Beleggen in studieschuld
Een kat in het nauw maakt soms rare
sprongen. Zo ook de huidige minister
van Onderwijs en Wetenschappen in
het kader van de studiefinanciering.
Gedwongen door de spelregels van het
stringente begrotingsbeleid overweegt
de minister dreigende overschrijdingen
van zijn begroting te compenseren door
ex-studenten de mogelijkheid te bieden
hun studieschuld tegen een aantrekkelijke korting vervroegd af te lossen. In
dit artikel wordt de aantrekkelijkheid
van een dergelijke regeling van twee
kanten bekeken. Eerst wordt geconslateerd dat de maatregel voor ex-studenten zeer lucratief is. Vervolgens wordt
aangetoond dat voor het Ministerie van
Onderwijs en Wetenschappen hoge
kosten aan de maatregel zijn verbonden.
Het voordeel voor de ex-student
Veel ex-studenten hebben hun sludie onder de oude sludiefinancieringsregeling (die gold tot 1 oktober 1986)
voor een deel kunnen financieren met
renteloze voorschotten. De voormalige
student moet, als zijn of haar draagkracht het toelaat, twee jaar na beeindiging van de studie beginnen met terugbetaling van deze voorschotten. Hij of
zij kan zijn opgebouwde studieschuld
naar keuze aflossen in 120 maandelijkse of 10 jaarlijkse termijnen1. De minister overweegt nu de ex-studenten een
korting aan te bieden wanneer zij het totale bedrag van hun studieschuld in een
keer aflossen. Het betreft een eenmalige aanbieding waarbij de hoogte van de
korting afhankelijk is van de periode
waarover nog moet worden afgelost
volgens de formule:
K = 4 % x ( N + 1)
waarbij:
K = totale korting in procenten
N = aantal jaren dat er nog studieschuld
moet worden afgelost
Een ex-student die bij voorbeeld nog
vijf jaar moet aflossen krijgt een korting
van 24 % op zijn resterende studieschuld, wanneer hij die schuld in een
keer aflost. Voor een ex-student die net
begint met aflossen bedraagt de korting
zelfs 44 %. De vraag rijst nu of en in
hoeverre dit voorstel aantrekkelijk is
voor de ex-student. Om de aantrekkelijkheid van de vervroegde aflossingsregeling te beoordelen maken we gebruik
van het bekende begrip effectief rendement uit de theorie der investeringsselectie. Toegepast op de vervroegde aflossingsregeling geeft het effectief rendement aan bij welk rendementspercentage de aflossing ineens (rekening
houdend metde korting) net zo aantrekkelijk is als de gespreide aflossing zonder korting. In de label is in kolom 3 het
effeclieve rendemenl op de kortingsregeling weergegeven voor de verschillende looplijden van de sludieschuld2.
Geconcludeerd kan worden dal voor
ex-sludenlen die een cenlje over hebben vervroegde aflossing een uilersl
aantrekkelijk beleggingsalternalief is.
Immers, de rendemenlen op Iwee bijna
risicoloze alternatieven, le welen
slaalsobligalies of een spaarrekening,
liggen veel lager. Momenleel bedraagl
label. Besparingen door vervroegd aflossen van studieschuld
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Korting
Effectief
rendement
Annurteit
(als fractie)
Besparing
in guldens
Aftrekbare
rente
per/ 1.000
Resterende
looptijd
per / 1 .000
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
ESB 10-8-1988
8%
12%
16%
20%
24%
28%
32%
36%
40%
44%
1 6,8%
1 3,3%
1 2,3%
12,0%
12,0%
12,1%
12,4%
1 2,7%
1 3,2%
1 3,7%
0,967
0,967
0,965
0,960
0,952
0,941
0,926
0,908
0,886
0,860
–
33
33
35
40
48
59
74
92
114
140
47
87
125
160
192
221
246
268
286
300
het effectieve rendement op staalsobligaties circa 6,5 %, terwijl een spaarrekening maximaal 5,5 % oplevert. Deze
cijfers bedragen de helft of minder van
de rendementen op vervroegde aflossing van de studieschuld die zijn vermeld in kolom 3. Hierbij is nog afgezien
van eventuele belastingvoordelen die
ontstaan doordat de alternatief aangewende spaargelden geen belastbare
rente-inkomsten meer opleveren.
Ook wanneer de (kersverse) doctorandus, ingenieur of meester het geld
voor de vervroegde aflossing moet lenen blijft de kortingsregeling aantrekkelijk. De lening in de vorm van renteloze
voorschotten kan dan vervangen worden door een commerciele lening bij
een bank. Over een dergelijke lening,
bij voorbeeld in de vorm van consumptief krediet, zal rente betaald moeten
worden, wat momenteel bij in ieder geval een grote bank kan tegen een tarief
van 9,6%. In kolom 4 is weergegeven
bij welk maandbedrag de schuld kan
worden afgelost bij een financiering
door middel van consumptief krediet.
