Vandaag is het Prinsjesdag. En de troonrede zal vermoedelijk bol staan van ronkende retoriek. De regering zal luid van de daken roepen: ‘herstel van de economische groei’, ‘teruglopend begrotingstekort’ en ‘daling van de werkloosheid’. Het beleid begint na ‘zware jaren’ eindelijk zijn ‘vruchten af te werpen’. En we zijn ‘sterker uit de crisis gekomen’. Helaas klopt er alleen weinig van dit verhaal.
Op de een of andere manier werkt het verkooppraatje al aardig. Zo wilde ik vrijdagavond weer eens mijn TV uit het raam gooien na het kijken van het NOS 8-uur Journaal. Rob Trip en Ron Fresen nemen al jaren – kennelijk onnadenkend – de frames van de regering over, zo ook vrijdag. Gelukkig zag ik later op de avond Hella Hueck bij Pauw, die een aantal terechte kanttekeningen plaatste bij het gevoerde beleid (en een mooie grafiek van mij liet zien – zie ook hieronder). Ik hoop dat ik vandaag veel goede, onafhankelijke journalisten zie en weinig napraters.
De economische voorspoed nu heeft nauwelijks iets te maken met het beleid van Rutte 2. Wat de regering vandaag ook gaat beweren. Reden: de regering heeft eigenlijk alleen maar beleid gevoerd dat het economisch herstel sinds 2012 heeft beschadigd. Heeft de regering dan helemaal niets goeds gedaan? Jawel, een aantal lange-termijnhervormingen doorvoeren. Echter, ook die hebben op korte termijn meestal wel pijn gedaan. Het zoet van het regeringsbeleid ligt daarom in de toekomst, terwijl bijna vijf jaar lang het leven economisch zuur was. En dát is het echte verhaal van Rutte 2.
Nederland heeft het economisch slecht gedaan
Het is natuurlijk prachtig dat we eindelijk weer wat groeien. Maar het permanente productieverlies van de Grote Recessie gedurende 2008-2016 is groot. Zie Figuur 1. De trendmatige groei was in de periode 1970-2007 bijna 2,6 procent per jaar (CBS, 2014). Deze groei is in de jaren vóór de crisis geflatteerd door schuldgedreven groei in huizen- en vastgoedmarkten. Maar zonder de Grote Recessie zou het Nederlandse bbp in de periode 2008-2016 met ongeveer 18 procent zijn gegroeid op basis van een relatief bescheiden trendmatige bbp-groei van 2 procent per jaar. Aangezien het bbp nu 2 procent bbp groter is dan in 2008, bedraagt het groeiverlies ten opzichte van de trendgroei ongeveer 16 procent van het bbp. Bij correcties voor de output gaps in 2007 en 2016 van +4,6 (door oververhitting vòòr de Grote Recessie) en -2,2 procent (door onderbesteding nu) (CPB, 2016), bedraagt het structurele bbp-verlies van de Grote Recessie circa 9 procent van het bbp. De inhaalgroei van circa 0,2 procent per jaar de komende jaren is verwaarloosbaar (CPB, 2016). Het overgrote deel van de 9 procent gemiste groei gaat daarmee structureel verloren. Dit zijn zeer sterke hysterese-effecten: tijdelijke economische schade die permanent wordt.
Bronnen: CPB (2016) CEP, CPB (2016) k-MEV
De Nederlandse economie groeit nu weliswaar, maar die groei is, met naar schatting 1,7 procent in zowel 2016 als 2017, allesbehalve solide en overtuigend te noemen (CPB, 2016). Deze groei is ruim beneden historische gemiddelden, zelfs als we rekening houden met lagere structurele groei door de vergrijzing. Na 7 jaar crisis met een dubbeldiprecessie bereikte Nederland begin 2015 het inkomensniveau van 2008. Het is een beetje potsierlijk om nu juichverhalen over 1,7 procent groei af te steken. Sinds 2014 hadden groeicijfers van 3 à 4 procent per jaar meer in de rede gelegen om de enorme schade van de Grote Recessie wat in te lopen.
Nederland slaat ook internationaal al jaren een slecht figuur. Zie Figuur 2. Tussen 2008 en 2017 groeit het bbp van Nederlands’ belangrijkste handelspartners veel sneller: de VS met 10,2 procentpunt, het VK met 7,4 procentpunt, Duitsland met 5,0 procentpunt. Zelfs België en Frankrijk doen het beter met, respectievelijk, 3,5 procentpunt en 2,3 procentpunt meer bbp-groei. Nederland doet het in deze periode maar marginaal beter dan gemiddeld in de eurozone (0,4% bbp-punt) (OESO, 2016). Hoezo een overtuigend herstelverhaal?
