Bbp-indicator Nederland duidt op groeipauze
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4048, pagina 219, 6 maart 1996 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator
De sedert medio vorig jaar ingezette conjuncturele neergang in Duitsland en Frankrijk heeft zich in de afgelopen maanden in Europa
verder voortgeplant. Belangrijke oorzaken voor de conjunctuurvertraging in continentaal Europa waren in 1995 het wegebben van
voorraadimpulsen en de afzwakking van de relevante wereldhandelsgroei, onder invloed van een groeivertraging in de Angelsaksische
landen. Bovendien werd de export van de EU geremd door een verslechterde concurrentiepositie ten opzichte van andere
industrielanden. Verder bracht ook de turbulentie op de valutamarkten begin 1995 onzekerheid met zich mee, waardoor het
vertrouwen van de ondernemers in de conjuncturele ontwikkeling werd aangetast.
Tegen deze achtergrond zijn eerdere prognoses van de economische groei over 1996 voor de meeste Europese landen naar beneden
bijgesteld. In Duitsland en Frankrijk, maar bijvoorbeeld ook in België, wordt op dit moment rekening gehouden met een bbp-groei van
circa 1,5% voor dit jaar. Ook in de Verenigde Staten wijzen een afzwakkende industriële productie en een plotseling sterk gestegen
werkloosheid op enige conjuncturele terugval, al lijken hieraan vooral incidentele factoren ten grondslag te liggen. Vooralsnog is een
naderende recessie in de VS dan ook niet waarschijnlijk, temeer daar de vooruitzichten voor de investeringen gezien de lage lange rente
gunstig zijn, en voor de economieën van verscheidene belangrijke Amerikaanse handelspartners een herstel wordt verwacht (Canada,
Japan en Mexico).
In Nederland is de conjuncturele ontwikkeling in 1995 milder geweest dan in de ons omringende landen. Hieraan heeft de gematigde
loonontwikkeling in ons land in belangrijke mate bijgedragen. Wel tekenen zich inmiddels ook in Nederland steeds duidelijker de
contouren van een omslag in de feitelijke conjunctuur af (figuur 1), wat geleid heeft tot een groeivertraging van het bbp-volume tot 1,6%
in het laatste kwartaal van 1995 (tabel 1). De DNB-conjunctuurindicator, die al rond mei 1995 een conjunctuuromslag voorspelde, duidt
tot en met mei van dit jaar op een voortgaande daling van de conjunctuur.
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Tabel 1. Voorspelling groei bbp-volume Nederland o.b.v. bbp-indicator
procentuele mutatie t.o.v. overeenkomstige periode jaar eerder
Realisatie 1995
I
II
III
IV
jaar
I
3,4
1,6
2,4
1,2
2,4
2,2
Voorspelling 1996
II
III
IV
1,4
1,3
2,1
jaar
1,5
‘Leading’ indicatoren zoals de DNB-conjunctuurindicator kunnen tevens worden gebruikt bij het voorspellen van belangrijke
economische kerngrootheden als het bbp-volume. Een voorbeeld hiervan is een op de Nederlandsche Bank ontwikkelde
voorspelmethodiek voor het bbp- volume van Nederland tot één jaar vooruit, gebaseerd op snel beschikbare, op de algemene
conjunctuur vooruitlopende indicatoren 1. Dergelijke voorspellingen kunnen worden gezien als een aanvulling op die afkomstig van
macro-economische structuurmodellen.
In tabel 1 zijn volgens deze methodiek gemaakte voorspellingen opgenomen voor de Nederlandse bbp-groei vanaf het eerste kwartaal
1996 tot en met het vierde kwartaal 1996. Daarbij is gebruik gemaakt van beschikbare gegevens voor het bbp-volume tot en met het
vierde kwartaal 1995 en de meest recente informatie met betrekking tot de DNB-conjunctuurindicator, een algemene beursindex, de reële
geldhoeveelheid gemeten aan M1 en de verwachte omzet van NCM-polishouders.
Volgens deze voorspelmethode zou de groei van het bbp-volume zich in de eerste drie kwartalen van dit jaar kunnen gaan stabiliseren
rond 1,3%. Na deze ‘groeipauze’ trekt volgens de bbp-indicator de groei in het laatste kwartaal van dit jaar echter weer aan tot naar
schatting 2,1%. Voor geheel 1996 zou dit een bbp-groei betekenen van 1,5%. Het verschil met de jongste CPB- raming voor de bbpvolumegroei van 2% ligt overigens binnen de voorspelfoutenmarge. Dit neemt niet weg dat een wat lagere groei dan 2% tot de
mogelijkheden behoort. De cijfers bevestigen de vrij algemene verwachting op dit moment, dat voor een recessie niet hoeft te worden
gevreesd en dat in de loop van de tweede helft van dit jaar een herstel van de economische groei kan plaatsvinden. Belangrijkste reden
voor die verwachting is de sterkte van de economische fundamentals, te weten een lage inflatie, een lage rente en een over het algemeen
goede winstpositie van bedrijven
1 J.A. Bikker, Korte-termijnvoorspellers van bbp en industriële productie, ESB, 8 november 1995, blz. 1005-1009.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)