“Het opheffen van de morele plicht tot mantelzorg heeft de emancipatie van de vrouw en haar deelname aan het arbeidsproces in belangrijke mate mogelijk gemaakt.”
ESB Column
124 Jaargang 98 (4654) 22 februari 2013
De regering lijkt
losgezongen van de realiteit
In zijn benauwenis zoekt het
kabinet koortsachtig naar instrumenten
om de groei van
de overheidsuitgaven te beteugelen.
Allicht dat men dan ook kijkt
naar snelgroeiende componenten zoals
de AWBZ. Inderdaad, het aantal
ouderen stijgt snel en dat geldt ook
voor het aantal hulpbehoevenden.
Het kabinet heeft hiervoor nu een
eenvoudige oplossing gevonden. Het
recht op hulp wordt beperkt tot diegenen
die een heel hoge zorgbehoefte
hebben. De minder behoeftigen moeten
voor hun thuishulp, hun medicijnbewaking,
hun onder de douche gaan,
hun boodschappen, enzovoort, samen
met de professionele zorgverleners in
de buurt een beroep doen op mantelzorg.
Mantelzorg is de zorg voor chronisch
zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten:
familieleden,
vrienden, kennissen en buren. Er zijn inderdaad
in Nederland zo’n 3,6 miljoen mensen die aan enige vorm van
mantelzorg doen. Toch rijst de vraag of deze oplossing van het
kabinet voor begrotingsproblemen niet een te goedkope en
onrealistische manier is om het probleem over de schutting te
gooien.
Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw was het vrij normaal
dat mensen voor hun zieke ouders zorgden. Opoe kwam
in huis bij een van de dochters of een ongetrouwd gebleven
dochter woonde bij opoe in. Opoe werd, zeker in minder welvarende
kringen, ook niet zo oud. Deze constructie is onder
druk komen te staan. Toen ging het om gezinnen met vier of
meer kinderen, nu gaat het vaak om ouderen met een of twee
kinderen of kinderlozen. En die kinderen wonen niet meer in
dezelfde straat als hun ouders, maar vaak aan de andere kant
van het land of zelfs in het buitenland. Toen werkten vrouwen
veelal niet, nu is het een uitzondering wanneer vrouwen
geen betaalde baan hebben. Bovendien heeft veel nageslacht
het zwaar omdat het een onvolledig gezin op de been moet
houden. In de huidige situatie kan men voor velen niet meer
rekenen op familiebanden. Hetzelfde geldt voor de burenhulp.
Zeker, er is nog burenhulp, maar het intensieve contact tussen
buren dat vroeger bestond is sterk aan het afkalven. Vooral in
de steden kennen de buren elkaar niet meer, ook al wonen ze al
jaren naast elkaar. Er zijn ook geen nonnen meer of andere religieuzen.
De kerken zijn leeggelopen
en de kerkelijke netwerken worden
sleets.
De oudere die geen welwillende kinderen
of buren heeft, of die kinderen
heeft die hun baan niet kunnen opgeven
om voor hun oude moeder of
vader te zorgen, krijgen, zo is de bedoeling,
nog wel professionele hulp.
Maar zal dat gaan lukken? Bestaat
niet het gevaar dat vele twijfelgevallen
in handen zullen vallen van individuen
of instellingen die een slaatje gaan
slaan uit hun nood, bijvoorbeeld door
de erfenis op te eisen of het huis? We
willen geen Duitse toestanden waar
kinderen nog voor hun ouders moeten
zorgen. We wijzen op het recente
boek Mutter, wann stirbst du endlich
van Martina Rosenberg, waarin een
toegewijde dochter/mantelzorger
verslag doet over de zorg voor haar demente moeder.
Het zij toegegeven, de AWBZ , de droom en levenswerk van
wijlen minister Veldkamp, is eertijds te ruim opgezet. Maar de
AWBZ heeft wel de cultuur omtrent mantelzorg ingrijpend
veranderd. De AWBZ stelde dat de oudere recht had op professionele
zorg en daarop heeft de maatschappij zich ingesteld.
Het opheffen van de morele plicht tot mantelzorg heeft de
emancipatie van de vrouw en haar deelname aan het arbeidsproces
in belangrijke mate mogelijk gemaakt. Maar deze ontwikkeling
heeft ook de maatschappij veranderd. Mantelzorg
op grote schaal is niet langer realiseerbaar.
We zullen de zorgindustrie moeten erkennen als een bedrijfstak
waarvan de producten betaald moeten worden om de juiste
hulpverleners te kunnen aantrekken. En dat zal moeten gaan ten
koste van andere uitgaven van de overheid en eventueel door extra
belastingen en bijdragen van verzorgden, voor zover zij het
kunnen betalen. Het is het logische gevolg van de trend in de
jaren zestig tot het krijgen van veel minder kinderen, de opname
van vrouwen in het arbeidsproces, de sterke stijging van het aantal
onvolledige gezinnen, en de medische vooruitgang.
En tenslotte rijst de vraag of men veel hulpbehoevende ouderen
zo’n plezier doet om ze in leven te houden. Vele ouderen
bedanken voor deze situatie en zouden niets liever willen dan
vrijwillige levensbeëindiging via ‘de pil van Drion’, zoals een
schrijfster in een ingezonden brief in de Volkskrant van 9 februari
jongstlede verzuchtte.
Bernard van Praag
Emeritus Universiteitshoogleraar aan de
Universiteit van Amsterdam
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.