook niet door andere aanpassingsmechanismen, zoals een federaal budget, arbeidsmobiliteit of
loonflexibiliteit, opgevangen zullen worden 1. Bolkestein baseert zich daarbij op een eerder interview van de Amerikaanse centrale
bankier Lawrence Lindsey in dezelfde krant en wekt de indruk alsof deze argumenten hier voor het eerst bedacht zijn.
Niets is minder waar. In vrijwel alle leerboeken over Europese integratie worden deze argumenten uitgebreid behandeld en hele
generaties economie- studenten weten dat de kosten en baten van de EMU tegenwoordig deel uitmaken van de standaardstof. .
Misschien zou Bolkestein, naast de vele romans die hij verslindt, ook eens een goed economieboek tot zich kunnen nemen 2.
Een belangrijker vraag is natuurlijk of de hele discussie over de kosten en met name de baten van een munt niet wat versleten en
gedateerd is. De baten van de EMU zijn vanzelfsprekend kwalitatief en manifesteren zich vooral op de (zeer) lange termijn. Blijkbaar heeft
men, bij de ondertekening van het Verdrag van Maastricht, gevonden dat deze baten groter zijn dan de eerder genoemde kosten van het
moeizamer kunnen reageren op asymmetrische schokken. Ondertussen zijn er echter nieuwe kosten bijgekomen, die zich voordoen bij het
uitstellen of zelfs afblazen van het gehele EMU-project. Deze kosten zijn inmiddels aanzienlijk en zij lopen elke dag verder op.
Welke kosten zijn dat? Allereerst plegen overheidsinstellingen, centrale banken, banken, overige financiële instellingen en
ondernemingen op dit moment reeds enorme investeringen om het krappe tijdschema te halen van de overgang op de girale euro in 1999
en de chartale euro in 2002 (of eventueel eerder). Deze investeringen in hardware, software, menselijk kapitaal, enz. zijn nu al gigantisch.
Het bedrijfsleven zal op z’n minst gemengde gevoelens hebben bij het lezen van de uitspraken van Bolkestein.
Verder zal uitstel of afstel van de muntunie ongetwijfeld tot veel hogere kapitaalmarktrentes en rentebetalingen op publieke en private
schuld leiden. Was de lange rente vroeger min of meer afspiegeling van de inflatieverwachtingen in de economie, de laatste jaren is de
kapitaalmarktrente steeds meer een barometer geworden die de kans aangeeft dat een lidstaat zal participeren in de EMU-kerngroep vanaf
1 januari 1999. Tegenvallende begrotingstekorten of opmerkingen van (ex-)politici dat bepaalde landen zich niet op tijd kwalificeren voor
de EMU, worden door de financiële markten vrijwel direct in hogere kapitaalmarktrentes voor die landen vertaald. Dit resulteert
vanzelfsprekend in een hogere rentelast voor de overheid, huizenbezitters met hypotheken en een lagere cash flow voor ondernemers. Is
dit wat Bolkestein wil?
De sterk toegenomen kosten van uitstel of afstel hebben de hele EMU-exercitie nu al eigenlijk een onomkeerbaar proces gemaakt.
Verstandige beleidsmakers nemen dit gegeven in hun afweging mee en onthouden zich van uitspraken over uitstel of afstel.
Ten slotte nog het volgende. Het wordt steeds duidelijker dat completering van de interne markt met een muntunie op de lange termijn
niet alleen gevolgen heeft voor de opvang van asymmetrische schokken, maar ook zal leiden tot beleidsconcurrentie op vele gebieden:
concurrentie op het terrein van directe en indirecte belastingen (‘tax competition’) en dat van deregulering van arbeids- en
goederenmarkten. Bolkestein gaat hierop niet in, maar andere politici doen dat wel. Zo moet het voorstel van de Duitse minister van
financiën Theo Waigel om het toptarief van de inkomstenbelasting naar 39% te verlagen in combinatie met het afschaffen van vele
aftrekposten in 1999, in dit verband bezien worden. De concurrentie om de belastingbasis zal in de EMU een stuk heviger zijn, met alle
consequenties voor het sociale vangnet. Om die reden is kritiek van sociaal-democraten op de EMU nog wel te begrijpen (hoewel ook zij
rekening moeten houden met de kosten van uit- en afstel), maar voor Bolkestein zou dit juist een ‘blessing in disguise’ moeten zijn. Vanuit
zijn politieke visie kan Nederland alleen maar winnen.
De toekomstige beleidsconcurrentie is waarschijnlijk één van de meest verstrekkende gevolgen van het EMU-project. Bolkestein lijkt zich
dat niet te beseffen, net als de verantwoordelijke politici en beleidsmakers zich dat onvoldoende hebben beseft bij de ondertekening en
ratificatie van het Verdrag van Maastricht. En dat is maar goed ook. Anders was het Verdrag van Maastricht er nooit gekomen
1 De toekomst van de Europese muntunie: Bolkesteins weerzin, NRC Handelsblad, 11 februari 1997.
2 Ik kan in dit verband The economics of monetary integration (Oxford University Press, 1994) van Paul de Grauwe van harte
aanbevelen.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)