beleid
Afbouw Algemene heffingskorting
mist doel
Om de arbeidsparticipatie van afhankelijke partners te
stimuleren wordt in dit artikel gepleit eerst compenserende
en andere fiscale maatregelen in te voeren, alvorens de
Algemene heffingskorting af te bouwen. Afbouw zal juist
resulteren in vergroting van armoede in gezinnen.
D
e Algemene heffingskorting vermindert de
loon- en inkomstenbelasting in 2007 met
2.043Â euro voor personen jonger dan vijfÂ
enzestig jaar. Als de partner tenminste het
minimumloon verdient, krijgt de ander de heffingskorÂ
ting uitbetaald. De Algemene heffingskorting verving in
2001 de overdraagbare belastingvrije som.
Met afbouw van de uitbetaling van de Algemene hefÂ
fingskorting, met zes tweederde procentpunt per jaar
gedurende vijftien jaar, denkt het kabinet de arbeidsÂ
participatie te stimuleren. Volgens het Belastingplan
2008 gaat de maatregel gelden voor niet of weinig
verdienende partners, zonder kinderen jonger dan
zes jaar, en geboren na 1972.
Getroffen gezinnen
De meerderheid van de circa 320 duizend afhankeÂ
lijke partners jonger dan 35 jaar heeft jonge kinderen
en een partner die werkzaam is op de arbeidsmarkt.
Het is niet bekend hoeveel van de 25 duizend fiscale
partners zonder kinderen een nihil belastbaar inkoÂ
men uit betaald werk hebben. Naar schatting treft
de maatregel ongeveer honderdvijftigduizend gezinÂ
nen met kinderen ouder dan zes jaar. In gezinnen
met meerdere kinderen en een laag inkomen kan het
inkomen dan dalen beneden het sociale minimum.
In het netto minimumloon van een alleenverdiener,
zit nu tweemaal de Algemene heffingskorting verÂ
werkt. Dit netto-referentieminimumloon (14.842
euro in 2007) werkt via de netto-netto-koppeling
door in alle sociale minima. De inkomensverlaging
van 2.043 euro betekent een achteruitgang van
bijna veertien procent. Het is niet bekend of de Wet
Werk en Bijstand wordt aangepast. Zonder inkoÂ
menscompensatie voor een moeder (of enkele vader)
als zij (of hij) geen baan of geen kinderopvang kan
vinden, zal het beroep op de bijstand toenemen.
Afschaffing stimuleert participatie niet
HETTIE POTT-BUTER
Universitair hoofddocent
aan de Universiteit van
Amsterdam
686
ESB
Volgens alle economische modellen gaan deeltijdwerÂ
kers extra uren werken of gaan afhankelijke partners
toetreden tot de arbeidsmarkt als de netto beloning
toeneemt. Bij een stijging van het zogenaamde nietarbeidsinkomen gaat men juist minder uren betaald
werken. Onder economen bestaat overeenstemming
16 november 2007
dat het effect van maatregelen die het eigen inkoÂ
men van vrouwen beïnvloeden groot is en het effect
van maatregelen die het overige huishoudinkomen
beïnvloeden, heel klein.
In Kosten en baten van participatiebeleid (SEO,
2007) is geschat dat als het loon van de (particiÂ
perende) man met een procent daalt, het aantal
uren betaald werken van vrouwen met achthonÂ
derdste procent afneemt. Deze vrouwen gaan 1,76
procent meer uren betaald werken als het eigen
netto uurloon met een procent toeneemt De SEOarbeidsaanbodelasticiteit is hoog vergeleken met die
van het CPB (2007). Zonder beleidsveranderingen is
die elasticiteit 0,5 voor alle vrouwen met een partner
(aflopend naar 0,41 in 2010). Op basis van deze
gegevens is berekend dat, als volledige afschaffing
van de Algemene heffingskorting voor afhankelijke
partners had plaatsgevonden in 2006, op termijn
in 2040, het arbeidsaanbod zal zijn toegenomen.
Volgens SEO is dat met 6,3 procent in uren en 12,2
procent in personen. Bij de door het CPB geprefeÂ
reerde schatting is dat 3,3Â procent in uren en 6,7
procent in personen. In een gevoeligheidsanalyse reÂ
kent het CPB ook met een arbeidsaanbodelasticiteit
van één en een inkomenselasticiteit van –0,2. De
uitkomst is dan 6,3Â procent in uren en 12,2Â procent
in personen (CPB, 2007).
Het voorspelde langetermijneffect komt dus niet
door de inkomensverlaging, maar door verlaging van
het heffingstarief bij arbeidsmarkttoetreding.
Weinig potentiële toetreders merken echter die
verlaging op of weten voor welke heffingskortingen
ze in aanmerking komen. Ze maken een afweging
tussen het netto inkomen en de kosten. Bovendien
is bij noodzakelijke zorgtaken de verklaring van de
toename in arbeidsparticipatie van vrouwen veel
complexer dan volgens de bovengenoemde toegeÂ
paste modellen. Dat een hoger huishoudinkomen
uitbesteding (crèches, au pair), huishoudelijke taken
(werkster, kant-en-klaar-producten) en verhoging
van de arbeidsproductiviteit (door tijdbesparende
machines) mogelijk maakt, wordt bijvoorbeeld niet
waargenomen.
Niet alleen op de modellen valt het een en ander
aan te merken; ook op de verwachte verlaging van
het heffingstarief bij toetreding tot de arbeidsmarkt
en daar moet de stimulans tot participatie juist van
komen. Dit valt het beste te illustreren met twee
inkomensvoorbeelden van echtparen jonger dan
vijfendertig jaar (gegevens 2007).
In het eerste voorbeeld heeft de vrouw een belastÂ
baar inkomen van 17.300Â euro uit betaald werk (zie
Combinatiekorting
149
Kinderkorting
939
Totaal heffingskortingen
4.390
Te betalen aan belastingdienst door vrouw
1.431
Inkomen vrouw na aftrek betaling
15.869
Man krijgt algemene heffingskorting deels uitbetaald
1.431
Vrouw en man samen
17.300
Rekenvoorbeelden
Rekenvoorbeeld 1 – vrouw inkomen, man geen inkomen (in euros)
Belastbaarinkomen vrouw
Berekende heffing over 17.300 euro (33,65%)
Algemene heffingskorting
2.043
Arbeidskorting 1,7815% tot 8.312 euro, daarna
Rekenvoorbeeld 2 – vrouw en man inkomen (in euros)
17.300
1.259
5.821
Berekende heffing over 8.000 euro x 33,65% =
Algemene heffingskorting
Arbeidskorting
Combinatiekorting
12,354%
Combinatiekorting
149
939
Verschil
Aanvullende combinatiekorting
Totaal heffingskortingen
4.390
Te betalen aan belastingdienst door vrouw
Financiële onafhankelijkheid voor alle gezonde vrouÂ
wen en mannen tussen vijfentwintig en vijfenzestig
jaar is om vele redenen gewenst. Concreet betekent
dat kunnen beschikken over een persoonlijk inkomen
van minstens tienduizend euro per jaar. Daarnaast
moet collectief genoeg worden verdiend om een baÂ
sisinkomen en verzorging te financieren voor mensen
die niet kunnen werken (gehandicapten) of hoeven te
werken (jonge kinderen en vijfenzestigplussers).
Op basis van deze twee uitgangspunten kan het
inkomensbeleid drastisch worden vereenvoudigd.
Een optimale oplossing voor de noodzakelijke zorgÂ
arbeid kan dan naar ieders individuele keuze worden
ingevuld, onbetaald en/of professioneel.
Een minimuminkomen voor degenen die niet kunÂ
nen of hoeven te werken is min of meer gerealiseerd
voor vijfenzestigplussers, chronisch zieken en geÂ
8.000
Vrouw en man samen
24.212
1.431
Vrouw en man samen
Voorwaarden voor meer participatie
-343
15.869
Man krijgt algemene heffingskorting deels uitbetaald
rekenvoorbeelden). De man heeft geen inkomen en
Rekenvoorbeeld 2 zorgt voor de tweevrouw en man inkomen (in euros) jaar. Haar
kinderen ouder dan zes
Berekende heffing over 8.000 euro x 33,65% =
aan de belastingdienst te betalen bedrag is 1.431
Algemene heffingskorting
2.043
euro. Hij krijgt dat deel van de Algemene heffingsÂ
Arbeidskorting
143
korting uitbetaald. De vrouw komt dus niet in aanÂ
Combinatiekorting
149
merking voor de maximale arbeidskorting en de man
Aanvullende combinatiekorting
niet Totaal heffingskortingen Algemene heffingskorting.
voor de maximale
Verschil
Als de herintredende man een belastbaar inkomen
Inkomen man na aftrek betaling
gaat Vrouw en man van achtduizend euro (85 procent
verdienen samen
van de herintreders gaat tussen het minimumloon
en de helft ervan verdienen) (SZW, 2007) verandert
de situatie. Het belastbaar inkomen van de vrouw
blijft gelijk. Zij houdt ook de kinderkorting, want die
gaat naar de meestverdienende partner. Het bedrag
blijft tot een gezamenlijk inkomen van man en vrouw
beneden 28.987 euro ook gelijk. Daarna wordt het
afgebouwd. De man komt als minstverdienende
partner in aanmerking voor de aanvullende combiÂ
natiekorting van zevenhonderd euro. De man heeft
recht op 3.035Â euro aan heffingskortingen, maar hij
kan dat bedrag niet geheel verzilveren. De 343Â euro
kan wel alsnog via de vrouw worden geïnd. Tot een
inkomen van bijna 10.300 hoeft hij geen belasting te
betalen. Het is onwaarschijnlijk dat de man zijn baan
gaat opzeggen vanwege de Algemene heffingskorting.
Het toetreden van vele vrouwen, ondanks de jaarlijkse
verhoging van de Algemene heffingskorting wijst daar
ook niet op.
3.035
Inkomen man na aftrek betaling
1.431
Inkomen vrouw na aftrek betaling
149
Totaal heffingskortingen
Kinderkorting
2.692
2.043
143
17.300
handicapten. Voor kinderen nog niet. Om armoede onder kinderen te voorkomen,
zijn regelingen nodig die aan het kind gekoppeld zijn. Alleen de kinderbijslag
2.692
voldoet daaraan. Het bedrag is onafhankelijk van het inkomen van de ouders
(sinds 1980), maar volstrekt ontoereikend om de basisbehoeften van kinderen te
compenseren en zou dus moeten worden verhoogd. (Voor rijkere huishoudens is
de kinderbijslag een gering bedrag, maar sinds de fiscalisering in 1989 dragen
3.035
vooral rijkere huishoudens bij aan de premie).
-343
8.000
Tot 24.212
slot
Om meer arbeidsparticipatie van mensen met een laag inkomenspotentieel te
bevorderen, is een scala aan maatregelen voorhanden: als men de twee uitÂ
gangspunten onderschrijft, ligt vermindering van inkomensafhankelijke subsidies
voor de hand. Met een rechtvaardiger en eenvoudiger belastingstelsel kan de onÂ
zekerheid over de hoogte van het netto inkomen en de hoge belastingdruk rond
het minimumniveau worden opgeheven. Belangrijk voor meer betaald werk door
ouders van jonge kinderen is werk dicht bij huis, in deeltijd, voldoende kwalitaÂ
tief goede kinderopvangmogelijkheden en flexibele aanpassing van arbeidstijden
aan schooltijden en schoolvakanties. Daarnaast is ondersteuning in bijscholing
en begeleiding naar betaald werk gewenst. Als aan de genoemde randvoorwaarÂ
den is voldaan, kan doorstroming op de arbeidsmarkt beter van de grond komen,
maken hooggekwalificeerde vrouwen plaats voor lager opgeleiden en gaan ze
allebei meer uren werken dan ze nu doen.
Wat betreft de Algemene heffingskorting zijn alle mogelijkheden tussen uitbetaÂ
len aan iedere volwassene als tegemoetkoming in de eerste kosten van levensonÂ
derhoud en die van volledige afschaffing voor iedereen denkbaar.
De werkelijkheid is veel gecompliceerder dan in bovenstaande eenvoudige voorÂ
beelden, want er is geen rekening gehouden met de uitbestedingskosten, andere
heffingskortingen en het verlies aan inkomen uit inkomensafhankelijke regelinÂ
gen. Vooral een combinatie van verlies aan zorgtoeslag (ruim twaalfhonderd euro
per jaar), huurtoeslag (maximaal drieduizend euro per jaar en veertig tot vijftig
procent marginale druk) en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen (twintig
tot veertig procent marginale druk tot honderddertig procent van wettelijk miÂ
nimumloon) is een veel grotere participatiebelemmering dan uitbetaling van de
Algemene heffingskorting. De impliciete heffing op arbeidsinkomsten kan oploÂ
pen tot tachtig procent. In 2008 komt daar ook nog de impliciete heffing op in
te voeren kindertoeslag bij.
Voor echtparen met meer dan veertigduizend euro vermogen kan de afhankelijke
partner ook na 2009 nog (deels) voor de Algemene heffingskorting in aanmerÂ
king komen. Rechtvaardig is de afschaffing dus ook niet.
LITERATUUR
CPB (2007) Een analyse van maatregelen gericht op de arbeidspartiÂ
cipatie van vrouwen. Notitie, 17 januari 2007. Den Haag, CPB.
SEO (2007) Kosten en baten van participatiebeleid. Amsterdam:
SEO Economisch Onderzoek.
SZW (2007) De armoedeval, Een nieuwe kijk op een oud probleem.
Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
ESB
16 november 2007
687