Verschillende landen denken heel verschillend over het bepalen en presenteren van toekomstonzekerheden in MKBA’s. Noorse, Zweedse en Britse beleidservaringen inspireren tot heroverweging van de hoogte en samenstelling van de discontovoet in de Algemene leidraad MKBA.
ESB Dossier MKBA: maatwerk in gebruik
intern ationaal
Lessen uit internationale
vergelijking van de MKBAbeleidspraktijk
Wat kan de Nederlandse MKBA-praktijk leren van de
Deense, Noorse, Britse en Zweedse praktijk? In de praktische uitwerking van een MKBA moeten allerlei keuzes gemaakt worden die voor verschillende landen heel verschillend kunnen uitpakken. Kennis over deze verschillen kan
helpen om de Nederlandse MKBA-praktijk aan te scherpen of, indien daar aanleiding voor is, te verbeteren. Het
blijkt dat met name over het bepalen en presenteren van
toekomstonzekerheden heel verschillend wordt gedacht.
niek mouter
Postdoctoraal
onderzoeker aan
de Technische
Universiteit Delft en
initiatiefnemer van
Âmkba-informatie.nl
gusta renes
Senior onderzoeker
bij het Planbureau
voor de Leefomgeving
52
N
iet alleen in Nederland maar ook in de
landen om ons heen is het gebruikelijk
om ruimtelijke en infrastructurele besluiten met behulp van een MKBA te
onderbouwen (Mouter, 2014a; Odgaard et al., 2005).
Omdat relevante onderwerpen – zoals de gewenste discontovoet en de mate waarin effecten monetariseerbaar
zijn – fundamenteel moeilijk van aard zijn en er niet
altijd overeenstemming over bestaat in de wetenschap,
kan de uitwerking in de praktijk sterk uiteenlopen.
Een analyse van de verschillen tussen MKBApraktijken kan verschillende leereffecten hebben. Ten
eerste, het identificeren van de verschillen vormt een
spiegel waarin de Nederlandse praktijk kan kijken om
er vervolgens de argumenten voor de eigen aanpak
verder mee aan te kunnen scherpen. Ten tweede, als
de voordelen van een andere aanpak groot zijn, dan
kan het overnemen van die aanpak mogelijk tot vooruitgang leiden in de kwaliteit van de eigen MKBApraktijk. Ten derde, als er onduidelijkheid is over de
effectiviteit en doelmatigheid van de eigen aanpak vergeleken bij die van een ander land, dan is dat reden om
de verschillen binnen de Nederlandse institutionele
context nader te onderzoeken.
De opzet
Om zicht te krijgen op internationale verschillen moet
eerst worden vastgesteld met welke landen Nederland
het meest zinvol te vergelijken is. Gekozen is voor Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en
Zweden, omdat dit landen zijn met een stevig track record (Mackie en Worsley, 2013; Odgaard et al., 2005)
op het gebied van beoordelen van transportprojecten
met een MKBA. Om de MKBA-praktijk in deze landen te bestuderen zijn ten eerste de leidraden bestudeerd. Ten tweede zijn er 34 experts (7 tot 9 van elk
land) geïnterviewd om de praktijk beter in kaart te
brengen. Deze interviews hadden ook als doel om de
verschillen te duiden. Indien bijvoorbeeld de Noorse
praktijk reistijdwinsten op een andere manier berekent, omdat er meer reliëf in het landschap zit, dan is
dit verschil minder interessant voor de Nederlandse
praktijk aangezien het verschil geografisch te verklaren
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014
Internationaal ESB
is. (Mouter, 2014b). Dergelijke verschillen zullen verder niet in dit artikel worden besproken.
De positie van de probleemanalyse
Ter voorbereiding op het inschatten van de kosten en
baten van verschillende projectalternatieven in een
MKBA wordt het probleem geanalyseerd dat met het
project dient te worden opgelost, dan wel de ambitie
die met het project dient te worden verwezenlijkt.
Deze analytische stap die voorafgaat aan de MKBA
wordt in Nederlandse leidraden veelal de probleemanalyse genoemd.
