Ga direct naar de content

Minder huishoudens met een laag inkomen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 20 2002

Minder huishoudens met een laag inkomen
Aute ur(s ):
Linden, G. (auteur)
Sector Nationale rekeningen van het CBS
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4375, pagina 675, 20 september 2002 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):

Het aantal huishoudens met een laag inkomen is verder gedaald. In 2000 telde Nederland ruim 800.000 huishoudens met een laag
inkomen, tegen 970.000 in 1996. De sterkste daling vond plaats in 1998, toen een verhoging van de ouderenaftrek een deel van de
alleenstaande 65-plussers boven de lage-inkomensgrens tilde. Ook verbeterde eind jaren negentig de werkgelegenheid en daalde het
aantal mensen met een bijstands- of werkloosheidsuitkering. In 2000 hadden 350.000 huishoudens al minstens vier jaar lang een
laag inkomen. Tot de 800.000 huishoudens met een laag inkomen behoorden ruim anderhalf miljoen mensen. Hiervan waren 600.000
personen langdurig aangewezen op een laag inkomen.
Verschillen tussen leeftijdsgroepen
Het inkomen van veel mensen heeft gedurende hun leven eerst een stijgend en daarna een dalend verloop. Bij jongeren is aanvankelijk
sprake van een sterke inkomensstijging doordat zij (beter) werk vinden of een hoger loon krijgen op grond van leeftijd en ervaring.
De inkomensstijging zet zich voort tot de middelbare leeftijd. Er zijn dan ook betrekkelijk weinig lage inkomens bij huishoudens met
een hoofd tussen 25 en 55 jaar. Daarna stoppen veel mensen geheel of gedeeltelijk met werken, waardoor hun inkomen daalt. Ook
mensen die tot de pensioengerechtigde leeftijd blijven doorwerken, ondervinden bij hun pensionering een inkomensdaling. Wie dan
een laag inkomen heeft, zal meestal op dat lage inkomensniveau blijven. Van de 65-plussers in 2000 had veertien procent een laag
inkomen. Voor bijna zeventig procent van hen was het lage inkomen langdurig.
Lage inkomens bij huishoudens met uitkering
Bij huishoudens met een uitkering komt een langdurig laag inkomen relatief veel voor. Van de huishoudens die vooral zijn aangewezen
op een bijstands- of werkloosheidsuitkering, hebben er ruim twee van de drie een laag inkomen. In 2000 had de helft van deze lage
inkomens ook in de drie daaraan voorafgaande jaren een laag inkomen. Van de huishoudens met een arbeidsongeschiktheidsuitkering
had veertien procent een langdurig laag inkomen.
Relatief veel langdurig lage inkomens in de vier grote steden
Een kwart van de huishoudens met een langdurig laag inkomen woont in een van de vier grote steden. Anno 2000 was er in Rotterdam bij
twaalf procent van de huishoudens sprake van een langdurig laag inkomen. Ook in Amsterdam en Den Haag lag het aandeel van deze
groep boven het landelijk gemiddelde van ruim vijf procent. De hoge concen-tratie van langdurig lage inkomens in de grote steden kent
een aantal oorzaken. Zo zijn er in de vier grote steden relatief veel inwoners met een bijstands- of werkloosheidsuitkering. Verder hebben
arbeidsongeschikten en gepensioneerden die in de grote steden wonen, meer dan elders in het land een langdurig laag inkomen.
tabel 1

Tabel 1. Huishoudens met een laag inkomen, 1995-2000
Totaala

w.o. met
laag inkomen

w.o. met langdurig
laag inkomenb

x 1000
x 1000
%
x 1000
%
1995
6134
953
15,5
421
6,9
1996
6209
970
15,6
429
6,9
1997
6332
953
15,1
435
6,9
1998
6414
861
13,4
391
6,1
1999
6453
835
12,9
370
5,7
2000
6527
801
12,3
350
5,4
a. Huishoudens waarvan het hoofd (of de partner van het hoofd) het
gehele jaar inkomen heeft en geen studiefinanciering ontvangt.
b. Huishoudens met ook in de drie voorafgaande jaren een laag inkomen.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteurs