Ga direct naar de content

Reactie: Basisinkomen ziet er beter uit dan gedacht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 19 2020

In een reactie op het artikel van Alfred Kleinknecht over het onvoorwaardelijk basisinkomen, schrijven Emiel Althuis en Peter van Hoesel dat het voor de overheid veel minder zal kosten dan Kleinknecht voorspiegelt. Aan de inkomstenkant van de overheid komt er meer binnen doordat heffingskortingen en de hypotheekrenteaftrek weg kunnen vallen. Met lagere kosten zijn de negatieve gevolgen voor de arbeidsmarkt ook kleiner; er hoeft immers minder verstorende belasting geheven te worden.

Alfred Kleinknecht noemt het onvoorwaardelijk basisinkomen in ESB een ‘doodlopende weg’ (Kleinknecht, 2020). Het zou teveel kosten, waardoor de belastingen fors omhoog moeten en ook niet goed uitpakken voor de arbeidsmarkt.

Beter lezen van de doorrekeningen van het NIBUD en het CPB laten zien dat een basisinkomen echter lang niet zo duur is als Kleinknecht voorstelt (Nibud, 2020; CPB, 2020). Met lagere kosten zijn de negatieve gevolgen voor de arbeidsmarkt ook kleiner; er hoeft immers minder verstorende belasting geheven te worden.

Gemiste overheidsinkomsten

Kleinknecht kiest in zijn artikel voor een benadering vanuit de uitgavenkant van de Rijksoverheid, waarbij hij de kosten van het basisinkomen vermindert met de wegvallende kosten van sociale zekerheid. Vanuit die benadering moeten de belastingen met een derde tot de helft verhoogd worden om het basisinkomen te betalen.

Wat hij daarbij over het hoofd ziet, is dat met het basisinkomen ook alle heffingskortingen en aftrekposten wegvallen. Heffingskortingen en aftrekposten staan als een negatieve post aan de inkomstenkant van de overheidsbegroting en het wegvallen daarvan levert dus hogere inkomsten op.

Voor de burger blijft er door het wegvallen van de heffingskortingen en de hypotheekrenteaftrek uiteraard minder over van het basisinkomen dan wanneer we dit niet zouden doen. Maar een basisinkomen is ook niet bedoeld als toevoeging aan de heffingskortingen en hypotheekrenteaftrek, het is een vervanging.

Beperkte extra kosten

Het gaat om veel geld. Zo zijn de totale kosten van het basisinkomen van 600 euro per volwassene vanaf achttien jaar, 600 euro per huishouden en 300 euro per kind 171 miljard euro (NIBUD, 2020). In de cijfers van Kleinknecht vervallen vanwege het basisinkomen sociale zekerheid en uitvoeringskosten ter waarde van 67,5 miljard waardoor de kosten met 103,5 miljard omhoog gaan. (In de bijlage laten wij de precieze financiële opbouw van de invoer van het basisinkomen zien voor de middelste variant van Kleinknecht en voor de variant die is doorgerekend door het NIBUD.)

Door het vervallen van heffingskortingen en aftrekposten stijgen de inkomsten van de overheid echter met 81,5 miljard. Er is dus geen 103,5 miljard aan extra inkomsten nodig, maar 22 miljard. Dit bedrag is veel lager dan het bedrag dat Kleinknecht presenteert en is veel beter te financieren.

22 miljard kan worden opgebracht door een hoger tarief voor de hoogste inkomens en een hogere belasting op vermogen. Maar ook het bedrijfsleven kan om een bijdrage worden gevraagd; door lagere premies voor ziektekosten en WW hebben zij immers ook baat bij het basisinkomen.

Arbeidsaanbod

Sceptici stellen dat de belastinginkomsten zullen dalen door de invoering van het basisinkomen, omdat het arbeidsaanbod afneemt. Maar dat is verre van zeker. Zo waagt het CPB zich niet aan een ex post berekening van het arbeidsaanbod vanwege het ingrijpende karakter van de herstructurering die nodig bij het invoeren van een basisinkomen (ex ante verwacht ze wel een daling van het arbeidsaanbod met 8 procent). Er zijn echter voldoende redenen om juist een stijgend arbeidsaanbod te verwachten, zoals omschreven in Van Hoesel et al. (2020).