Wat opvalt is dat MKBA-opstellers in Denemarken en Zweden in het geheel geen probleemanalyse
uitvoeren voorafgaand aan de MKBA. In Noorwegen laat men vanaf 2006 zeer vroeg in het planvormingsproces een onafhankelijke check uitvoeren op
de conceptstudie. In deze conceptstudie werken de
betreffende regio en Statens Vegvesen (vergelijk Rijkswaterstaat) drie concepten uit om een probleem op
te lossen. De drie concepten moeten onderscheidend
zijn. Ter illustratie, indien als probleem is vastgesteld
dat de bereikbaarheid van een regio te wensen overlaat,
moet men een nieuwe spoorlijn, een nieuwe weg of een
aanpassing in de ruimtelijke ordening als oplossingen
onderzoeken in plaats van drie varianten van een weg.
Het uitwerken van de verschillende concepten dient
tunnelvisie te voorkomen. Van deze drie concepten
wordt een MKBA gemaakt, die grondig wordt gecontroleerd door een externe consultant in opdracht van
het Ministerie van Financiën. Vervolgens worden de
conceptstudie en het rapport van de externe consultant gepresenteerd aan het kabinet. Het kabinet neemt
een beslissing over het concept dat verder kan worden
uitgewerkt. In het Verenigd Koninkrijk is vanaf 2011
het Early Assessment and Sifting Tool (Department
for Transport, 2011) in gebruik genomen. Dit instrument heeft als doel om planners zeer vroeg in het planproces te helpen om problemen en oplossingen scherper in beeld te krijgen.
Voor het ontwikkelen van criteria voor goede
probleemanalyses is het nuttig om de recente ontwikkelingen in Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk in
de gaten te houden. Daarbij lijkt het ons interessant
om academische literatuur en Nederlandse cases (wat
zijn kenmerken van goede probleemanalyses en wat
van slechte probleemanalyses?) verder te bestuderen,
zodat er op termijn duidelijk wordt aan welke criteria
een goede probleemanalyse moet voldoen.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014
Omgaan met onzekerheden en risico’s
In de Nederlandse praktijk worden drie vormen van
onzekerheid onderscheiden: beleidsonzekerheid, kennisonzekerheid en toekomstonzekerheid. Met name
ten aanzien van het omgaan met toekomstonzekerheid
zijn interessante verschillen vastgesteld.
In Nederland stelt de Algemene leidraad MKBA
(Romijn en Renes, 2013) verplicht om baten en kosten van een project met minimaal twee toekomstscenario’s in te schatten. Deze verplichting geldt ook voor de
uitwerking van de leidraad voor infrastructuurprojecten. In het buitenland komt het inschatten van baten
en kosten met meer dan één scenario nauwelijks voor.
Een aantal geïnterviewde buitenlandse onderzoekers
zien de praktijk van het rekenen met één scenario als
een zwak punt van hun praktijk (en dus als een sterk
punt van de Nederlandse praktijk).
In de Nederlandse praktijk worden risico’s van
baten (en kosten) van projecten op twee manieren in
beeld gebracht. Enerzijds wordt de bandbreedte in de
uitkomsten bepaald door gebruik te maken van scenario’s die uitgaan van een verschillend economisch
groeipad. Anderzijds wordt gecorrigeerd voor het nietdiversifieerbare macro-economisch risico (systematisch
risico) middels een risico-opslag op de discontovoet.
Deze combinatie komt elders niet voor. In Noorwegen,
Zweden en het Verenigd Koninkrijk kiest men ervoor
om risico’s rondom effectinschattingen als gevolg van
systematisch risico te beschrijven ofwel via een opslag
op de discontovoet ofwel met een andere methode om
dubbeltellingen van risico’s te voorkomen.
In de Britse praktijk probeert men maatwerk te
leveren bij het inzichtelijk maken van risico’s. Risico’s
worden idealiter ingeschat en weergegeven op een
manier die het best past bij de risico’s die een rol spelen in de specifieke casus. Risico’s verschillen per project, dus moet je per project kijken aan de hand van
welke methode(n) risico’s het best inzichtelijk kunnen
worden gemaakt. Het is vooral belangrijk om in het
MKBA-rapport goed uit te leggen wat de risico’s zijn
en wat het effect van de risico’s kan zijn op de MKBAuitkomst om discussie over risico’s te faciliteren. Britse
leidraden en onderzoekers – geïnterviewd in het kader
van dit onderzoek – raden sterk af om te werken met
een risico-opslag op de discontovoet (zoals nu in Nederland praktijk is). Beleidsmakers hebben naar hun
indruk de behoefte om over risico’s te discussiëren en
een afweging te maken tussen rendement en risico, dus
‘verstop risico niet in de discontovoet’ is het beleids-
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
53
ESB Dossier MKBA: maatwerk in gebruik
advies. Of, en zo ja hoe, de Nederlandse methode wellicht aangepast moet worden, is een onderwerp voor
verder onderzoek.
Keuze van de discontovoet
Het vaststellen van de hoogte van de discontovoet is in
de verschillende praktijken een complexe theoretische
exercitie zonder eensluidend antwoord. De vraag naar
het optimale niveau van de discontovoet is op meerdere manieren te beantwoorden. Uiteindelijk worden
dergelijke discussies in de hier bestudeerde buitenlandse praktijken vaak beslecht doordat het Ministerie
van Financiën (of in Zweden het Ministerie van Transport) voor een van de antwoorden kiest.
Er zijn grote verschillen tussen de MKBA-praktijken in de omgang met de discontovoet. Zo blijkt
de discontovoet in Nederland hoger te zijn dan in het
buitenland. Daarbij werkt een aantal andere praktijken
– in tegenstelling tot Nederland – met een aflopende
discontovoet. Onder meer de Noorse review (Hagen et
al., 2012) en Atkinson en Mourato (2008) beschrijven
een theoretische basis, terwijl de consensus ook onder
toonaangevende wetenschappers is dat de discontovoet moet aflopen (Arrow et al., 2012). De vijf praktijken gaan ook anders om met onomkeerbare negatieve
externe effecten. In Nederland werkt men met een aangepaste risico-opslag op de discontovoet voor onomkeerbare negatieve externe effecten (de risico-opslag is
1,5 procent in plaats van 3 procent). In het buitenland
wordt anders omgegaan met onomkeerbare negatieve
externe effecten. In Noorwegen werkt men bijvoorbeeld met oplopende waardering voor negatieve exter-
Hoe mag een baten-kostenratio worden
geïnterpreteerd?
Tabel 1
Baten-kostenratio (BKR)
Projecten met een lagere
baten-kostenratio dan 0,5
Vanuit efficiëntieoogpunt zeer waarschijnlijk
maatschappelijk onrendabel
Projecten met een batenkostenratio tussen de 0,5 en 1
Vanuit efficiëntieoogpunt waarschijnlijk
maatschappelijk onrendabel
Projecten met een batenkostenratio tussen de 1 en 1,5
Vanuit efficiëntieoogpunt waarschijnlijk
maatschappelijk rendabel
Projecten met een hogere
baten-kostenratio dan 1,5
54
Hoe mag een BKR worden geïnterpreteerd?
Vanuit efficiëntieoogpunt zeer waarschijnlijk
maatschappelijk rendabel
ne effecten. Beide benaderingen hebben wel hetzelfde
effect: schadelijke milieueffecten wegen relatief zwaarder dan overige effecten. Een ander verschil tussen de
praktijken is dat de Noorse review (Hagen et al., 2012)
het CAPM-model (dat in Nederland een basis vormt
voor het inschatten van de risico-opslag) niet geschikt
vindt om de risico-opslag vast te stellen. Een laatste
verschil is dat in Noorwegen het niveau van de (algemene) risico-opslag per projectcategorie kan verschillen. Zo is de risico-opslag voor gevangenisprojecten 0
procent, omdat effecten van dergelijke projecten nauwelijks correleren met macro-economische ontwikkelingen. In Nederland zou theoretisch gezien de risicoopslag per project kunnen verschillen. De publicatie
Risicowaardering – Aanvulling op de Leidraad OEI
(Ministerie van V&W et al., 2004) stimuleert om project-specifieke bèta’s te berekenen (idealiter zelfs per effect). In de praktijk worden in Nederland echter geen
project-specifieke bèta’s bepaald en gaat men standaard
uit van de risico-opslag van drie procent (Romijn en
Renes, 2013; Fakton et al., 2011).