Hierbij is ervan uitgegaan dat de looptijd van het consumptief krediet gelijk is
aan de looptijd van de resterende studieschuld3. Het maandbedrag is uitgedrukt als fractie van de aflossing per
maand wanneer geen gebruik van de
kortingsregeling zou worden gemaakt.
Kolom 5 van de label geeft voor de verschillende looptijden van de studieschuld aan hoeveel de ex-student per
duizend gulden schuld in totaal bespaart bij financiering met consumptief
krediet. Bij een dergelijke financiering is
de betaalde rente aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. De laatste kolom bevat het bedrag dat aan rente betaald
wordt over het consumptief krediet gedurende de looptijd en per / 1.000
schuld, uitgaande van een tarief van
9,6 %.
1. In principe kan ook eens per kwartaal of
halfjaar worden betaald. De betaling in
maandelijkse termijnen komt het meeste
voor.
2. Bij de berekeningen is ervan uitgegaan
dat men gebruik maakt van de mogelijkheid
om per maand te betalen. Andere aflossingsfrequenties leiden tot andere uitkomsten, maar tasten de conclusies in dit artikel
niet wezenlijk aan.
3. Dit in tegenstelling tot de berekeningen
zoals die door J. van der Meer zijn gepresenteerd in artikelen in het Universiteitsblad
Twented.6. 2junien 30juni 1988, naaraanleiding waarvan de minister de regeling al
een keer heeft aangepast. In die artikelen
wordt de som van de maandelijkse aflossingen voor elke looptijd vergeleken met de
som van de maandelijkse betalingen van
een consumptief krediet met een looptijd van
vijf jaar. Deze vergelijking pakt negatief uit
voor studieschulden met een korte looptijd
en positief voor schulden met een langere
looptijd. Bij de kortere looptijden wordt als
het ware dan te veel rente berekend, terwijl
bij de langere looptijden te weinig rente
wordt berekend.
743
Op grond van de cijfers in de label
kan niet anders dan geconcludeerd
worden dat de vervroegde af lossingsregeling aantrekkelijk is voor hen die er
gebruik van kunnen maken. De aantrekkelijkheid neemt toe naarmate de
resterende looptijd van de studieschuld
langer is. Een gewezen student met
een studieschuld van / 25.000 die pas
begint met aflossen kan een korting verdienen van maar liefst / 11.000 als hij
deze schuld vervroegd aflost. Financier! de ex-student de vervroegde aflossing met consumptief krediet en valt hij
of zij onder een marginaal belastingtarief van bij voorbeeld 50%, dan bedraagt het voordeel nog altijd / 7.250.
Een zelfde student met een restschuld
van / 5.000 en nog slechts twee aflossingsjaren te gaan bespaart nog altijd
/ 382,50 bij een financiering met consumptief krediet. Sinterklaas bestaat
dus, om met Wolfson te spreken4.
ren een gemiddelde looptijd van de
schuld van 3,5 jaar. De door de staat te
betalen rente over hetgeleende bedrag
bedraagt over de gehele looptijd dan
ongeveer / 68 mln. Dat is / 74 mln.
minder dan de kortingsregeling kost….
Tegenover deze kortingskosten
staan ook besparingen in de vorm van
administratiekosten en afschrijvingen
op dubieuze debiteuren. Besparingen
in de vorm van minder wanbetalers zullen echter gering zijn omdat er van mag
worden uitgegaan dat de huidige en
toekomstige wanbetalers ook moeilijk
toegang hebben tot consumptief krediet
en zeker geen grate hoeveelheden geld
in een ‘ouwe sok’ hebben liggen. Blijft
dus over de besparing op administratiekosten. Voor een benadering hiervan
nemen we de bankpraktijk, in het bijzonder de tarifering van consumptief
krediet, als uitgangspunt. Naast een
vergoeding voorde financieringskosten
en een winstopslag bestaat de rente op
consumptief krediet uit een vergoeding
voor administratiekosten. De gemaakte
De kosten voor de staat
administratiekosten bij consumptief
krediet zijn toe te wijzen aan drie admiWat zijn nu de kosten voor de staat nistratieve processen, te weten de bevan de voorgestelde regeling? Aller- handeling van de aanvragen, de behaneerst is dat het totale bedrag aan kortin- deling van achterstanden bij de betaling
gen dat de minister moet verlenen. Dit en als laatste de verwerking van de rebedrag dient geschat te worden en hier- guliere aflossingen. Door middel van de
toe dient een aantal redelijke vooron- voorgestelde kortingsregeling valt bijna
derstellingen te worden gemaakt. Zelf uitsluitend te besparen op de adminihoopt het Ministerie een bedrag van on- strate van aflossingen. Aanvragen voor
geveer / 300 mln. binnen te halen met nieuwe voorschotten worden niet meer
de actie. Gemakshalve gaan we ervan gedaan, het gaat alleen om reeds beuit dat het bedrag ook daadwerkelijk staande schuld. Ook de besparing op
wordt binnengehaald. Bij gebrek aan achterstanden bij aflossingen zullen,
ons ter beschikking staande gegevens zoals hiervoor reeds gesteld, gering
over de exacte samenstelling van de zijn. Wat betreft de kosten van de verstudieschuld gaan we ervan uit dat er werking van de aflossingen gaan we uit
van iedere resterende looptijd van de van berekeningen die ten grondslag ligschuld evenveel deelnemers aan de re- gen aan het door het Ministerie van
geling zijn en dat iedere deelnemer na Economische Zaken vastgestelde
beeindiging van zijn studie evenveel maximumtarief voor consumptieve
studieschuld had. Dit impliceert dat het geldleningen. Bij de vaststelling van dit
bedrag aan studieschutd met een loop- tarief wordt onder andere uitgegaan
tijd van 10 jaar ook 10 keer zo groot is van een dekking voor de verwerkings5
als het bedrag aan studieschuld met kosten van ca / 5 per betalingstermijn .
