Afgelopen jaar ontstond discussie over het bindend studieadvies (BSA). Vanwege de coronapandemie is besloten om het BSA voorlopig op te schorten. Dat schiep de condities voor een natuurlijk experiment. De resultaten zijn niet mis te verstaan.
In het kort
– Studenten met een negatief BSA halen aanzienlijk lagere cijfers voor tweedejaarsvakken;
– De afschaffing van het BSA leidt bovendien tot een hoger risico op studievertraging door stapeling van niet-gehaalde vakken.
Eind oktober werd in de Tweede Kamer met krappe meerderheid een motie van Lisa Westerveld (GroenLinks) aangenomen om het bindend studieadvies (BSA) af te schaffen en te vervangen door een systeem van advisering. De Nederlandse universiteiten, verenigd in de VSNU, zijn tegen afschaffing van het BSA, en wijzen erop dat sinds de invoering ervan de studie-uitval sterk is verminderd en dat studenten minder studievertraging oplopen (Kummeling en Mudde, 2020; zie ook www.vsnu.nl). Niet alleen halen studenten bij een strenger bindend studieadvies hun eerste jaar sneller, ze zijn ook meer gemotiveerd, delen hun tijd beter in en krijgen hogere cijfers (Kickert, 2020). Bij de komende formatie zal dus het BSA ongetwijfeld weer op tafel komen.
In de discussie rondom het BSA biedt de coronacrisis een unieke kans om de beweringen van beide kanten te toetsen. De uitbraak van de coronapandemie dreigde afgelopen jaar de studievoortgang van veel studenten te belemmeren. De minister van Onderwijs besloot daarom een aantal maatregelen te nemen, waaronder de tijdelijke opschorting van het BSA voor het studiejaar 2019/2020. Hierdoor werden de condities gecreëerd voor een natuurlijk experiment.
Door de opschorting konden zowel studenten met een positief BSA als studenten met een negatief BSA hun studie vervolgen. Voor de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA kregen 1.161 eerstejaars bachelorstudenten van vijf studies een (niet langer) bindend studieadvies. Van hen besloten in het studiejaar 2020/2021 1.063 studenten door te studeren, wat een uitval betekent van 8,4 procent. In de normale situatie met BSA ligt deze uitval rond de 30 procent.
Om zicht te krijgen op het effect van het BSA hebben we de gemiddelde eindcijfers voor de vakken in het eerste semester van 2020/2021 vergeleken van studenten met een positief en een negatief BSA, voor alle vijf opleidingen van genoemde faculteit (figuur 1). Het criterium voor een positief BSA is, met inachtneming van het feit dat normaliter de examencommissie studenten dispensatie verleent als ze slechts zes punten te weinig hebben, 42 studiepunten.
Een tweede vraag die onderzocht kon worden is wat het effect zou zijn van een verruiming van het BSA, in plaats van volledige afschaffing. Nu de coronapandemie voortduurt, heeft de VSNU voorgesteld om het BSA voor het huidige studiejaar te verlagen met tien à vijftien procent. Voor de Faculteit Economie en Bedrijfskunde betekent dit een verlaging van 42 naar 36 punten. Onderzocht is wat het effect zou zijn geweest als vorig jaar de norm naar dit niveau zou zijn verlaagd door een aparte groep te creëren van 157 studenten die in het vorige studiejaar tussen de 36 en 42 studiepunten behaalden.
Resultaten
Het gemiddelde cijfer voor de groep met een negatief studieadvies, voor alle vijf opleidingen, was 3,92, en significant (t(665,3) = −19,52, p < 0,001, met ongelijke varianties). Dit cijfer is opvallend lager dan dat van de groep met een positief studieadvies (6,48). Daarnaast is er een significante correlatie van 0,55 tussen de behaalde studiepunten in het studiejaar 2019/2020, en de studiepunten behaald gedurende het eerste semester van studiejaar 2020/2021. Studenten die meer studiepunten haalden in het vorige studiejaar, behalen ook meer punten in dit studiejaar.
Wanneer we kijken naar de verlaging van het BSA met 6 punten, dan blijkt dat de groep studenten met 36 tot 42 punten een gemiddeld cijfer haalde van 4,95 (standaardafwijking = 1,58). Hiermee scoort deze groep aanzienlijk beter dan de groep met minder dan 36 studiepunten (gemiddelde cijfer 3,29, standaardafwijking 2,49), maar nog altijd significant slechter dan de groep met een positief studieadvies (gemiddelde cijfer 6,48, standaardafwijking 1,62; t(242,7) = −10,82, p < 0,001, met ongelijke varianties). Het grote verschil met de groep die minder dan 36 studiepunten heeft, is dat de groep met 36–42 punten wel aanzienlijk betere resultaten behaalt voor de eerstejaarsvakken die ze voor de tweede keer volgden, terwijl de resultaten voor de tweedejaarsvakken – op een paar uitzonderingen na – gemiddeld genomen ook onvoldoende zijn.
Conclusies
Uit deze resultaten kunnen een aantal conclusies getrokken worden. Het verschil in cijfers tussen studenten met een positief en een negatief BSA suggereert dat studenten met een negatief BSA vaak minder gemotiveerd zijn, minder hard studeren, daardoor lagere cijfers halen, en soms beter af zijn met een andere studiekeuze.
Studenten die eenmaal achterlopen, hebben moeite om die achterstand in te halen. Maar wanneer er slechts een beperkt aantal eerstejaarsstudiepunten ontbreken, blijken ze vrij gericht te studeren om die vakken alsnog te halen.
Wanneer ze echter een groter aantal studiepunten misgelopen zijn, lijken ze de focus te verliezen en gaan ze ‘zwerven’ door het studieprogramma. Terwijl ze de eerstejaarsvakken nog moeten halen, laten ze zich verleiden om ook tweedejaarsvakken te volgen. Hierdoor worden er te veel vakken op elkaar gestapeld, zodat de kans op studievertraging verder wordt vergroot.
De beperkte opzet van dit onderzoek en de exceptionele omstandigheden ervan manen tot voorzichtigheid bij het trekken van conclusies. Niettemin ondersteunen de resultaten de stellingname van de VSNU, en bevestigen ze dat het vervangen van het BSA door een meer vrijblijvend studieadvies een negatief effect zal hebben op de studievoortgang van studenten. Ook al halen studenten een groot aantal studiepunten niet, ze blijven doorstuderen met nauwelijks betere resultaten.
Om tijdens de coronapandemie de druk bij eerstejaars studenten weg te nemen, lijkt het verlagen van het BSA met tien à vijftien procent een verstandige maatregel, maar dit zal waarschijnlijk wel tot studievertragingen leiden. De recente beslissing van de minister van Onderwijs om het collegegeld voor het volgende studiejaar te halveren (OCW, 2021), betekent de facto een compensatie van een half studiejaar voor de studenten die tijdens de pandemie begonnen met studeren. Door de normen te handhaven en deze studenten meer tijd te geven om aan de eisen van de eerstejaarsvakken te voldoen, kan men voorkomen dat studievertraging op studievertraging wordt gestapeld.
Literatuur
Kickert, R. (2020) Raising the bar: higher education students’ sensitivity to the assessment policy. Proefschrift, Erasmus Universiteit. Te vinden op repub.eur.nl.
Kummeling, H., en Mudde, R. (2020) Afschaffen bindend studieadvies is een verlies. Te vinden op www.trouw.nl, 16-12-2020.
OCW (2021) Spoedwet OCW COVID-19 2021 met betrekking tot het hoger onderwijs. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, kamerbrief 358368. Te vinden op www.tweedekamer.nl.