In Nederland is momenteel de Commissie Lange
Termijn Discontovoet aan het werk gegaan om te bezien of de discontovoet moet worden aangepast. In
Nederland is de hoogte van de discontovoet een kabinetsbesluit. Hoe met niet-diversifieerbare macro-economisch risico om te gaan (wel of geen risico-opslag)
en hoe hoog de discontovoet moet zijn, is onderwerp
van veel discussie. De discussies in de verschillende landen leiden, zoals uit het vergelijkend onderzoek blijkt,
tot grote verschillen. Het is interessant om te zien wat
we in de Nederlandse praktijk hiervan kunnen leren
en om te onderzoeken in hoeverre de Nederlandse
discontovoet moet worden aangepast, gelet op nieuwe
wetenschappelijke inzichten en de toepassing daarvan
in de landen om ons heen.
Interpretatie en presentatie
De Zweedse en Noorse leidraden geven – vergeleken
met de Nederlandse praktijk – relatief specifieke voorschriften als het gaat om de interpretatie van de resultaten van het MKBA-rapport. In Zweden helpt men
de lezer bij het interpreteren van de uitkomst van het
MKBA-rapport door in de samenvatting aan te geven
hoe men de uitkomsten dient te interpreteren. De
Zweedse leidraad (ASEK, 2013) schrijft voor om in
het MKBA-rapport duidelijk te maken welke conclusie kan worden getrokken over de rentabiliteit van het
project op basis van de MKBA-studie. Vertaald naar de
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014
Internationaal ESB
Nederlandse context (in Zweden gebruikt men andere
ratio’s voor de MKBA-uitkomst) mogen baten-kostenratio’s volgens tabel 1 worden geïnterpreteerd.
Het is interessant om te onderzoeken of de
Zweedse methode een positieve invloed heeft op de
bijdrage die de MKBA kan leveren aan het besluitvormingsproces. Indien dit aspect van de Zweedse methode door Nederland wordt overgenomen, is het zeer belangrijk om scherp te definiëren wanneer een effect als
een (negatieve) batenpost of als een kostenpost moet
worden meegenomen in de MKBA. De AlgemeneÂ
leidÂraad MKBA merkt op dat de baten-kostenratio gemakkelijk te manipuleren is als het onderscheid tussen
kosten en negatieve batenposten niet scherp is gedefinieerd.
De Noorse review (Hagen et al., 2012) beschrijft
een heel ander perspectief op de interpretatie van de
uitkomst van een MKBA-studie. Men laat het gangbare principe los dat het maatschappelijke-welvaartsÂ
effect van een project gelijk is aan de som van wat
inwoners van een land bereid zijn te betalen voor een
project in termen van kosten en baten. Waar het in
andere praktijken gebruikelijk is om verdelingseffecten naast het welvaartseffect te presenteren, wordt in
Noorwegen zowel aan de som van de netto-betalingsbereidheid van inwoners als aan de verdeling van de
kosten en baten een gewicht toegekend. De Noorse review stelt dat de politicus op basis van deze informatie
zelf kan concluderen of het project een positieve bijdrage levert aan de welvaart van het land. De Noorse
review beschrijft dit idee beknopt en verwijst naar Nyborg (2012) voor een diepgaandere uitwerking.
Het verschil tussen de Noorse review en de andere praktijken zit voornamelijk in de terminologie
die wordt gebruikt. De Noorse review maakt expliciet
dat zowel de netto-betalingsbereidheid als verdelingsaspecten een rol spelen bij het vormen van een oordeel
over het effect van het project op de welvaart van het
land. In andere praktijken, waaronder de Nederlandse,
gaat men slechts impliciet uit van hetzelfde principe
door aan te geven dat zowel het welvaartseffect (ingeschat in de MKBA) als verdelingsaspecten moeten
worden gepresenteerd in het MKBA-rapport, omdat
politici aan beide waarde hechten bij het maken van
een afweging.
