.
Jaargang 98 (4659) 3 mei 2013 257
Redactioneel ESB
Met werkzekerheid
als nieuwe norm is
werkloosheid niet
meer maatgevend.
De werkhervattingskans wordt het
nieuwe zorgenkindje. De groep die
het meest zorgen baart is de groep
met de meeste zekerheden, de ouderen
dus. Wat als zij straks makkelijker
ontslagen kunnen worden?
Wie wil hen dan nog aannemen?
Ouderen zijn dure werknemers en
zijn zij dat geld wel waard?
Over de productiviteit van oudere
werknemers is veel te doen. De
zogenaamde productivity wage gap
is in Nederland veel groter dan in
de meeste Europese landen. Hoe
kleiner de kloof tussen loon en productiviteit,
hoe beter je kansen op
de arbeidsmarkt. Maar hoe weet
en meet je de bijdrage van je handelen aan het product of
dienst van je organisatie?
Werkgevers schatten de toegevoegde waarde van hun oudere
personeel als flink lager in dan dat van hun jongere personeel.
Als het personeelsbestand flink dreigt te vergrijzen
verwachten zij vooral oplopende kosten en nauwelijks productiviteitsverbetering
(Van Dalen et al., 2007). Dit wil niet
zeggen dat werkgevers oudere werknemers onnodig achten.
Zij kennen oudere werknemers zelfs sterk complementaire
vaardigheden toe ten opzichte van jongeren. Ouderen zijn
volgens werkgevers bijvoorbeeld veel nauwkeuriger, meer
betrokken en betrouwbaar en sociaal vaardiger. Als oudere
werknemers niet zo duur waren, dan zouden deze vaardigheden
wellicht ook meer gewaardeerd worden in termen
van hun bijdrage aan productiviteit. Dit zou hun werkhervattingskansen
kunnen doen toenemen. Maar zeker weten
doen we dit allerminst.
Ook de economische literatuur biedt hier weinig houvast.
De relatie tussen leeftijdsopbouw en productiviteit is nogal
ambigue. Zo zouden ouderen enerzijds productiever zijn
vanwege hun grotere ervaring en hebben zij een beter positie
in een organisatie weten te betrekken. Ouderen zouden
bovendien een steeds grotere bijdrage aan productiviteit leveren
door de toegenomen vraag naar vaardigheden die niet
slijten met ouderdom, ten koste van vaardigheden die wel
slijten met ouderdom. Het gaat volgens Autor et al. (2003)
vooral om interactieve vaardigheden in plaats van probleemoplossende-
en wiskundige vaardigheden. Anderzijds zijn er
argumenten voor hogere productiviteit onder jongeren. Niet
geheel verassend nemen gezondheid en cognitieve vaardigheden
af met ouderdom. Bovendien zouden zowel oudere
werknemers als hun werkgevers
minder gemotiveerd zijn om te
investeren in training en opleiding
aangezien de terugverdientijd tot
aan pensionering korter is.
Op het eerste oog hebben Nederlandse
ouderen ook niet de beste
kaarten op de ‘nieuwe’ arbeidsmarkt.
De huidige kans om binnen
een jaar na instroom in de WW
nog steeds geen werk te hebben is
met zeventig procent meer dan drie
keer zo hoog als bij 25-35 jarigen.
Hoe bruikbaar zijn deze gegevens
als het gaat om de vraag wat er zal
gebeuren in een hervormde arbeidsmarkt?
Immers, de huidige
rigide arbeidsmarkt voor ouderen
voorkomt dat ouderen ontslagen
worden, maar zij voorkomt ook dat
ontslagen ouderen nog iets nieuws
vinden. Een ding is duidelijk: het gaat op de ‘nieuwe’ arbeidsmarkt
om werkzekerheid en dus om werkhervattingskans.
En daarmee is er reden voor optimisme.
Zonder enige beleidsinterventie zouden de werkhervattingskansen
van ouderen namelijk al toenemen, dat doen zij
al tien jaar (Raterink en Koning, 2013). Dit komt doordat
ouderen gezonder worden en hoger opgeleid zijn en doordat
langer doorwerken steeds meer de norm wordt. Lallemand
en Rycx (2009) laten zien dat ouderen weliswaar
gemiddeld minder productief zijn dan jongeren, maar ook
dat dit verschil snel aan het teruglopen is. In niet-ict bedrijven
is het verschil in 2003 tussen de generaties zelfs al verdwenen.
Tenslotte geven werknemers zelf aan dat zij nieuwe
vaardigheden vooral leren in de praktijk en via ervaren (lees:
oudere) collega’s en veel minder door formele scholing (Van
Dalen, 2007). Zo bezien ziet de toekomst voor ouderen op
de arbeidsmarkt er niet eens zo slecht uit.
LITERATUUR
Autor, D.H., F. Levy, en R.J. Murnane (2003) The skill content of recent
technological change: an empirical emploration. Quarterly Journal of
Economics, 118(4), 1279-1333.
Dalen, H. van, K. Henkens en J. Schippers (2007) Oudere werknemers
door de lens van de werkgever. Den Haag: NIDI.
Lallemand, T. en F. Rycx (2009) Are older workers harmful for firm productivity?
De Economist, 157(2), 273-292.
Raterink, M. en P. Koning (2013) Werkhervattingskans voor ouderen
werklozen. ESB, 98(4654), 102-105.
Blijvend gewaardeerd
Sandra Phlippen
Hoofdredacteur ESB
s.phlippen@sdu.nl
De auteur hee verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.