De cijfers van de VS en het VK laten bovendien zien dat – ook in landen met grote bankencrises en geklapte huizenmarktbubbels – het goed mogelijk is om een groot deel van de gemiste groei in te lopen. Deze landen voerden gewoon een beter beleid dan wij: sanering en herkapitalisering van het bankwezen, het agressieve monetaire beleid en de (aanvankelijke) grote begrotingstekorten in de orde van 8-10% van het bbp.
Bron: OESO (2016)
Niet alleen in internationaal opzicht, ook in historisch opzicht is de economische groei van de afgelopen jaren teleurstellend. Zie ook Figuur 3. 8 jaar na 1929 – het begin van de Grote Depressie – groeide het bbp 5 procentpunt meer dan in de 8 jaar na 2008 (CBS, 2014; CPB, 2016; CPB, 2016). De Nederlandse economie groeit na de Grote Recessie dus langzamer dan na de Grote Depressie.
Bronnen: CPB (2016) CEP, CPB (2016) k-MEV, CBS (2015) Statline
Nederland is bovendien nog niet uit de problemen. Output gaps – die schatten hoeveel de feitelijke productie onder de potentiële productie ligt – laten zien dat er nog altijd forse onderbesteding bestaat in zowel 2016 als 2017: -2,2/-2,4/-2,8/-2,0% en –2,0/-1,6/-2,0/-1,0% (CPB, 2016/DNB 2016/IMF, 2016/OESO, 2016). Hoewel de onderbesteding – net als de werkloosheid zichtbaar terug loopt – raamt het CPB (2016) dat onderbesteding tot 2021 blijft aanhouden. Zie ook Figuur 4.
Bronnen: CPB (2016) MLT, IMF (2016) WEO, OESO (2016) EO
Hoewel de werkloosheid inderdaad gestaag afneemt, blijft deze hoog en wordt in 2016 en 2017 geraamd op 6,5 procent van de beroepsbevolking (CPB, 2016), nog ruim boven de structurele werkloosheid van 5 procent (CPB, 2016).
Ondanks alle verwoede pogingen om (hypotheek)schulden af te lossen, zijn private schulden niet gedaald, maar zelfs gestegen van 216% bbp in 2008 tot 229% bbp begin 2016 (CBS, 2016). Zie ook Figuur 5. Het aantal huiseigenaren met een negatief eigen vermogen in de eigen woning daalt wel aanzienlijk door de huizenprijsstijgingen, maar staat anno 2016 nog wel op ruim 25% (DNB, 2016). De dekkingsgraden van de Nederlandse pensioenfondsen zijn sinds 2008 sterk verslechterd en blijven nog steeds onder de 100% hangen (in juni 2016: 97%; DNB, 2016).
En ondanks enorme bezuinigingen en lastenverzwaringen is de overheidsschuld alleen maar gestegen van 55% bbp in 2008 tot 68% bbp in 2014. De overheidsschuld neemt daarna af tot 62% bbp in 2017 – mede dankzij de privatisering van ABN AMRO en schatkistbankieren en het feit dat er eindelijk weer wat groei is (CPB, 2016; CPB, 2016).
Bronnen: CPB (2016) k-MEV, CBS (2016)
Effecten Rutte 2 op korte termijn
Het gevoerde begrotingsbeleid heeft de groei zeer sterk vertraagd. Diverse regeringen onder leiding van Mark Rutte hebben jarenlang bezuinigd en de belastingen verhoogd. Zie Figuur 6. In totaal is voor zo’n 47 mrd euro (6,7% bbp) aan tekortreducerende maatregelen genomen, waarvan 2/3 bezuinigingen en 1/3 lastenverzwaringen.
Bron: Suyker (2015)
Het begrotingsbeleid heeft zijn uitwerking op de economie niet gemist. Cijfers van het CPB tonen aan dat het begrotingsbeleid van de regeringen Rutte 1 en 2 een derde van de Grote Recessie hebben veroorzaakt (Jacobs, 2015). Van de 16 procent bbp gemiste bbp-groei sinds 2008 kan circa 5,5-6 procent bbp groeiverlies op conto worden geschreven van het begrotingsbeleid. En dat is bij redelijk conservatieve inschattingen van de begrotingsmultiplier. Het echte verlies is daarom mogelijk nog groter. Het groeiverlies is volgens CPB cijfers gepaard gegaan met zo’n 5% minder werkgelegenheid (Jacobs, 2016). Dat komt neer op ongeveer 365.000 banen. Het vervelende is dat het tijdelijke groeiverlies – naar het zich nu laat aanzien – de economie permanent armer heeft gemaakt (hysterese).
Met het (korte-termijn)begrotingsbeleid is schade toegebracht aan de overheidsfinanciën. En dat zal in schril contrast staan met wat de regering op Prinsjesdag zal verkondigen. Elders laat ik zien dat, wanneer geen van de bezuinigingen of lastenverwaringen was doorgegaan, de staatsschuld met een kleine 5% van het bbp was gestegen (Jacobs, 2015). Daarover zou de overheid zo’n 600 mln meer rente per jaar hebben betaald. Echter, we hadden ook een 5-6% grotere economie gehad. Dat is zo’n 40 miljard euro meer inkomen. De overheid had dan ieder jaar een slordige 15 miljard euro meer belastinginkomsten gehad. Als de overheid niets had gedaan, had ze daarom na drie jaar net zoveel extra geld gehad als de opbrengst van alle bezuinigingen en lastenverzwaringen in 2011-2017. Ongeveer de helft van de winst van alle maatregelen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren (verhoging AOW-leeftijd, decentralisatie zorg, beperking hypotheekrenteaftrek, etc.) is in rook opgegaan door het begrotingsbeleid. De maatschappelijke kosten-batenanalyse van de schuldpolitiek onder Rutte toont aan dat het gevoerde begrotingsbeleid economisch bezien volkomen mesjogge geweest.
Het straffe begrotingsbeleid had ook helemaal niet gehoeven. De Nederlandse overheid betaalt nu ongeveer nul rente op tienjaars staatsleningen. De obligatierente is in 500 jaar nooit zo laag geweest, sinds de Nederlandse staat begon met uitgeven van obligaties. De rentelasten op de staatsschuld zijn in procenten van het bbp in 200 jaar niet zo laag geweest, en dat is alleen omdat de cijfers niet verder teruggaan. Zie Figuur 7. De overheidsfinanciën vertoonden een houdbaarheidsoverschot door de structurele hervormingen Rutte 2 (CPB, 2012). Om houdbare overheidsfinanciën te krijgen was het onnodig, om naast alle structurele hervormingen, ook nog eens hard het mes te zetten in de overheidsuitgaven of de belastingen te verhogen.
Bron: CPB (2015)
De hervormingen van Rutte 2
Heeft Rutte 2 dan niets goed gedaan? Jawel, ze kan een paar lange-termijnsuccessen claimen. De ingrepen op de woningmarkt – de beperking van de hypotheekrenteaftrek en het verlagen van de maximale loan-to-value ratios – zijn wenselijk zijn op de lange termijn. Dat geldt overigens niet voor de verplichte aflossing van hypotheken. Mensen worden nu gedwongen om nog meer te sparen. Beter was om de renteaftrek sneller af te bouwen. Ook lopen de huren nu meer in pas met de prijsontwikkeling op de koopmarkt. Hoewel op veel onderdelen de hervorming van de woningmarkt wenselijk is op lange termijn, is het natuurlijk niet zo dat die ingrepen op korte termijn de woningmarkt hebben geholpen. Sterker, alle maatregelen hebben de woningmarkt op korte termijn een extra duw neerwaarts gegeven. Dit had de regering kunnen opvangen met extra begrotingsstimulansen, zoals lastenverlichting, maar dat is alleen niet gebeurd.
De versnelde verhoging van de AOW-leeftijd is prima. (Balkenende-IV had al had besloten tot verhoging van de AOW-leeftijd.) Daarvan plukken we op de lange termijn de vruchten van meer belastinginkomsten en lagere overheidsuitgaven omdat mensen langer blijven werken, maar zonder dat het nu direct tot enorme economische consequenties leidt.
De hervorming van de langdurige zorg – decentralisatie naar de gemeenten – kan helpen om de kosten op de lange termijn te beheersen. Ik heb te weinig verstand van de zorg om te beoordelen hoe deze hervorming uitpakt voor betrokkenen. Hoe dan ook, ook bij deze hervorming geldt dat er weliswaar op lange termijn winsten worden behaald voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en mogelijk ook meer zorg op maat kan worden geleverd. Maar het is zonneklaar dat op de korte termijn sterk is bezuinigd op de langdurige zorg. Dat heeft de economie op korte termijn schade toegebracht.
Hervormingen van de arbeidsmarktbeleid zijn deels mislukt. Flexwerk is wel vaster geworden maar vast werk niet flexibeler. Daardoor raken kwetsbare werknemers sneller hun baan kwijt in plaats van sneller een vaste baan te krijgen. Daarnaast is de maximale WW-duur versoberd tot 24 maanden en kent het ontslagrecht nog maar een ontslagroute.
Ook de hervormingen van de aanvullende pensioenen zijn niet gelukt. We hebben al sinds 2009 aanzienlijke dekkingsproblemen bij de pensioenfondsen en ook deze regering heeft de hete aardappel doorgeschoven naar een volgende regering.
De financiële sector is eveneens onvoldoende hervormd. De kredietgroei aan het Nederlandse MKB is nog steeds negatief (CPB, 2016). Hoewel de kapitaaleisen wat zijn toegenomen zijn ze nog steeds (belachelijk) laag. Als de regering in Europa had getamboereerd op hogere kapitaaleisen in plaats van hardere begrotingsregels, dan had ze de economie en Europa een veel grotere dienst bewezen. De fiscale prikkels voor schuldfinanciering zijn evenmin weggenomen. Het fiscale stelsel bevordert nog altijd op grootschalige wijze schuldfinanciering van bedrijven via de renteaftrek in de vpb en van huishoudens via de hypotheekrenteaftrek.
Het bankwezen is nog steeds te groot om te falen met een omvang van zo’n vier maal het bbp. Een belangrijk deel van het economische herstel komt bovendien weer door schuld-gedreven groei in huizen- en vastgoedmarkten. De dodelijke omhelzing tussen banken en overheden is niet doorbroken in veel Europese landen. De bankenunie is niet af want er is geen budgettaire achtervang voor bankreddingen en een Europees depositogarantiestelsel ontbreekt. Bovendien kampt het Europese bankwezen nog steeds met zombiebanken die moeten worden gesaneerd en geherkapitaliseerd.
We hebben dit jaar 5 mld lastenverlichting gekregen – wat op zich prima te verdedigen is. Sterker, dit jaar pakt de begroting door de lastenverlichting bijna neutraal uit voor de economie: een hele kleine netto bezuiniging resteert, zie ook Figuur 6. En zie daar: de economie groeit weer wat. Het voelt dus best goed om, na jarenlang met het hoofd op de muur te bonken, daarmee op te houden. Helaas was er geen belastinghervorming.
De rekening van Rutte is hoog
De regering heeft stelselmatig de verkeerde diagnose gesteld: dat problemen in Nederland kwamen door de overheidsfinanciën en de economische structuur. Het beleidsrecept was daarom bezuinigen en hervormen. De juiste diagnose was echter: we hebben een balansrecessie met bijbehorende vraaguitval. De oplossing had moeten zijn: laat de private sector zijn balansen herstellen: saneer en herkapitaliseer de banken, los de hypotheek- en pensioenproblemen op, en ondersteun intussen de private sector met een ruimhartig begrotingsbeleid. De regering heeft echter grotendeels aan symptoombestrijding gedaan: terugdringing van het begrotingstekort. Het begrotingsbeleid heeft de recessie onnodig verdiept. De regering heeft al haar politieke kapitaal geïnvesteerd in structurele hervormingen en budgettaire orthodoxie, ook in Europa. Daardoor heeft ze de oorzaken van de Grote Recessie – fundamentele problemen in de financiële architectuur van Nederland – maar voor een deel weggenomen. Banken waren levensgevaarlijk, maar zijn nog steeds gevaarlijk. De woningmarkt is een beetje hervormd, maar hypotheekrenteaftrek staat nog steeds overeind. De problemen met de aanvullende pensioenen zijn niet opgelost, maar doorgeschoven naar een volgende regering. Tegelijkertijd zijn de private schulden verder opgelopen en de publieke schulden nauwelijks gedaald. Door falend macro-economisch beleid zijn vele procenten bbp-groei en ettelijke honderdduizenden banen gemist. Wie terugkijkt op de afgelopen jaren, kan daarom maar één conclusie trekken: de rekening van Rutte is te hoog geweest.
Auteur
Categorieën