Door het expliciteren van de betalingsbereidheid
en de verdelingseffecten als afzonderlijke bouwstenen
kan de MKBA wellicht beter geaccepteerd worden
door politici van verschillende politieke partijen. Je
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014
kunt een linkse politicus er niet van overtuigen dat een
project dat ervoor zorgt dat de armste tien procent van
de inwoners er sterk op achteruitgaat, maar waarvan de
MKBA toch positief is omdat de rijkste twintig procent er sterk op vooruitgaat, een project is met een positief welvaartseffect. Monitoring van de Noorse methode kan leren of explicitering van de afzonderlijke
bouwstenen een positieve bijdrage kan leveren aan het
besluitvormingsproces.
in Noorwegen wordt zowel aan de
som van de netto-betalingsbereidheid
van inwoners als aan de verdeling
van de kosten en baten een
gewicht toegekend
Presentatie van de resultaten
Men besteedt in Nederlandse MKBA-leidraden en publicaties relatief uitvoerig aandacht aan de presentatie
van het MKBA-rapport in vergelijking met Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk. Men is
in de Scandinavische landen wel hard bezig om presentatietechnieken verder te ontwikkelen. In Zweden
heeft men sinds kort besloten om in second opinions
naast andere quality checks ook de leesbaarheid van
een MKBA-rapport te reviewen. Het is interessant om
te monitoren wat de ervaringen hierbij zijn. Wordt de
presentatie er inderdaad beter van?
Vanaf 2009 geeft de Britse leidraad aan dat het
MKBA-rapport moet weergeven welk deel van de reistijdwinsten en reistijdverliezen tussen de nul en twee
minuten, tussen de twee en vijf minuten of boven de
vijf minuten vallen. Volgens Britse respondenten helpt
deze informatie volksvertegenwoordigers beter bij het
vormen van hun wenselijkheidsoordeel over het project dan de manier waarop kwantitatieve informatie
over reistijdwinsten wordt gepresenteerd in Nederlandse MKBA-rapportages, namelijk uitgedrukt in het
totaal van gewonnen uren (“150.000 uur reistijdwinst
in 2025â€). Het is interessant om na te gaan of deze in-
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
55
ESB Dossier MKBA: maatwerk in gebruik
formatie voor beleidsmakers meerwaarde heeft.
Een bijzonder aspect van de Britse praktijk is de
meerlaagse digitale presentatie van informatie. Zo is
de Britse MKBA-leidraad voor infrastructuurprojecten geen papieren document, maar een website
waarin informatie op een gebruiksvriendelijke manier in meerdere lagen wordt weergegeven (www.gov.
uk/transport-analysis-guidance-webtag). De meerlaagse digitale presentatie moet ervoor zorgen dat
de leesbaarheid, begrijpelijkheid en navolgbaarheid
van MKBA-rapporten toeneemt. Grant-Muller et al.
Is het verstandig om onzekerheden
rondom effectinschattingen prominent
te communiceren in de samenvatting
van een MKBA-rapport?
wordt. De eerste groep pleit doorgaans voor een interval als aanduiding van onzekerheid, de tweede groep
pleit voor een puntschatting. Een Deense studie (Nicolaisen, 2012) concludeert dat er een grote variatie
is in de mate waarin MKBA-rapporten onzekerheid
communiceren. Ook de Nederlandse praktijk hinkt
op twee gedachten. Zo blijkt uit Annema et al. (2013)
dat, in de periode 2000–2012, in 25 procent van de
samenvattingen van MKBA-rapporten de resultaten
in duidelijke bandbreedten zijn gepresenteerd en in 75
procent in puntschattingen zijn weergegeven. In zowel
het buitenland als Nederland wordt onzekerheid niet
op een consistente manier gecommuniceerd. Wij concluderen dat onderzoek naar het weergeven van onzekerheid in MKBA-rapportages noodzakelijk is. Moet
je onzekerheden in de samenvatting communiceren
en, zo ja, hoe dan? Wat zijn de voordelen en nadelen
van verschillende wijzen waarop je onzekerheden kunt
presenteren? Daarbij is het interessant om ontwikkelingen in de buitenlandse praktijken – die momenteel
ook een antwoord proberen te vinden op deze vragen
– te monitoren.
Conclusies
(2001) gaven al aan dat een ‘digitaal MKBA-rapport’
een grote meerwaarde zou kunnen hebben: “the use of
a written document to store and present outputs carries
certain limitations and there is increasing interest in and
support for the idea of computerized presentational toolsâ€.
Het eenvoudige, goedkope en effectieve format van de
Britse leidraad wijkt af van de uitvoerige variant waarmee in Nederland is geëxperimenteerd (Lijn 43 en
Studio Barten, 2013). Het is interessant om de haalbaarheid van het sobere Britse format te onderzoeken.
Presentatie onzekerheid in samenvatting
Is het verstandig om onzekerheden rondom effectÂ
inschattingen prominent te communiceren in de samenvatting van een MKBA-rapport? Binnen zowel
Nederland als de vier andere onderzochte landen bestaan twee tegengestelde meningen. Een eerste groep
stelt dat het communiceren van onzekerheden essentieel is. Een tweede groep stelt dat het communiceren
van onzekerheden niet wenselijk is, omdat politici behoefte hebben aan een duidelijk antwoord en er dus
de kans bestaat dat de informatie te complex voor hen
56
Op basis van een bestudering van Deense, Noorse,
Britse en Zweedse MKBA-leidraden en 34 gesprekken
met onderzoekers en beleidsmakers uit deze landen
zijn de verschillen in methodologie en gebruik van de
MKBA geïdentificeerd. Dit resulteerde in een verzameling onderwerpen waarvan men in de Nederlandse
praktijk mogelijk zou kunnen leren van praktijken
elders. Wat betreft een aantal onderwerpen is de Nederlandse leidraad verder uitgewerkt dan in de andere
vier genoemde landen. Voorbeelden hiervan zijn het
inschatten van de baten en kosten van projecten via
meerdere toekomstscenario’s, het organiseren van het
proces rondom de MKBA, en het in beeld brengen van
effecten die lastig te monetariseren of te operationaliseren zijn. Dat wil niet zeggen dat de Nederlandse leidÂ
raad daarin per se beter is uitgewerkt, wel dat er in de
andere vier landen weinig nieuwe praktijken zijn om
kennis uit op te doen. Aangaande andere onderwerpen
bestaan er duidelijke verschillen tussen de MKBAleidraden in de bestudeerde landen. Wat betreft vier
onderwerpen in het bijzonder bleken de andere vier
landen er praktijken op na te houden die mogelijk tot
lering kunnen dienen voor Nederland.
Ten eerste, de probleemanalyse. De Noorse conceptstudie inclusief onafhankelijke check is interes-
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014
Internationaal ESB
sant. In deze conceptstudie moeten er altijd drie concepten worden uitgewerkt en bestudeerd waarmee
men een probleem zou kunnen oplossen, waarna deze
studie in opdracht van het Ministerie van Financiën
wordt gecontroleerd. Het vaststellen van criteria voor
een goede probleemanalyse is een belangrijke onderzoeksuitdaging. Wanneer is een probleemanalyse goed
en wanneer is zij niet goed? Dit is in de status quo van
de Nederlandse praktijk niet duidelijk.
Ten tweede, omgaan met toekomstonzekerheden.
In Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk
kiest men ervoor om risico’s rondom effectinschattingen als gevolg van systematisch risico te beschrijven
via ofwel een opslag op de discontovoet ofwel een
andere methode (zoals het gebruik van verschillende
toekomstscenario’s) om dubbeltellingen te voorkomen
Daarbij zijn de uitkomsten van de discussie over de
hoogte van de discontovoet en de omgang met onzekerheid en risico niet eensluidend, zoals de verschillen
tussen de MKBA-praktijken laten zien. Het is interessant om te onderzoeken in hoeverre de Nederlandse
discontovoet moet worden aangepast, gelet op nieuwe
wetenschappelijke inzichten en de toepassing daarvan
in de bestudeerde landen.
