Ga direct naar de content

ANIC’s

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 10 1988

ANIC’s
ANIC’s zijn de Aziatische ‘newly
industrializing countries’ – Zuid-Korea,
Taiwan, Singapore en Hongkong met
Thailand en Maleisie op hun hielen waarover zoveel te doen is. Waaraan
hebben zij hun economische succes te
danken? Wat is de huidige situatie in de
Oost- en Zuidoostaziatische regio en
hoe ziet de toekomst er uit?
Er bestaan vele manieren om economische-groeibeleid in verschillende categorieen in te delen. In dit geval is de
beste classificatie de volgende:
– de periode van eenvoudige importsubstitutie;
– de periode van complexe importsubstitutie;
– het stadium van arbeidsintensieve
exportpromotie;
– het stadium van kapitaal- en technologie-intensieve exportpromotie.
ANIC’s hebben de tweede periode
overgeslagen en zijn rechtstreeks van
de eenvoudige importsubstitutie overgestapt naar de exportpromotie. Hongkong heeft zowel de eerste als de tweede periode overgeslagen en is rechtstreeks de export ingestapt. Zuid-Korea
en Taiwan gingen van 1 naar 3 zonder
tijd te verliezen in de riskante tweede
periode. Hongkong en Singapore zijn
omstreeks 1980 van 3 overgegaan naar
4.
Het eerste geheim van het AN IC-succes is dat zij niet alleen de juiste categorie als entree hebben gekozen, maar
ook op het juiste moment naar een ander stadium zijn overgestapt. In vergelijking hiermee is het Latijnsamerikaanse voorbeeld verhelderend. Die landen
zijn of te lang in een bepaald stadium 1 en 2 – blijven hangen, of zijn hals over
kop een volgend stadium ingevlogen. In
beide gevallen is het resultaat contraproduktief geweest.
Het tweede geheim van het succes
van ANIC’s als Zuid-Korea en Taiwan is
dat zij een herverdeling van inkomen en
vermogen hebben gekend voordat de
periode van sterke economische expansie begon. Om redenen die niets
met visie of inzicht te maken hebben,
maar alles met de omstandigheden in
die landen aan het eind van de jaren
veertig en het begin van de jaren vijftig,
zijn er belangrijke landhervormingen en
andere herverdelingsmaatregelen door
gevoerd. Het gevolg van deze maatregelen, die werden genomen toen de instituties nog niet waren verstard, was
dat de economische groei evenwichtig
is geweest, in die zin dat de verdeling
van de vruchten van die groei vrij billijk

ESB 10-8-1988

L.J. Emmerij

was. Daardoor was de economische
groei niet alleen zeer snel maar ook
‘sustainable’.
Het derde geheim van het ANIC-succes zou gelegen zijn in het Confucianisme, dat in Azie ongeveer dezelfde rol
speelt als in de Weberiaanse opvatting
het protestantisme in het westerse kapitalisme. Persoonlijk vind ik dit soort
stellingen over de rol van godsdienst en
ras (Chinezen!) nogal twijfelachtig,
maar ik geef het weer om volledig te
zijn.
Het resultaat van dit alles is een indrukwekkende economische groei, grate overschotten op de lopende rekening
van de betalingsbalans, machtige concurrentiekracht in steeds meer sectoren
en een intensiever lonken van de
OECD-landen in hun richting. Tegelijkertijd is er een grote complementariteit
gegroeid tussen de ANIC’s doordat zij
zich in verschillende richtingen hebben
gespecialiseerd via natuurlijke of bevochte comparatieve voordelen.
Maar er is meer aan de hand. De hele
Oost- en Zuidoostaziatische regio is in
snelle beweging. Japan is bezig met
een nieuwe ronde van economische
herstructurering, onder meer in het licht
van de handelsconflicten met de VS en
van de opwaardering van de yen sinds
1985. Dit Japanse herstructureringsbeleid gaat gepaard met een stimulering
van de binnenlandse vraag en een versnelling van de kapitaalexport. De Japanse markt zal daardoor toegankelijkerworden voorontwikkelingslanden in
de regio en vooral voor de ANIC’s. Verder constateren we een snelle uitbreiding van de Japanse directe investeringen in de ANIC’s sinds 1985. Er is zodoende niet alleen sprake van een

groeiende economische complementariteit tussen de ANIC’s onderling, maar
ook tussen Japan en de ANIC’s.
Dat is nog niet het einde van het verhaal. Ook China en de ASEAN-landen
komen steeds meer naar voren in deze
regionale arbeidsverdeling. China ontvangt, via zijn exportzones, steeds
meer arbeidsintensieve activiteiten die
de ANIC’s daarheen ‘herstructureren’,
terwijl zij zelf van de derde naar de vierde (de kapitaal- en technologie-intensieve) exportperiode overstappen. Zowel Japan als de ANIC’s investeren ook
steeds meer in de ASEAN-landen, zoals Thailand, Maleisie, Indonesie en de
Filippijnen.
Zo is er een formidabele regionale
economische machine in opbouw waarin de ANIC’s steeds meer een sleutelrol
vervullen. Zij doen dit door:
– het overhevelen van arbeidsintensieve bedrijfstakken naar andere landen
in de regio;
– het vergemakkelijken van de produktie aldaar door directe investeringen
en andere vormen van technologieoverdracht; en
– het verschaffen van toegang tot hun
markten voor de produkten die in de
omliggende landen gemaakt zijn.
In deze regionale arbeidsverdeling
volgens het Vliegende-ganzenmodel’
wordt de rol van Japan als leidende
gans steeds meer overgenomen door
de ANIC’s.
De rol van de ANIC’s als exporteur
van technologie naar andere landen in
de regio wordt ook belangrijker. De
ANIC’s brengen geen technologische
innovaties voort, maar wel een constante stroom van marginale veranderingen
en verbeteringen. De ANIC’s zijn tussenschakels in het verkeer tussen de
westerse en Japanse technologie en
aangepaste versies daarvan voor gebruik in China en de ASEAN-landen.
De contouren van de regio voor het
begin van de volgende eeuw zijn nu wat
duidelijker geworden. Er zal een groot
Chinees blok zijn ontstaan, bestaande
uit de Volksrepubliek, Taiwan en Hongkong; er zal sprake zijn van een grote
mate van economische integratie tussen Japan, de ANIC’s en de ASEANlanden; ten slotte zullen we een indrukwekkende groeipool zien ontstaan die
Japan, Groot-China, ANIC’s en ASEAN
bestrijkt en steeds meer als een blok
met een stem zal optreden. Dit is de Pacific-OECD van de toekomst.
L.J. Emmerij

731

Auteur