Ga direct naar de content

Pensioenfondsen beleggen helft vermogen via beleggingsfondsen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 25 2021

■ Krit Carlier (DNB)

Nederlandse pensioenfondsen hadden eind 2020 1,8 biljoen euro onder beheer. Bijna de helft hiervan beleggen zij indirect via beleggingsfondsen, oftewel fondsen die beleggingen beheren en waarin meerdere deelnemers kunnen participeren. Vooral voor beleggingen in specifieke markten, zoals Amerikaanse aandelen en schuldpapier van bedrijven of overheden in opkomende landen, doen pensioenfondsen een beroep op de expertise van beleggingsfondsen. Het grote aandeel van indirecte beleggingen in 2020 is ontstaan in 2009, toen pensioenfondsen op grote schaal beleggingen overhevelden naar fondsen. De afgelopen drie jaar is er juist een omgekeerde trend zichtbaar waarbij pensioenfondsen een groter deel van hun beleggingen in eigen beheer aanhouden.De figuur laat zien dat de directe en indirecte beleggingen van pensioenfondsen qua samenstelling flink verschillen. De directe beleggingen bestaan vooral uit schuldpapier (561 miljard euro) en in mindere mate uit aandelen (214 miljard). De indirecte beleggingen betreffen voor de helft aandelen (356 miljard euro), en bestaan verder uit schuldpapier (130 miljard), onroerend goed en hypotheken (59 miljard). Van 141 miljard van de indirecte beleggingen is de aard niet bekend, bijvoorbeeld omdat deze worden aangehouden in beleggingsfondsen waarover er geen beleggingsinformatie beschikbaar is.

Ook binnen de categorieën schuldpapier en aandelen verschilt de samenstelling van de directe en indirecte beleggingen sterk. De directe beleggingen in schuldpapier betreffen voornamelijk staatsobligaties (303 miljard euro) van landen als Duitsland (70 miljard euro), Frankrijk (59 miljard), Nederland (49 miljard) en de Verenigde Staten (25 miljard). Ook beleggen pensioenfondsen direct in obligaties die uitgegeven worden door financiële instellingen (39 miljard), en door – vooral Amerikaanse – bedrijven (34 miljard euro).

Daarentegen gaat het bij de indirecte beleggingen in schuldpapier relatief vaker om obligaties uitgegeven door financiële instellingen (44 miljard euro) en door – alweer – Amerikaanse bedrijven (31 miljard). Bovendien zijn hun beleggingen in staatsobligaties (49 miljard) breder gespreid, en omvatten ze onder meer staatsobligaties van opkomende economieën zoals Brazilië, Indonesië en Mexico. Wat betreft de beleggingen in aandelen is het verschil vooral zichtbaar in de spreiding van de beleggingen over individuele bedrijven. Bij indirecte beleggingen is deze veel groter, en is de gemiddelde omvang per belegging kleiner.

Auteur