Ten derde, het communiceren van onzekerheden
in het MKBA-rapport. Het omgaan met en het communiceren van onzekerheden rondom de MKBAuitkomst is een complex vraagstuk waarvoor meerdere
oplossingsrichtingen mogelijk zijn, zoals blijkt uit de
praktijkverschillen tussen de landen. Het verdient aanbeveling om de ervaringen met oplossingsrichtingen
die in het buitenland zijn toegepast, te blijven monitoren en ook zelf onderzoek te blijven uitvoeren naar
dit onderwerp.
Ten vierde, de meerlaagse digitale MKBA. Door
hiermee in Nederland te experimenteren – met, om
te beginnen, een sober format naar voorbeeld van
het Verenigd Koninkrijk – kunnen we leren hoe een
meerlaagse digitale MKBA de leesbaarheid, begrijpelijkheid en navolgbaarheid van MKBA-rapporten kan
verbeteren.
Literatuur
Annema, J.A., K. Frenken en C. Koopmans (2013) Twaalf jaar maatschappelijke
kosten-batenanalyse van transportprojecten: 106 rapporten geanalyseerd. Bijdrage
aan het Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk 2013, 21 en 22 november,
Rotterdam.
Arrow, K.J., M.L. Cropper, C. Gollier et al. (2012) How should benefits and costs
be discounted in an intergenerational context? Resources for the Future Discussion
Paper, 12(53).
ASEK (2013) principer och kalkylvärden för transportsektorn. Stockholm: Arbetsgruppen för samhällsekonomiska kalkyl- och analysmetoder inom transportområdet.
Atkinson, G. en S. Mourato (2008) Environmental Cost-Benefit Analysis. The
Annual Review of Environment and Resources, 33, 317–344.
Department for Transport (2011) Early Assessment and Sifting tool. Londen: Department for Transport.
Fakton, BUCK Consultants International en SEO (2011) Werkinstructie ‘van GREX
naar MKBA’. In elf stappen van de grondexploitatie naar de input voor de maatschappelijke kosten-baten-analyse. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Grant-Muller, S.M., P. MacKie, J. Nellthorp en A. Pearman (2001) Economic appraisal of European transport projects: the state-of-the-art revisited. Transport
Reviews, 21(2), 237–261.
Hagen, K.P. et al. (2012) Cost-Benefit Analysis. Official Norwegian Reports NOU,
2012(16). Review van een comité aangesteld middels koninklijk besluit op 18 februari 2011. Oslo: Ministry of Finance.
Lijn 43 en Studio Barten (2013) Handreiking: visualiseren van MKBA-resultaten.
Handreiking op www.rijksoverheid.nl.
Mackie, P. en T. Worsley (2013) International comparisons of transport appraisal
practice. Overview Report. Leeds: Institute for Transport Studies, University of
Leeds.
Ministerie van V&W et al. (2004) Risicowaardering. Aanvulling op de Leidraad OEI.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Ministerie van Financiën, CPB en RebelGroep.
Mouter, N. (2014a) Cost-Benefit Analysis in practice. Proefschrift. Delft: Technische Universiteit Delft.
Mouter, N. (2014b) MKBA internationaal: lessen uit een vergelijking van de
Nederlandse MKBA-praktijk met vier andere MKBA-praktijken. Rapport op
Âmkba-informatie.nl .
Nicolaisen, M.S. (2012) Forecasts: fact or fiction? Uncertainty and inaccuracy in
transport project evaluation. Proefschrift. Aalborg: Department of Planning, Aalborg Universitet.
Nyborg, K. (2012) The ethics and politics of environmental cost-benefit analysis. Oxford: Routledge.
Odgaard, T., C. Kelly en J. Laird (2005) Current practice in project appraisal
in Europe. In: Proceedings of the European Transport Conference, 3–5 oktober.
Straatsburg: Association for European Transport.
Romijn, G. en G. Renes (2013) Algemene leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyse. Den Haag: Centraal Planbureau en Planbureau voor de Leefomgeving.
Jaargang 99 (4696S) 23 oktober 2014
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
57