Ga direct naar de content

Arbeidsaanbod en arbeidsvraag in de gezondheidszorg op lange termijn

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 14 1984

Arbeidsaanbod en arbeidsvraag in de
gezondheidszorg op lange termijn
DRS. R.J.A.M. VAN DEN BROEK«
In juni 1984 is het vijfde bulletin 1) verschenen in de reeks Personeelsvoorziening Kwartaire Sector
(PKS). Het bulletin handelt over de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod in de gezondheidszorg. In dit
artikel worden de resultaten weergegeven die zijn gevonden voor vijf specifieke medische
beroepsgroepen. Geconcludeerd wordt dat tandartsen en fysiotherapeuten slechte vooruitzichten
hebben om aan een baan te komen. Indien de arbeidstijd van arisen drastisch wordt teruggebracht
zijn de perspectieven voor deze beroepsbeoefenaren aanzienlijk gunstiger. In het geval van
ziekenverzorgenden is de kans groot dat bij de huidige instroom in de opleiding er op de langere
termijn een tekort zal ontstaan. In minder sterke mate geldt hetzelfde voor verpleegkundigen.
Opzet

De arbeidsmarkt in Nederland wordt op het moment gekenmerkt door een groot aanbodoverschot. Lange-termijnramingen voor de Nederlandse economic wijzen crop dat de werkloosheid voorlopig hoog zal blijven. Gegeven een dergelijke ontwikkeling van de arbeidsmarkt in zijn geheel genomen wordt in
dit artikel de specifieke positie geschetst van vijf belangrijke medische beroepsgroepen: arisen, tandartsen, fysiotherapeuten,
verpleegkundigen en ziekenverzorgenden. De gepresenteerde ramingen van arbeidsvraag en arbeidsaanbod zijn in eerste instantie onafhankelijk van elkaar opgesteld. De verschillen in ontwikkeling geven derhalve slechts een indicatie van de toekomstige
tendenties op de arbeidsmarkt van de betrokken beroepsgroepen. De ramingen hebben geen betekenis als een reele prognose
van de werkloosheid.
Arbeidsvraag
De vraag naar medische beroepsbeoefenaren is gebaseerd op
een raming van de werkgelegenheid in de gezondheidszorg met
behulp van het op het Centraal Planbureau ontwikkelde model
MEDIKA. Gegeven de ontwikkeling van de capaciteit kunnen
met MEDIKA het gebruik, de werkgelegenheid en de kosten per
medische voorziening worden berekend 2).
Belangrijkste uitgangspunt voor genoemde raming van de
werkgelegenheid tot 2000 is realisatie van de doelstellingen van
de overheid voor de lange termijn, zoals die tot uitdrukking komen in een stelsel van normen voor de capaciteit van medische
voorzieningen (b.v. 3,7 ziekenhuisbedden per 1.000 Nederlanders). De aanname die gemaakt is, dat deze normen in de periode
1990-1995 zullen worden gerealiseerd, betekent dat een herallocatie van middelen tot stand zal worden gebracht van de intramurale naar de extramurale gezondheidszorg. Daarnaast is in de
raming rekening gehouden met het bezuinigingsbeleid voor de
korte en middellange termijn, zoals dat is weergegeven in het Financieel Overzicht van de Gezondheidszorg 1984 3). Voor zover
mogelijk is getoetst of de aldus verkregen ,,normraming” voor
de gezondheidszorg past binnen de bestaande economische scenario’s voor de lange termijn 4).
Apart wordt ingegaan op de veronderstellingen over arbeidstijdverkorting. Hiervoor werd aangesloten bij het referentiescenario voor de economische ontwikkeling dat is opgesteld door de
Stuurgroep Maatschappelijke Discussie Energiebeleid. In dit
scenario wordt uitgegaan van een vermindering van de arbeidstijd met bijna een kwart over de periode 1985-2000 (1,75% per
jaar). Gezien hun werktijd wordt aangenomen dat vrij gevestigde specialisten meer en vrij gevestigde fysiotherapeuten minder
in arbeidstijd teruggaan. Sinds de gezondheidszorg onder een
ESB 5-12-1984

