Ga direct naar de content

Gerechtvaardigd asociaal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 1 2004

Gerechtvaardigd asociaal
Aute ur(s ):
Jaime ter Linden (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4443, pagina 455, 24 september 2004 (datum)
Rubrie k :
van de redactie
Tre fw oord(e n):

Het Kabinet kondigt in de Miljoenennota (mn) aan door te gaan met drastische hervormingen van de verzorgingsstaat door sociale
voorzieningen af te bouwen en de participatie te bevorderen. De maatregelen zijn nodig om de financiën en de sociale voorzieningen in
Nederland houdbaar te maken. Naast de controversiële plannen die voor en tijdens deze Prinsjesdag zijn aangekondigd, denkt het
kabinet er ook over om in de toekomst de pensioenleeftijd te verhogen (mn 2005: 50). Ook in de zorgsector zijn de voorgenomen
beleidsmaatregelen eigenlijk niet meer dan een opmaat voor verdere bezuinigingen (zie het artikel van Schut in deze editie).
Het Kabinet kiest – hoe pijnlijk ook – voor structurele hervormingen die de betaalbaarheid van de (verzorgings)staat ook op langere
termijn waarborgen. De voortvarendheid waarmee een en ander wordt aangepakt – getuige de zinspeling op de verhoging van de
pensioenleeftijd – is nodig en roept vooral vraagtekens op over het beleid van voorgaande kabinetten. De huidige problemen waren ver
van tevoren te voorzien; onderliggende demografische kengetallen zijn nu eenmaal ruim van tevoren bekend.
De haast waarmee het kabinet dergelijke maatregelen implementeert, roept veel weerstand op. Hoewel de discussie zich het afgelopen jaar
vooral heeft afgespeeld tussen homogeen geachte groepen (kabinet, werkgevers en werknemers) met het failliet van het poldermodel tot
gevolg, wijst de Raad van State nu op potentiële fricties binnen een groep: de werknemers (Raad van State, 2004). De Raad stelt dat de
“onevenwichtigheid in de lastenverdeling tussen jongere werknemers (tot 50 jaar), oudere werknemers (tussen 50 en 65 jaar) en de
reeds gepensioneerden” de “solidariteit tussen deze groepen” op het spel dreigt te zetten. Zalm erkent dit door te benadrukken dat
jongere generaties een duidelijk perspectief moeten behouden. “De kans dat zij profiteren van voorzieningen waar ze nu voor betalen, is
gering. We moeten niet alleen naar de zeer vocale ouderen luisteren” (persconferentie ministerie van Financiën, 17/9/2004).
Het kabinet kiest expliciet voor een langetermijnperspectief waarbij een balans wordt gezocht tussen de behoeften van oudere, jongere
én toekomstige generaties. In die zin kan dit kabinetsbeleid als duurzaam worden beschouwd. Hiertoe moet het kabinet
beleidsmaatregelen nemen die nu onherroepelijk intergenerationele spanningen oproepen. Het langetermijnperspectief is te prijzen, maar
om succesvol te zijn, doet het kabinet er verstandig aan het kortetermijnperspectief – waarin spanningen tussen generaties aan de
horizon rijzen – goed in beeld te houden. Als het failliet van het poldermodel de opmaat is voor breder maatschappelijk verzet tegen de
kabinetsplannen, dreigt het noodzakelijke draagvlak onder het beleid te worden ondermijnd. Juist dit draagvlak kan de achilleshiel
worden van dit kabinet. De uitdaging voor het kabinet is om de plannen nu goed te verkopen.
Vanuit dit perspectief is Zalms reactie (van 16/9/2004) op het advies van de Raad van State ronduit teleurstellend. Hij verengt zijn reactie
op de problematiek van intergenerationele spanning tot twee beleidsvoornemens, namelijk het ontmoedigen van vervroegde uittreding
