Ook als een ander systeem wordt ingevoerd als gevolg van een herindeling is er de facto sprake van een verandering van het beprijzingsysteem.
In ESB 4756 concluderen wij op basis van data voor 1998-2014 dat diftar vaker wordt ingevoerd in gemeenten die minder politiek gefragmenteerd zijn. Dit doen we door een analyse van de gemeentelijke transities in afvalbeprijzing tussen 1998-2014. Anders dan Corine Hoeben nemen wij 1998 wel mee om de transities in 1999 te bepalen. Zij gaat dus uit van een ander basisjaar dan wij. Juist omdat in 1999 er 37 veranderingen hebben plaatsgevonden, verklaart dit een aanzienlijk deel van het verschil tussen Hoeben en ons en het gehele verschil als naar het totaal wordt gekeken. Logisch dat Hoeben op minder switches uitkomt als ze als basis voor haar analyse een recenter basisjaar neemt en dit werkt wel door in de observaties voor alle jaren.
We gaan uit van de data gepubliceerd door Afvaloverlegorgaan (AOO) en RWS. Hoeben geeft aan dat deze partijen de gegevens niet consequent hebben geregistreerd tot en met 2002. Volgens haar staan veel gemeenten als volumesysteem (beprijzing afhankelijk van containergrootte) geregistreerd maar de beprijzing is volgens haar in een aantal gevallen in feite alleen afhankelijk van de familiegrootte. In Gradus en Dijkgraaf (2017) is ook een schatting opgenomen van de transitie naar het frequentiesysteem met vergelijkbare conclusies dan meer beprijzing. Onze resultaten zijn dus niet afhankelijk van deze mogelijk onvolledige registratie.
Daarnaast stelt Hoeben dat wij onze data onvolledig schonen voor gemeentelijke herindelingen. We gaan uit van veranderingen in gemeentecodes om te achterhalen welke gemeenten te maken hebben gehad met een herindeling. Volgens Hoeben worden daardoor veel herindelingen gemist. Dit is maar de vraag. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. Op 1 januari 2014 is het aantal gemeenten afgenomen met vijf, zodat het aantal gemeenten in Nederland in 2014 403 bedraagt (CBS, 2014). Laten we ons verschil in methode illustreren op basis van de herindelingen in 2014. Zo werden Boskoop en Rijnwoude toegevoegd aan Alphen aan den Rijn en de gemeente Boarnsterhim werd gesplitst en vervolgens toegevoegd aan Leeuwarden en Heerenveen. Omdat het gemeentenummer niet wijzigt loopt de waarneming door in de tijd voor de overblijvende gemeenten en worden wijzigingen vervolgens geregistreerd. Daar is ook reden voor omdat dit om een (relatief kleine) toevoeging betreft aan een (grote) stad. Bij de Friese Meren dat wordt samengesteld uit vier dorpen met een nieuw nummer nemen we net als Hoeben aan dat er sprake is van een nieuwe waarneming.
Voorts beschouwt Hoeben veranderingen in de jaren ervoor (als voorbereiding op de herindeling) en tot twee jaar erna niet als veranderingen. Zonder een analyse van het besluitvormingsproces oogt dit arbitrair. Opmerkelijk is bijvoorbeeld het verschil tussen veranderingen in het frequentiesysteem tussen Hoeben en ons. Terwijl Hoeben uitgaat van ruim 50 gemeenten die gedurende de gehele periode geen verandering van frequentiesysteem hebben, zijn er in het eerste jaar van onze data, in 1998, slechts 21 gemeenten met een dergelijk systeem. Het lijkt erop dat Hoeben door haar methode miskent dat er veel gemeenten overgegaan zijn op een frequentiesysteem, terwijl het algemeen bekend is dat veel gemeenten overgingen naar een frequentiesysteem ook vanwege beperkte administratie lasten (zie Dijkgraaf en Gradus, 2014).
De facto is natuurlijk wel degelijk sprake van een verandering van het beprijzingsysteem, ook als een ander systeem wordt ingevoerd als gevolg van een herindeling. Methodologisch is het dan beter de verandering wel te registreren, maar in de analyse een extra variabele mee te nemen die aangeeft of een gemeente op een bepaald moment heringedeeld wordt. Statistisch kan dan geanalyseerd worden of de verandering in het beprijzingssysteem samenhangt met de herindeling. Vraag is wel welke afbakening Hoeben precies heeft genomen. Hoeveel jaar voor en na de herindeling wordt niet meegeteld als verandering in het beprijzingsysteem? Het lijkt ons dat de grens daarvoor alleen op basis van een case bij case benadering valt te trekken en niet op basis van generieke aannames. Onze conclusie is daarom dat het zeker interessant is om te kijken naar de invloed van herindeling op de toepassing van afvalbeprijzing, maar dat dit niet betekent dat veranderingen niet geregistreerd moeten worden, maar juist dat extra analyses zinvol zijn. Met dank aan Hoeben zijn wij dan ook van plan om deze toevoeging mee te nemen bij toekomstige analyses.
3. Reactie Corine Hoeben
Het toevoegen van 1998 aan de dataset verklaart ten dele het verschil in het aantal gemeenten dat is overgestapt op meer beprijzing. Lees verder
Literatuur
Dijkgraaf, E. en R. Gradus (2014) Waste management in the Netherlands. In: T. Kinnaman en K. Takeuchi (red.). Handbook on waste management. Cheltenham: Edward Elgar, 287–315.
Gradus, R. en E. Dijkgraaf (2017) Dutch Municipalities are Becoming Greener: Some Political and Institutional Explanations. Tinbergen Discussion Paper Series,TI 2017-086/VIII.
CBS (2014) Gemeentelijke indeling op 1 januari 2014. Te vinden op https://www.cbs.nl.
Auteurs
Categorieën