taakstellend budget valt in de vorm van het Financieel Overzicht
van de Gezondheidszorg, kan de overheid invloed uitoefenen op
het effectueren van herbezetting in het kader van arbeidstijdverkorting. Mede op grond van toezeggingen van de minister van
WVC in de begroting 1984 wordt uitgegaan van 80% herbezetting voor de gezondheidszorg. Zonder meer zijn deze veronderstellingen discutabel. Derhalve wordt in dit artikel de raming van
het arbeidsaanbod van de vijf medische beroepsgroepen geconfronteerd met twee ramingen van de arbeidsvraag: een incl. arbeidstijdverkorting en een excl. arbeidstijdverkorting. Hiermee
wordt een indruk gekregen van de mogelijkheden om door middel van een verandering van de werktijd arbeidsvraag en arbeidsaanbod in overeenstemming met elkaar te brengen.
Arbeidsaanbod
Voor de raming van het arbeidsaanbod wordt gebruik gemaakt van een aantal stroommodellen die de relevante medische
opleidingen bestrijken. De belangrijkste invoerveronderstelling
van deze modeller! betreft de instroom van eerstejaars in de
opleiding. In dit artikel wordt in principe de instroom van eerstejaars constant gehouden op het niveau van het laatst bekende
realisatiejaar. Alleen voor die gevallen waarvoor besluiten bekend zijn gemaakt over een verandering van de bestaande opleidingscapaciteit, wordt met die verandering rekening gehouden.
Wel wordt aangegeven hoe de instroom in de opleidingen ongeveer moet worden gewijzigd om arbeidsvraag en arbeidsaanbod
te laten sporen.
Arisen
De universitaire studie medicijnen is een opleiding met een nu-

*) Ten tijde van het schrijven van dit artikel was de auteur werkzaam op
de afdeling Diensten van het Centraal Planbureau. Per 1 november 1984
is hij overgegaan naar de afdeling Finzncieel Beleid Gezondheidszorg van
het Ministerie van WVC.
1) Arbeidsvraag en arbeidsaanbod in de gezondheidszorg op lange termijn, Project personeelsvoorziening kwartaire sector, bulletin nr. 5,
Centraal Planbureau en Sociaal en Cultureel Planbureau, juni 1984.
2) Bovendien biedt het model informatie over personeelscategorieen en
kostenfactoren (PKS bulletin nr. 5, hoofdstuk 3). Deze gedesaggregeerde
gegevens zijn onontbeerlijk voor een betrouwbare raming van de vraag
naar specifieke beroepsgroepen.

3) Het Financieel Overzicht van de Gezondheidszorg doet dienst als een
soort begroting voor de gezondheidszorg.
4) Voor een meer gedetailleerde uitwijding over de normraming voor de
werkgelegenheid en kosten van de gezondheidszorg wordt verwezen naar
PKS-buUetin nr. 5, hoofdstuk 4.

1149

meriek rendement van ongeveer 70%. Men verwacht dat de gemiddelde student mi de tweefasenstructuur is ingevoerd 7 jaar
nodig heeft om de opleiding tot arts te voltooien. Een gedeelte

van het aantal geslaagden voor het artsexamen zal zich verder
specialiseren tot huisarts of medisch specialist. De specialisatie
tot huisarts duurt 1 jaar; die tot specialist 4 tot 6 jaar, afhankelijk van de gekozen richting. De totale opleidingsduur van arisen
is derhalve lang tot zeer lang. Ditmaakt het moeilijk om het aan-

bod van artsen op de vraag af te stemmen.

Tabel 1. Arbeidsaanbod en arbeidsvraag van e.g. naar artsen,
in aantallen personen a).
1981

1985

1990

1995

2000

5.820

7.300
6.200
0,84

8.100
6.600
0,82

8.400
6.700
0,79

Huisartsen

Aanbod
Vraag (excl. a.t.v.)

Tandartsen

De opleiding lol landarls heefl een iets hoger numeriek rende-

menl dan de opleiding lol arts, namelijk 80%. Voor de sludie
geldl een numerus fixus, die onlangs is verlaagd van 465 lot 300.
De raming van hel aanbod van landarlsen in label 2 is gebaseerd
op een constante inslroom in de opleiding van 300 personen per
jaar.