Belangrijke realisatie is dat extra belastingen die 22 miljard moeten opbrengen de economie vanzelfsprekend een stuk minder zullen verstoren dan extra belastingen die 103,5 miljard moeten opbrengen. Met een kleinere verstoring van de economie is het negatieve effect daarvan op het arbeidsaanbod navenant kleiner. Een basisinkomen ziet er dus beter uit dan veelal voorgesteld.

Literatuur

Kleinknecht, A. (2020) Het onvoorwaardelijk basisinkomen is een doodlopende weg. ESB, 105 (4787), 333-335.

Nibud (2019) Inkomenseffecten van het basisinkomen 2.0. Te vinden op basisinkomen.nl.

Centraal Planbureau/Sociaal Cultureel Planbureau (2020) Kansrijk Armoedebeleid. CPB/SCP publicatie.

Peter van Hoesel et al. (2020) Basisinkomen: arbeidsmarkt en economie. Te vinden op basisinkomen.nl.

Auteurs

Categorieën

2 reacties

  1. B.E.R.T. Voorneveld
    3 jaar geleden

    De auteurs doen net of er zoiets bestaat als "het" basisinkomen. De besproken variant is er echter maar één uit een heel scala. De berekening van Kleinknecht is niet zozeer onjuist, als wel irrelevant, want deze variant van een basisinkomen gaat het niet worden.

    Een basisinkomen is uiteraard geen extraatje bovenop ons huidige inkomen. Elk serieus te nemen financieringsplan voor invoering van een basisinkomen berust dan ook op drie pijlers:
    1. De inverdieneffecten vanwege de regelingen die door het basisinkomen overbodig worden;
    2. Inpassing van het basisinkomen in ons fiscale stelsel;
    3. Een separate (structurele) financieringsbron die de begroting completeert.

    De eerste pijler spreekt voor zich.
    De tweede pijler is mijns inziens de belangrijkste. Om het basisinkomen te kunnen betalen moet het worden geïntegreerd in de bestaande inkomens. Dat kan door de huidige brutolonen met hogere tarieven te belasten of door die lonen te verlagen, zodat ook de belastingtarieven lager kunnen zijn.
    Behalve voor de financiering van het basisinkomen is de fiscale inpassing ervan ook doorslaggevend voor de verdeling en omvang van de inkomenseffecten. Als die te negatief zijn maken ze het plan onaanvaardbaar en als ze te positief zijn maken ze het plan onnodig duur.

    De derde pijler vormt in feite wat in deze discussie kennelijk wordt bedoeld met de "netto-kosten".
    Deze pijler moet een separate bron zijn, die het effect van de tweede pijler niet mag aantasten. Ook deze pijler is essentieel. Zonder zo'n separate bron moeten de kosten drastisch worden beperkt, wat leidt tot een basisinkomen ver onder het minimumniveau of een stelsel dat nog steeds afhankelijk is van de omstandigheden van persoon of gezin. In dat geval wordt de bestaande uitvoeringsproblematiek alleen maar vergroot.
    Voor een compleet plan, inclusief de drie pijlers, zie: https://basisinkomen.nl/wp-content/uploads/Evenwichtiger-welvaartsverdeling-met-Betaaltaks-en-Basisinkomen.pdf

  2. A.H. Kleinknecht
    3 jaar geleden

    De auteurs proberen aannemelijk te maken dat mijn berekeningen van de netto-kosten van het basisinkomen te pessimistisch zouden zijn: geen 103.5 mld. maar slechts 22 mld. Ze komen bij 22 mld uit door heffingskortingen en aftrekposten te schrappen ter waarde van 81.5 mld. Maar deze 81.5 mld zijn ordinaire lastenverzwaringen voor de burgers! Het zijn geen besparingen die het basisinkomen oplevert. Pas nadat men de mensen 81.5 mld aan lastenverzwaringen in de maag heeft gesplitst, kan men concluderen dat het basisinkomen “maar” 22 mld kost. Dit bedrag is te mooi om waar te zijn, helaas.
    Meer weten? http://alfredkleinknecht.nl/nl/publicaties/nederlands/