.
ESB Ceteris paribus
Ceteris paribus
het woord aan…
Jan in ’t Veld
Jan in ’t Veld is sectorhoofd bij het directoraat-generaal Economische en financiële zaken bij de Europese
Commissie.
Waar werkt u op dit moment aan?
Een van de onderwerpen waaraan ik momenteel werk is structurele
hervormingen. Het stimuleren van groei en werkgelegenheid is een
belangrijke prioriteit voor zowel de Europese Unie als de afzonderlijke lidstaten. De potentiële groei is sterk gedaald in vergelijking met
eerdere decennia, en de financiële en staatsschuldencrisis hebben de
groei verder verminderd. Begrotingsconsolidaties, die in veel lidstaten
nodig zijn om de overheidsschuld op een duurzaam pad te brengen,
hebben ook geleid tot lagere groei. Structurele hervormingen zijn
daarom hoog nodig om de groei te stimuleren. Ons werk is gericht
op een kwantitatieve beoordeling – met behulp van een structureel
macro-economische model – van de mogelijke macro-economische
impact van de hervormingen. Wij zijn ook geïnteresseerd in mogelijke
spillover-effecten tussen de lidstaten.
Uit de oude ESB-doos
Bad banks?
Calomiris en Mason maken aannemelijk dat
tijdens de paniek in juni 1932 in Chicago
voornamelijk ongezonde banken failliet gingen. In hun ogen heeft een bankencrisis alleen
negatieve gevolgen als ook de gezonde banken
failliet gaan. Of dit ook werkelijk zo is valt te
betwijfelen. En of het zo is dat gezonde banken
panieksituaties overleven, valt eveneens te bezien. De voorzichtigheid waarmee de auteurs concluderen dat overheidsbemoeienis misschien minder noodzakelijk is om de stabiliteit van het systeem te
garanderen dan sinds de grote depressie wordt aangenomen, is dan
ook terecht.
Leeuwen, I.W. van (1998) Lange rijen voor de bank. ESB, 83(4153), 422.
160
Een van de problemen voor kwantificering is om precies te bepalen wat
de omvang van de structurele maatregelen kan zijn. Wij baseren ons
op meerdere institutionele indicatoren op het gebied van product- en
arbeidsmarkt en berekenen de afstand ten opzichte van de best presterende landen in elk van deze gebieden. Aangezien het sluiten van de
volledige gap onrealistisch zou zijn, en als een te grote schok zou kunnen worden beschouwd, veronderstellen wij slechts een overbrugging
van de helft van deze gaps en simuleren dat vervolgens met ons model.
Wat zijn uw bevindingen, en waarom zijn deze relevant?
De modelsimulaties laten zien dat structurele hervormingen grote
bbp-winsten kunnen opleveren. Het bbp van de eurozone zou ongeveer zes procent hoger kunnen zijn na tien jaar. Resultaten voor de
afzonderlijke lidstaten variëren van twee procent voor Zweden tot tien
procent voor Griekenland; voor Nederland is dit 6,5 procent. Dat zou
gemiddeld een half procent hogere groei betekenen over deze periode,
niet onbelangrijk gezien het feit dat dit is gebaseerd op slechts de helft
van die gap; derhalve niet overambitieus noch onrealistisch.
Verschillen tussen de landen weerspiegelen vooral waar een land staat
in verhouding tot de best presterende landen. Spillover-effecten kunnen tot een tiende toevoegen aan de mogelijke bbp-winsten. Hogere
groei bevordert de invoer en ondersteunt de groei van handelspartners,
maar dit kan deels gecompenseerd worden door een hoger concurrentievermogen. Hervormingen kunnen ook tot aanzienlijke verbeteringen in de budgettaire posities leiden.
Wat kan de beleidsmaker leren uit uw onderzoek?
Kwantificering van de mogelijke macro-economische effecten van
structurele hervormingen is van belang en zou beleidsmakers er mogelijk toe kunnen overhalen maatregelen met spoed door te voeren.
Ook van belang zijn de over het algemeen positieve effecten op de
overheidsbegrotingen en de effecten op de handelsbalansen.
Natuurlijk tonen deze simulaties alleen de potentiële effecten van
structurele hervormingen. Een impact assessment van de actuele hervormingen die landen nu ondernemen, is een andere zaak. Dat vereist
een ex-ante evaluatie van hoe specifieke maatregelen de verschillende
structurele indicatoren beïnvloeden. Dat is een volgend project.
Jaargang 100 (4705) 12 maart 2015