Tabel 2. Arbeidsaanbod en arbeidsvraag van c.q. naar tandartsen, in aantallen personen a)
1981

1985

1990

1995

2000

Vraag (excl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

5.550
5.510
0,99

6.400
6.100
0,96

7.400
6.100
0,82

7.800
6.100
0,78

8.100
6.100
0,76

Vraag (incl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

5.510
0,99

6.100
0,96

6.500
0,88

7.000
0,89

7.600
0,94

Aanbod

– wrhouding (v/a)

5.520
0,95

6.500
5.800
0,89

Vraag (incl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

5.520
0,95

6.000
0,93

6.900
0,94

7.900
0,98

8.600
1,02

a) Numerus fixus = 300

Aanbod
Vraag (excl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

9.530

11.800
10.000
0,85

12.900
10.300
0,80

13.600

0,99

10.900
9.800
0,90

Vraag (incl. a.t.v.)

9.390
0,99

10.200
0,94

11.300
0,96

12.800
1,00

14.400
1,06

6.800
6.510
0,%

7.500
7.100
0,94

8.400
7.700
0,91

9.200
0,87

9.700
8.300
0,86

De verlaging van de numerus fixus wordl zichlbaar in een minder hoge toename van hel aanbod van landarlsen in de jaren na
1990 dan ervoor. Indien geen arbeidslijdverkorling wordl doorgevoerd, blijfl de vraag naar tandartsen na 1985 ongeveer gelijk.
Hierdoor groeit over de periode lol 2000 hel overschol aan landarisen; een overschol dal zelfs door een halvering van de inslroom in de opleiding lol 150 personen per jaar niel kan worden
weggewerkt. Ook wanneer tandartsen vanaf 1985 6) jaarlijks

6.510
0,96

7.400
0,98

8.600
1,02

9.600
1,04

10.700
1,11

Specialisten

– verhouding (v/a)

Overige artsen
Aanbod
Vraag (excl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

Vraag (incl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

9.390

8.000

10.500

0,78

a) Numerus fixus medicijnen = 1.725

In label 1 is voor huisartsen, specialisten en overige artsen een
raming van het arbeidsaanbod opgenomen. Uilgangspunt daarbij is een numerus fixus voor de studie medicijnen van 1.725.
Daarnaast is aangenomen dal 35% van het aantal geslaagden
voor het artsexamen een opleiding tot huisarts gaal volgen en
40% een opleiding lot specialist Wanneer deze ramingen voor
hel arbeidsaanbod worden vergeleken mel de ramingen van de
arbeidsvraag dan blijkt – indien geen arbeidstijdverkorting
wordt doorgevoerd – dat voor alle drie calegorieen artsen het
arbeidsoverschot sterk loeneemt. Een verlaging van de numerus
fixus voor de studie medicijnen tot b.v. 1.000 zal vanwege de lange opleidingsduur niel leiden tot een vermindering van dit overschot op de middellange termijn. Pas ver in de jaren negenlig zou
door een dergelijke maalregel hel overschol aan artsen langzaam
gaan afnemen. Een snellere aanpassing van het aanbod van huisartsen en specialisten aan de vraag is wel mogelijk door het verminderen van de instroom in de huisartsenopleiding tol 295 en in
de specialislenopleiding lol 220 personen. In dal geval zal echler
hel overschol van overige arisen nog veel slerker loenemen dan
in label 1 slaal aangegeven.
Hel voorafgaande suggereert dat afslemming van hel aanbod
van en de vraag naar artsen in 2000 alleen mogelijk is door de

vraag te vergroten. Een voor de hand liggende melhode om dil le
bereiken is door arisen, waarbij een werkweek van 60 uur geen
uitzondering is, korler le lalen werken mel inlevering van loon.
Blijkens label 1 zal bij de gekozen veronderslellingen over arbeidstijdverkorting de vraag naar arisen na 1985 sneller loenemen dan hel aanbod. Op de lange lermijn zou zelfs een lekorl
aan arisen gaan onlslaan.
Het probleem dient zich aan dat arbeidstijdverkorting niel direcl aan vrij gevesligde artsen kan worden opgelegd. Weliswaar
zijn er indirect mogelijkheden door middel van degressieve tarieven 5), maar hel moel ernslig worden belwijfeld of deze middelen op de korle lermijn loereikend zullen zijn. Alleen een ingrijpende maalregel, zoals hel in loondiensl nemen van de vrij gevestigde specialisten, lijkt voldoende waarborgen te geven voor
de herverdeling van hel werk. Ondanks de problemen om op de
korle lermijn de gemiddelde werklijd van artsen te verminderen,
moel hel vooralsnog worden onlraden de opleidingscapaciteit
van artsen uil werkgelegenheidsoverwegingen draslisch le verlagen.
1150

1,75% in arbeidstijd leruggaan (mel 80% herbezelling) wordl

een overschol aan tandartsen geraamd. Dil overschol zal echler
wel na 1990 afnemen. Wil men – gegeven de veronderslelde arbeidstijdverkorting – in het jaar 2000 overeenstemming krijgen
lussen vraag en aanbod dan is volgens de berekeningen een verlaging van de numerus fixus lol in de buurl van 200 noodzakelijk.
Uit hel voorafgaande kan de conclusie worden gelrokken dal
hel niel waarschijnlijk is dal alleen door een vermindering van de
werktijd een overschot van landarlsen te vermijden is. Een beperking van de instroom in de opleiding lijkt als aanvullende

maatregel noodzakelijk, zij het dal hiermee alleen op de lange
lermijn een oplossing voor hel dreigende overschol wordl geboden.
Fysiotherapeuten

De opleiding lol fysiotherapeut is een vierjarige dagopleiding
op HBO-niveau met een gemiddeld numeriek rendement van iets
boven de 70%. Conform de afspraak tussen de overheid en de
fysiolherapeulen dal de inslroom in de opleiding lol drievierde
wordl teruggebrachl, is voor de raming van hel arbeidsaanbod
in label 3 uilgegaan van een conslanle instroom in de opleiding
van 1.710 personen per jaar. Hierdoor zwakl op de langere lermijn hel groeilempo van hel arbeidsaanbod aanzienlijk af. Desondanks wordl voor de periode 1995-2000 nog een groei van
1,7% per jaar voorspeld. Tegenover deze forse slijging van hel
arbeidsaanbod slaal bij gelijkblijvende werklijd een afnemende
vraag naar fysiolherapeulen na 1985. Hel gevolg is een slerk
groeiend overschol aan fysiolherapeulen.
Omdal de gemiddelde fysiolherapeul momenleel al voor niel
meer dan Iweederde daglaak werkzaam is, is een vermindering
van de werklijd slechts beperkt mogelijk. Tabel 3 maakl duide-

lijk dal door arbeidstijdverkorting (1% per jaar is verondersleld) het dreigende overschot aan fysiotherapeulen niel kan
worden vermeden. Resl nog slechls de mogelijkheid om de opleidingscapacileil aanzienlijk (lol b.v. een inslroom van 500 personen per jaar) in le krimpen. Zelfs dan is echler een grool over5) Voor de vergoeding van diensten van huisartsen aan ziekenfondsverzekerden geldt al geruime tijd een degressief abonnementssysteem.
Nieuw is het degressief tarief voor specialisten dat de overheid specifiek

wil gebruiken om de omzet per specialist te verminderen, zodat meer jonge, nieuwe specialisten zich kunnen vestigen.
6) Omdat het de overheid momenteel aan instrumenten (b.v. degressief
tarief) ontbreekt om tandartsen arbeidstijdverkorting op te leggen,
wordt verondersteld dat zij pas na 1985 in werktijd teruggaan.

f

Tabel 3. A rbeidsaanbod en arbeidsvraag van c. q. naarfysiotherapeuten in de gezondheidszorg, in aantallen personen a)
1981

1985

1990

1995

2000

10.400

13.800

10.800

– verhouding (v/a)

9.700
0,93

16.700
10.400
0,62

18.600
10.100
0,54

20.200
10.300
0,51

Vraag (incl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

9.700
0,93

11.000

11.100
0,67

11.500
0,62

12.300
0,61

Aanbod
Vraag (excl. a.t.v.)

0,79

0,80

a) Instroom opleiding = 1.710

schot aan fysiotherapeuten in de nabije toekomst zeer waarschijnlijk. De perspectieven voor studenten fysiotherapie die de
komende jaren afstuderen, mogen derhalve somber worden ge-

noemd.
Verpleegkundigen

vooropleiding, worden alleen voor het totale aantal verpleegkundigen vraag en aanbod met elkaar geconfronteerd.

De raming van het arbeidsaanbod van verpleegkundigen is gebaseerd op de veronderstelling dat de instroom in de opleidingen

gelijk blijft op het niveau van 1982 (9.145 personen per jaar). Dit
betekent dat een einde wordt gemaakt aan de inkrimping van de
capaciteit van de ,,in service”-opleidingen; een inkrimping, die
slechts gedeeltelijk werd gecompenseerd door een uitbreiding
van de twee dagopleidingen.

Tabel 4. Arbeidsaanbod en arbeidsvraag van c.q. naar verpleegkundigen in de gezondheidszorg, in aantallen personen a)
1981

1985

1990

1995

2000

– verhouding (v/a)

63.400
61.600
0,97

76.800
69.800
0,91

78.900
71.100
0,89

81.100
73.700
0,91

82.000
75.700
0,92

Vraag (incl. a.t.v.)
– verhouding (v/a)

61.600
0,97

72.900
0,95

81.200
1,02

91.700
1,13

102.200
1,25

Vraag {excl. a.t.v.)

grote invloed.

Ziekenverzorgenden

De laatste beroepsgroep waarvoor een beeld van de arbeidsmarkl wordt geschetsl, zijn de Ziekenverzorgenden. De opleiding lol ziekenverzorgende wordt in verpleeghuizen gegeven. De
opleiding duurt ruim 2 jaar en heefl een numeriek rendement

van 70%. De instroom in de opleiding tot ziekenverzorgende is
de afgelopen jaren gedaald tot 5.675 personen in 1982. Voor de
raming wordt verondersteld dat de inslroom op hel niveau van

1982 gehandhaafd blijft.

Er zijn vijf basisopleidingen tot verpleegkundige: twee dagopleidingen op MBO- en HBO-niveau en drie opleidingen die binnen de intramurale instellingen worden gegeven (,,in service”opleidingen). De opleidingen duren 3 tot 4 jaar en hebben een
numeriek rendement tussen de 60 en 75%. Omdat er zowel ten
aanzien van het aanbod als de vraag grote substitutiemogelijkheden bestaan tussen verpleegkundigen met een verschillende

Aanbod

Gezien het voorafgaande bestaat de kans, dat ondanks de huidige werkloosheid onder verpleegkundigen een geleidelijke uitbreiding van de dagopleidingen noodzakelijk zal blijken te zijn.
Hoe hoog deze uilbreiding zal uilvallen is onzeker. De male
waarin arbeidslijdverkorling wordt doorgevoerd en de arbeidsdeelname van verpleegkundigen (verloop) hebben daarop een

a) Instroom opleiding = 9.415

Blijkens label 4 neemt het aanbod van verpleegkundigen over
de periode tot 2000 toe. De berekeningen wijzen op een relatief
gematigde stijging van het arbeidsaanbod na 1985. Dit is niet alleen het gevolg van de daling van de instroom in de opleiding gedurende de afgelopen jaren. Eveneens van invloed is de veronderstelling dat het verloop van verpleegkundigen zal toenemen
7). Indien geen arbeidstijdverkorting wordt doorgevoerd, blijft

volgens de berekeningen de vraag naar verpleegkundigen achter
bij het aanbod. Het overschot aan verpleegkundigen ontstaat in
de eerstkomende jaren om vervolgens iets terug te lopen. Vraag
en aanbod kunnen op een lijn worden gebracht door de inkrimping van de opleidingscapaciteit van de, ,in service”-opleidingen
voort te zetten. Indien de jaarlijkse instroom in deze opleidingen
met 1.100 personen wordt verlaagd, zal het aanbod van verpleegkundigen in de gezondheidszorg in het jaar 2000 met ongeveer 5.000 personen minder zijn gestegen dan in label 4 staal
aangegeven. Door de verlaging van de inslroom zal daarnaasl

hel aanlal leerling-verpleegkundigen afnemen dal werkzaam is
in de inlramurale gezondheidszorg. Volgens MEDIKA zal dit er

toe leiden dat 1.500 gediplomeerd verpleegkundigen exlra in
diensl worden genomen, waardoor vraag en aanbod op hetzelfde niveau uitkomen.
In het geval dat 1,75% arbeidstijdverkorting per jaar wordl
doorgevoerd mel 80% herbezelling wordl alleen voor de korle
lermijn een overschol aan verpleegkundigen geraamd. Op de
lange termijn lijkt een uilbreiding van de opleidingscapaciteit
nodig om tekorlen le voorkomen. Dit zou kunnen gebeuren door
de Iwee dagopleidingen verpleegkunde geleidelijk uit te breiden

Tabel 5. Arbeidsaanbod en arbeidsvraag van c.q. naar ziekenverzorgenden in de gezondheidszorg, in aantallen personen a)
1981

1985

1990

1995

2000

Aanbod
Vraag (excl. a.t.v.)
— verhouding (v/a)

22.200
21.300

26.100

26.000

0,96

25.200
0,97

27.100
1,04

25.700
29.500
1,15

25.600
31.000
1,21

Vraag (incl. a.t.v.)
— verhouding (v/a)

21.300
0,96

26.500
1,01

31.200
1,20

37.300
1,45

42.300
1,65

a) Instroom opleiding = 9.415

Tabel 5 laat geen stijging meer zien na 1985 van het aanbod
van ziekenverzorgenden. Evenals bij verpleegkundigen zijn hiervoor twee oorzaken aan te geven: de daling van de instroom in de
opleiding gedurende de afgelopen jaren en de veronderstelde
toename van het verloop van ziekenverzorgenden. Daarentegen
wordt een duidelijke stijging van de arbeidsvraag verwacht, ook
indien geen arbeidstijdverkorting wordt doorgevoerd. Hel
groolste deel van het aantal ziekenverzorgenden is namelijk

werkzaam in verpleeghuizen. Vanwege de vergrijzing van de bevolking is aan verpleeghuizen als enige inlramurale voorziening
capacileitsuilbreiding loegestaan.
Het voorafgaande duidt erop dal, indien de opleidingscapaciteit niet wordt uilgebreid, een loenemend lekorl zal onlslaan aan
ziekenverzorgenden. Hierbij moet wel de kantlekening worden
geplaatst dal het potentiele arbeidsaanbod 8) van ziekenverzorgenden erg groot is. Hel gesignaleerde tekort aan ziekenverzorgenden zou (gedeeltelijk) kunnen worden weggewerkt indien een
gedeelte van hel aantal (hoofdzakelijk vrouwelijke) gediplomeerden weer als ziekenverzorgende zou gaan werken.
Indien de werktijd niet verandert kan volgens modelberekeningen het dreigende tekort aan ziekenverzorgenden worden vermeden door de instroom in de opleiding geleidelijk uit te
breiden van 5.675 tol 7.400 personen per jaar. Wordt wel jaarlijks 1,75% arbeidstijdverkorting doorgevoerd, dan zou een uitbreiding van de instroom tot 10.000 personen per jaar noodzakelijk zijn. In dat geval neemt het aanbod van ziekenverzorgenden
ten opzichte van de cijfers in label 5 loe met 12.000 personen in
hel jaar 2000. Door de toename van het aantal leerlingen-ziekenverzorgenden loopt de vraag naar gediplomeerden met ruim
4.500 personen terug.
Uit het voorafgaande kan de conclusie worden getrokken dat
de opleidingscapaciteil voor ziekenverzorgenden over enkele jaren waarschijnlijk uilbreiding zal behoeven. Indien deze verwachting bewaarheid wordl belekenl dit dal de daling van de
jaarlijkse inslroom in de opleiding tot ziekenverzorgende van

7.525 in 1975 tot 5.675 in 1982 zich niet zal voorzetten. Hoe hoog
de uitbreiding zal uilvallen is echler onzeker.
R.J.A.M. van den Broek

van een inslroom van 1.500 personen per jaar tot 5.500 personen

7) De laatste jaren is het verloop van verpleegkundigen gehalveerd. Gezien het ouder worden van het bestand aan verpleegkundigen is het niet
aannemelijk dat het verloop zich op dit extreem lage niveau zal handhaven. Zie verder PKS-bulletin nr. 5, hoofdstuk 6, biz. 17-18.
8) Onder het potentiele aanbod van ziekenverzorgenden wordt verstaan
het aantal personen, dat een diploma tot ziekenverzorgende heeft

per jaar.

gehaald.

ESB 5-12-1984

1151

Auteur