een resterende looptijd van een jaar. Handhaven we nu de veronderstelling
Gegeven deze veronderstellingen kan dat voor iedere resterende looptijd van
worden afgeleid dat op de totaal ter ver- de uitstaande studieschulden er evenvroegde aflossing aangeboden studie- veel deelnemers meedoen aan de verschuld een (gewogen) kortingspercen- vroegde-aflossingsregeling, dan kan
tage van 32% wordt verleend. Op / 300 becijferd worden dat de deelnemers gemln. aan binnengehaalde vervroegde middeld nog 66 maandelijkse termijaflossingen betekent dit dat de minister nen hadden moeten aflossen. Aangeongeveer /141 mln. aan kortingen kwijt nomen dat de gemiddelde studieschuld
is op een oorspronkelijke schuld van per student op dit moment /10.000 be/ 441 mln.
draagt, kan op / 441 mln. aan verIndien het gat in de begroting niet op vroegd afgeloste studieschuld /15 mln.
deze wijze gefinancierd kan worden aan administratiekosten worden bezou het financieringstekort met / 300 spaard (/ 441 mln./10.000 x 66 x / 5).
mln. toenemen. Dit bedrag moet geDe kosten van de vervroegde aflosleend worden op de kapitaalmarkt, te- singsregeling komen daarmee uit op
gen een rente van (momenteel) 6,5%. ongeveer / 60 mln. Een fors bedrag om
De door ons gehanteerde veronderstel- voor niet langer dan een jaar een gaatlingen omtrent de opbouw van de ver- je in de begroting van / 300 mln. te
vroegd afgeloste studieschuld implice- dichten.
744
Naast de hoge kosten die met de
voorgestelde regeling zijn gemoeid, zijn
er ook enige inkomensherverdelende
aspecten aan verbonden die minder gewenst lijken. Het ligt namelijk voor de
hand dat alleen de meer solvabele student gebruik zal maken van de regeling.
Mensen die nu al problemen hebben
met de aflossing van de studieschuld,
hebben waarschijnlijk een beperkte
toegang tot consumptief krediet. Uit gegevens van het CBS kan worden berekend dat het gemiddelde verstrekte renteloze voorschot per (beurs)student in
hel wetenschappelijk onderwijs in de afgelopen 10 jaar ca. / 3.450 bedroeg. Bij
een gemiddelde studieduur van 6 jaar
bedraagt de studieschuld dan ruim
/ 20.000. Met een maximaal kortingspercentage van 44% moet voor de vervroegde aflossing nog altijd een bedrag
van zo’n / 13.000 worden geleend. Om
een dergelijk bedrag te kunnen lenen
moet er netto / 2.400 worden verdiend.
Dat is ruim boven modaal. De ex-student die zich dus korte tijd na zijn afstuderen nog geen bovenmodaal inkomen
heeft kunnen verwerven kan dus, althans wanneer hij of zij hiervoor moet
lenen, geen gebruik van de kortingsregeling maken.
Besluit
De spelregels van het stringente begrotingsbeleid blijken nodig te zijn om
‘prisoners-dilemma’s’ in de ministerraad (“als hij niet bezuinigt, dan ik ook
niet”) te kunnen doorbreken. De spelregels werken het gunstigst als zij alleen
een preventieve functie hebben. Daadwerkelijke toepassing van de regels zoals afgesproken in het regeerakkoord
heeft echter een prijs. Bij strikte naleving, zoals in het hierboven beschreven
geval van de studiefinanciering, lijkt er
geen sprake van een evenwichtige afweging van prioriteiten. Het belangrijkste criterium voor de uitgavenverlaging
is neerwaartse flexibiliteit op korte termijn, waarbij de kosten op wat langere
termijn en inkomensverdelingsaspecten een ondergeschikte rol spelen. Het
is de vraag of de hier berekende prijs,
/ 60 mln., niet te hoog uitvalt.
Johan van der Ende
Tom Steenkamp
4. Zie ESB, 13juli 1988.
5. Zie onder andere Verslag Commissie Wet
op Consumptief Geldkrediet 1982/1983.