en de introductie van de levensloopregeling. Daarbij benadrukt hij dat de opmerkingen van de Raad van State “een ondersteuning [zijn]
van verschillende maatregelen die in de Miljoenennota worden aangekondigd”.
Zo zal de Raad van State het waarschijnlijk niet hebben bedoeld. Een dergelijk vraagstuk van intergenerationele rechtvaardigheid moet
integraal bekeken worden (wrr, 1999: 330) en niet per sector, zoals Zalm doet. Bovendien zijn de gevolgen van de beleidsvoornemens op
de verschillende generaties simpelweg onvoldoende duidelijk om gerust te zijn op het uitblijven van intergenerationele spanningen. De
mn bevat immers geen paragraaf met generatierekeningen, aan de hand waarvan duidelijk kan worden wat de lusten en lasten per
generatie zijn van het voorgenomen beleid. 1 Uit een integrale doorrekening van de intergenerationele welvaartseffecten kan
bijvoorbeeld blijken dat de jongeren van nu met een systematisch lager niveau van voorzieningen te maken krijgen dan oudere
generaties, terwijl zij wel de vergrijzingslasten dragen. Juist dit inzicht kan een ondersteuning voor het beleid opleveren. De huidige
plannen kunnen tot wezenlijke welvaartsverschuivingen tussen generaties leiden. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk in hoeverre de
verhoging van de pensioenleeftijd en het afschaffen van de fiscale faciliëring van vervroegde uittreding tot wezenlijke
welvaartsverschuivingen leidt tussen generaties van (ex-)werknemers. Ook de bezuinigingen in de zorg leiden mogelijk tot flinke
welvaartseffecten, waarbij de ene groep minder wordt gedupeerd dan de andere. Jongere generaties zullen over een langere levensloop
worden geconfronteerd met hogere eigen bijdragen en een ‘uitgekleed’ pakket dan ouderen.
Inzicht in de intergenerationele lusten- en lastenverdeling zou een rechtvaardiging kunnen vormen voor het huidige kabinetsbeleid. 2
Juist dit kabinet, dat haar beleid verdedigt met een beroep op het langetermijnperspectief en de belangen van toekomstige generaties,
zou de impliciete oproep van de Raad van State om generatierekeningen te maken serieuzer moeten nemen dan Zalm nu doet. Het is een
kans voor het kabinet, dat haar moeilijkste opgave waarschijnlijk ziet in het verkopen van het beleid. Een intergenerationele
effectrapportage kan inzicht bieden aan alle belanghebbenden in de mate van rechtvaardigheid van het beleid. Soms kunnen asociale
kortetermijnmaatregelen op lange termijn juist rechtvaardig zijn. Inzicht in de langetermijnconsequenties van het beleid kan spanningen
tussen generaties op korte termijn voorkomen en daarmee het draagvlak instandhouden. Dat laatste is een voorwaarde voor het

welslagen van het beleid.
Jaime ter Linden
Literatuur
Bovenberg, A.L., H.J.M. ter Rele (1997) De vergrijzing en het begrotingsbeleid. esb, 18 juni 1997, 488-492.
cpb (2000) Ageing in the Netherlands. cpb special publication, sdu, Den Haag.
Van Kempen, E.J. (1996) Betaalt de baby de ‘boom’? esb, 4 september 1996.
Raad van State (2004) Adviesaanvraag ontwerp-Miljoenennota 2005. no. W06.04.0286/IV, Den Haag.
wrr (1999) Generatiebewust beleid, rapport aan de Regering 55. Sdu Uitgevers, Den Haag, 1999.

1 Zie voor uitleg over generatierekeningen bijvoorbeeld Bovenberg en Ter Rele (1997) of Van Kempen (1996).
2 Het stellen van deze rechtvaardigheidsvraag is uiteraard niet nieuw en heeft relatief recent in beleidsadviserende kringen nog volop in
de aandacht gestaan (zie onder andere wrr, 1999; cpb, 2000).

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur