Ga direct naar de content

An American Palace

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 26 1985

An American
in Palace

jaren wordt over het eerste geklaagd, zonder
dat er veel verandert. Maar na de recessie is de
groei hervat – althans in die economieen die
voldoende innovatief en concurrend zijn.
Ten derde, identificeert Thurow de grote
economieen met een specifiek probleem en
zegt dat de oplossing daarvan het gemakkelijkste zal worden gevonden in economische
afsluiting van de wereld. Die problemen zouden zijn: in de Verenigde Staten de te lage produktiviteitsgroei; in Europa het gebrek aan
Op dinsdag 11 juni hield de Amerikaanse werkgelegenheid; en in Japan de scheefgeeconoom Lester Thurow een rede in het Paleis trokken handelsbalans.
op de Dam over de problemen van de zogeWat Thurow hier bespreekt zijn eerder
naamde eerste wereld: de westerse industrie- symptomen dan oorzaken. De lage produktilanden, waaronder begrepen Japan 1). Met de viteitsgroei in de Verenigde Staten is een gestrekking van het betoog – dat terugval van volg van de verschuiving in de produktie van
de gei’ntegreerde wereldeconomie in protecti- de klassieke industrietakken naar dienstverleonistische richting moet worden voorkomen
ning en geavanceerde technologische secto- zullen velen kunnen instemmen. Tegelij- ren. In beide gevallen is produktiviteitsgroei
kertijd bevat die boodschap weinig nieuws; nauwelijks te meten. Maar hoe komt het dan
zij wordt al verscheidene jaren gepredikt. De dat 98 miljoen werkende Amerikanen in 1984
draai die Thurow aan het verhaal gaf was een bruto produkt genereerden van $ 1.817
evenwel bedenkelijker: wij zouden nu op een mrd., terwijl 105 mln. werkende Europeanen
keerpunt zijn aangeland. ,,Zal de naoorlogse (in de EG) slechts $ 1.190 mrd. voortbrachtendens in de richting van economische inte- ten? M.a.w. de Amerikaanse produktiviteit
gratie zich voortzetten? Ik denk het niet. De per werkende is ruim anderhalf maal hoger
wereldeconomie bevindt zich integendeel op dan de Europese en daarin is, zoals een EGeen keerpunt en de komende tien jaar zullen studie laat zien, gedurende de laatste twintig
waarschijnlijk een zekere teruggang van de jaar nauwelijks verandering in gekomen 3).
economische integratie te zien geven”.
Produktiviteitsvergelijkingen in de industrie
Op zich zelf is zo’n uitspraak al kwestieus. kunnen een scheef beeld opleveren.
De voortgang van de integratie is reeds geduDe basiscomponenten van de Amerikaanse
rende een aantal jaren stagnerend, voor zover economic — aldus Thurow — zouden ,,stuk
men onder integratie de klassieke handelslibe- voor stuk beneden de maat” blijven. Dat zou
ralisatie wil verstaan. Maar er is een ander gelden voor de kwaliteit van de arbeid, de
soort integratie ontstaan, die van de multina- bruto investeringen, de besparingen, de
tionale ondernemingen. Dit fenomeen van de research- en ontwikkelingscomponent, en
laatste twintig jaar (althans wat betreft de zelfs het management. Dat valt moeilijk te geomvangrijke groei) wordt door Thurow ge- loven wanneer een economie zo’n groot proheel verwaarloosd. Zijn betoog is – keynesi- dukt oplevert. Thurow heeft het dan ook over
aans – gebouwd op de antiquarische veron- ,,inputs”, terwijl wat telt de verhouding
derstelling dat de wereldeconomie bestaat uit ,,inputs-outputs” betreft. Uitgavenaan R&D
nationale economieen die meer of minder zijn een notoire, onbetrouwbare maatstaf
goed functioneren overeenkomstig de mate voor de meting van innovaties; bij de kapivan vrijhandel of protectie en de wijze waar- taalsinvesteringen blijkt de Amerikaanse ecoop overheden hun macro-economisch beleid nomie aanzienlijk rendabeler te zijn dan de
sturen en op elkaar afstemmen. De multi- Europese 4) en een keynesiaan zou toch van
nationale onderneming is evenwel de voor- Keynes zelf wel ter harte mogen nemen: ,,If
naamste dynamische kracht in de huidige enterprise is afoot, wealth accumulates,
westerse markteconomie, waarbij aangete- whatever may be happening to thrift; and if
kend zij dat dit bepaald niet alleen de gigan- enterprise is asleep, wealth decays whatever
tisch grote ondernemingen betreft: van de 220 thrift may be doing” 5). Dat ten slotte Amerigrootste industriele, financiele en commercie- kaanse ondernemerschap te kort zou schiele ondernemingen in Nederland waren er in ten, is in z’n algemeenheid een lachwekkende
1980 nog slechts 48 nationale ondernemin- redenering, gezien de vele ondernemingen en
gen, d.w.z. zonder buitenlandse produktie- banen die in de Verenigde Staten ontstaan.
bijdrage aan de omzet 2).
In de EG is de slechte werkgelegenheidscreWat is het gevolg van deze dynamiek in de atie in de afgelopen decennia eveneens een
wereldeconomie? Ten eerste is multinationa- symptoom van een diepergaande malaise,
lisatie een manier om van groei elders te profi- reeds vele malen onderstreept: onderlinge
teren en om protectie te ontgaan. Zou dus nu verdeeldheid, barrieres, geen open, interne
in de westerse wereld een tendens naar verdere markt, subsidising en tegen elkaar gericht
protectie doorzetten — zoals Thurow vreest (verkapt) protectionisme. Afsluiting van de
– dan is dit, hoewel allerminst toe te juichen, rest van de wereld om ,,de werkgelegenheid
minder desastreus voor de wereldeconomie met een herstelplan op peil te brengen” zou de
dan in de jaren dertig. Het zou, door belem- EG-economie werkelijk een fatale slag toemering van export, bepaalde landen treffen, brengen. Overigens kan ik mij in het argudie zoals Japan en West-Duitsland, minder ment dat een EG als eenheid een macro-ecogemultinationaliseerd zijn. Het zou ook de in- nomische impuls zou kunnen geven wel vinvesteringen verplaatsen, en daardoor bepaal- den, maar het probleem schuilt juist in die
de landen of regie’s bijzonder treffen, zoals eenheid. Daarvan zijn wij verder dan ooit
thans reeds in West-Europa merkbaar is. verwijderd.
Maar het alternatief is zeker niet, zoals ThuOok Thurows analyse van het Japanse prorow suggereert, of mondiale afstemming van bleem kan ik niet delen. Alweer is het grote
nationaal beleid (een onmogelijke opgave) of handelsbalansoverschot eerder symptoom
afglijden van de wereldeconomie in een pro- dan oorzaak. Een van de fundamentele oortectionisme waarvoor een prijs moet worden zaken van het Japanse exportsucces is simpel
betaald die ,,gigantisch zal zijn”.
de hevige interne concurrentie die voortgezet
Ten tweede, vloeit daaruit voort dat het na- wordt op de buitenlandse markten. Dit doet
tionale beleid en de onderlinge afstemming de auteur van een van de beste recente boeken
daarvan minder belangrijk is voor de groei over het Japanse systeem zich afvragen: ,,Are
van de wereldeconomie dan de expansie van the Japanese too efficient?” 6). Gewoonlijk,
de ondernemingen en hun investeringen. Al aldus de auteur, is de zwakke coordinate van
ESB 3-7-1985

de handelspolitiek in andere landen een deel
van het probleem. Maar de hoofdzaak ligt elders: ,,In every circumstance where they have
made deep inroads in foreign markets, it is
not just one Japanese company but often several at one and the same time. The competitive battlefield of Japan’s domestic industry is
thus transferred to the foreign markets, leaving local enterprises worn down with the onslaught of new products, technologies, and
novel marketing vehicles 7). Tot op heden zijn
de resultaten vooral behaald in sectoren waar
internationaal gestandaardiseerde produkten
opgeld doen: horloges, televisies, auto’s, motorfietsen, staal, schepen, machines enz.
waarin schaalvoordelen de grote volumeproduktie vergezellen, en excellente organisatie
met een hoge kwaliteitsstandaard gepaard
kan gaan 8). Dat is hetzelfde recept dat de
Britten in de 19e eeuw en de Amerikanen eerder in deze eeuw toepasten. Maar dat is aan
het veranderen. Juist omdat de mogelijkheid
van opkomend protectionisme wordt onderkend, worden alternatieven gevonden in: de
penetratie van sectoren met hoogwaardige
technologic; de multinationalisatie van voorheen exporterende ondernemingen; de oprichting van joint-ventures; de participatie in
defensieproduktie (Japan doet wel mee aan
het SDI-programma, luidde een recent bericht) en de financiele ,,hulpverlening” aan
de derde wereld, die wat Rix noemde ,,a cumulative cycle of bilateral commitment” is
9).
Uit het voorgaande blijkt dat protectionisme niet het werkelijke probleem is, en dat
er veel meer nodig is, vooral in West Europa,
dan dat de industrielanden moeten leren hun
economisch beleid op elkaar af te stemmen in
monetaire en fiscale zin. Zogenaamde keynesiaanse recepten blijven aan de oppervlakte
doordat zij ten eerste op het macroeconomisch niveau zijn afgestemd en, ten
tweede, het algemene overheidsbeleid betreffen. Maar ieder kan zien dat — afgezien van
de specifieke collectieve-sectorproblemen de crux van de moeilijkheden tussen de drie
blokken ligt in het feit dat de grote Amerikaanse markt zo sterk groeide: dat trekt Japanse export aan en Europese export plus
kapitaalsinvesteringen. Thurow schrijft deze
groei aan Reagans keynesiaanse vraagstimulering toe. Hij verzuimt de vraag te beantwoorden waar de groei voor Reagan vandaan
kwam: van de 33 mln. arbeidsplaatsen, ontstaan tussen 1960 en 1984, vielen er slechts 3
mln. in de jaren 1980-1984. Daarmee demonstreert hij de derde tekortkoming van deze soort analyse: overwegend kortebaanwerk. Dat kun je natuurlijk niet maken
als je lange-termijnprognoses geeft voor ,,de
komende tien jaar…”.
H.W.deJong

1) NRC Handelsblad, 16 juni 1985.
2) Zie label 9.6 in mijn De internationalisatie van
het Nederlandse bedrijfsleven, in: M.T. Brouwer en
H.W. (er Hare (red.), Ondernemen in Nederland,
Deventer, 1985.
3) J. Mortensen, Rentabiliteit, relatieve factorprij-

zen en substitute kapitaal/arbeid in de Gemeenschap, de Verenigde Staten en Japan – 1960-1983,
Europese Economie, juli 1984.
4) Idem.
5) J.M. Keynes, A /realiseon money, 1930, deel 11,
biz. 149.
6) C.J. McMillan, The Japanese industrial system,
Berlijn/New York, 1984.
7) Idem, biz. 308 – 309.

8) Idem, biz. 268.

9) A. Rix, Japan’s economic aid: policy-making

and politics, New York, 1979, biz. 264.

659

Auteur