Ga direct naar de content

Dijken met zwakke plekken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 1 2004

Dijken met zwakke plekken
Aute ur(s ):
Harrie Verbon (auteur)
De auteur is hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilb urg en columnist van het Financieele Dagb lad. H.A.A.Verb on@uvt.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4443, pagina 457, 24 september 2004 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Het kabinet Balkenende is het eerste kabinet sinds lange tijd dat zijn beleid expliciet op de langere termijn afstemt. Dat is in het recente
verleden anders geweest. Kok i-ii, bijvoorbeeld, was erg in de weer met het omspitten van Nederland voor de aanleg van linkse speeltjes.
Het huidige kabinet wil dijken bouwen die bescherming bieden tegen de aanrollende grijze golf en tegen een economische zondvloed
zoals die de afgelopen twee ‘rampjaren’ Nederland overspoelde. Hoe robuust gaan die dijken worden? Ik zie diverse zwakke plekken. Laat
ik er hier drie noemen.
De Miljoenennota benadrukt keer op keer dat er meer en langer moet worden gewerkt in ons land. In een vergrijzende maatschappij is het
voor de overheidsfinanciën van groot belang dat de deelname aan het arbeidsproces groot genoeg is om de stijgende uitgaven aan
ouderenvoorzieningen te kunnen opvangen. Hiervoor streeft de regering ernaar dat de veertigurige werkweek weer als normaal wordt
beschouwd. Deze doelstelling is gebaseerd op de simpele gedachte dat de belastingbasis groter zal zijn als iedereen langer werkt en dat
daarmee de vergrijzing beter financierbaar wordt. Optellen en aftrekken gaan minister Brinkhorst, die dit plan eerder al in zijn ‘groeibrief’
had geformuleerd, kennelijk goed af, maar aan economisch redeneren kan nog wel wat worden geschaafd.
Voor een groot deel van het hooggekwalificeerde personeel geldt dat de administratief vastgestelde lengte van de werkweek nauwelijks
een relatie heeft met de werkelijk gewerkte tijd. In de kennissector, bijvoorbeeld, zal niet om vijf uur in de middag een tijdrovende proef
worden stilgelegd omdat de vakbond bepaald heeft dat de tijd om is. Verlenging van de werkweek zal voor hooggekwalificeerd personeel
bijgevolg nauwelijks tot verhoging van de productie leiden. Een verlenging van de werktijd met een corresponderende salarisstijging
leidt dan voornamelijk tot een stijging van de arbeidskosten en een negatieve druk op de bedrijfswinsten.
Maar als een verlenging van de werkweek niet wordt omgezet in een loonstijging heeft dit juist weer effecten op de onderkant van de
arbeidsmarkt. Daar is de feitelijke lengte van de werkweek wel gelijk aan wat de cao voorschrijft. Een verlenging van de werkweek zonder
looncompensatie betekent dat de uitkeringssituatie (relatief) aantrekkelijker wordt dan het aanbieden van arbeid. Om te voorkomen dat
inactiviteit aan de onderkant van de arbeidskant van de arbeidsmarkt daardoor weer toeneemt, is een hervorming van het sociale
zekerheidsstelsel geboden. Een dergelijke hervorming is inderdaad gaande. De Miljoenennota geeft hoog op van de “versterking van de
economie en de betere benutting van het arbeidspotentieel” die dat zal opleveren, maar voor mij geldt “eerst zien, dan geloven”. Bij de
nieuwe wao, bijvoorbeeld, ligt het voor de hand dat, aangezien het zeer onaantrekkelijk wordt gedeeltelijk afgekeurd te worden, meer
mensen volledig zullen worden afgekeurd. De recente aankondiging van de uwv, dat van de huidige één miljoen uitkeringsontvangers er
hoogstens honderdduizend weer (gedeeltelijk!) arbeidsgeschikt zullen worden verklaard bij herkeuring, doet al het ergste vrezen.
De tweede zwakke plek vormen de prepensioenen. Vorig jaar bepleitte ik in het Miljoenennotanummer van esb prepensioenregelingen te
ontdoen van herverdelingsmechanismen van jong naar oud die in vervroegde uittredingsregelingen ingebakken zijn. Door die
herverdelingsmechanismen wordt de keuze voor vervroegde uittreding welhaast opgelegd aan oudere individuen. Uitstel van
vervroegde pensionering leidt niet tot proportioneel hogere toekomstige uitkeringsrechten, omdat de band tussen uitkeringsrecht en
premiebetaling zwak is.
In de huidige Miljoenennota bewijst de regering uitgebreid lippendienst aan het ‘actuarieel zuiver’ maken van de regelingen, maar de
effecten van de voorgestelde maatregelen zijn ongewis. Door zowel de premies als de uitkeringen te belasten, zoals de regering kennelijk
bedoelt met het afschaffen van de ‘fiscale faciliteit’, verandert er niets voor mensen die een recht kunnen claimen op vroege
pensionering. Zij zouden ook onder de omkeerregel belasting hebben moeten betalen over hun uitkering. Dit geldt niet voor jongeren. Zij
kunnen de premie voor vervroegde uittreding niet langer van de belasting aftrekken en krijgen ook geen hoger uitkeringsrecht. De
regering hoopt dat dat hen er toe aanzet uit de regeling te stappen en hun belegde premies naar een meer individuele regeling over te
hevelen. Het is inmiddels duidelijk dat pensioenfondsen aan zo’n operatie niet willen meewerken en dat de regering ze ook niet wil
dwingen herverdeling via prepensioen af te schaffen. Er zal dus nog wel een flink aantal oudere cohorten op kosten van hun jongere
collega’s met vervroegd pensioen gaan en zo de financierbaarheid van de verzorgingsstaat ondermijnen.
Ten slotte het aloude instrument van loonmatiging. Vorig jaar betoogde ik in esb dat loonmatiging niet bevorderlijk is voor de
kenniseconomie die de regering zegt ook na te streven. De regering wil loonmatiging nu zelfs zo ver doordrijven dat ze van plan is
loonafspraken die niet aan de nullijn voldoen niet algemeen verbindend te verklaren. Het cpb vermeldt in de mev dat hoogstens vijf
procent van het totale aantal werknemers hierdoor kan worden beïnvloed. Deze maatregel is kennelijk vooral symbolisch bedoeld, maar ze
leidt onmiskenbaar tot een verdere verzwakking van de positie van de vakbeweging. Bij krapte op de arbeidsmarkt zal een machteloze
vakbeweging loonstijgingen niet meer in de hand hebben. Dergelijke kraptes zullen zich binnen vijf jaar kunnen voordoen en dan leiden
tot loonexplosies. Misschien dat er dan weer terug wordt verlangd naar de matigende werking die vakbonden in slechte, maar vooral ook

in goede tijden op loonsveranderingen kunnen uitoefenen.
Er mogen dus nog wel enige verstevigingen worden aangebracht aan de dijken van Balkenende en de zijnen om de Nederlandse
economie duurzaam te beschermen tegen de grijze golf en ander economisch onheil.

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur