Ga direct naar de content

Goede tijden, slechte tijden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 20 2002

Goede tijden, slechte tijden
Aute ur(s ):
Stuiveling, S. (auteur)
President van de Algemene Rekenkamer.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4375, pagina 659, 20 september 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Op ministeries vindt noeste arbeid plaats die in Haags jargon vbtb wordt genoemd: van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording.
Begrotingen moeten antwoord geven op de drie w-vragen: wat wil de overheid in de samenleving bereiken, wat gaat de overheid
daarvoor (dit jaar) doen en wat mogen deze inspanningen de overheid (dit jaar) kosten? Het blijft daarbij niet bij plannen alleen.
Vbtb betekent ook transparant verantwoording afleggen. De drie h-vragen luiden dan: heeft de overheid bereikt wat ze wilde
bereiken, heeft ze daarvoor gedaan wat ze wilde doen en heeft het gekost wat het mocht kosten? Pas als de overheid van tevoren
concrete doelen, prestaties en effecten formuleert, kan ze achteraf het succes van haar beleid beoordelen. Op de derde dinsdag van
september 2001 zijn de eerste vbtb-begrotingen (die voor 2002) verschenen. De eerste vbtb-verantwoordingen (dan ‘jaarverslagen’ te
noemen) verschijnen op de derde woensdag van mei 2003.
De ministeries hebben hun handen vol aan vbtb. Zo moeten bijvoorbeeld financiële en niet-financiële beleidsinformatie worden
geïntegreerd. De Algemene Rekenkamer beoordeelt de pogingen om de begrotingen op een nieuwe manier vorm te geven tot nu toe
positief. De begrotingen geven daadwerkelijk meer inzicht in de koppeling tussen middelen, prestaties en effecten van het
overheidsbeleid. Het hoeft ook nog niet allemaal perfect te zijn, want de departementen hebben voor het op orde krijgen van hun nietfinanciële beleidsinformatie een paar jaar de tijd.
Voor politiek en burger is de bulk van de rijksbegroting niet zo interessant. De aandacht richt zich op de wijzigingen die worden
voorgesteld, ook al betreft dat maar een klein deel van de gehele raming. De mutaties reflecteren immers vooral de koerswijzigingen van
politici, en deels ook voortschrijdend inzicht. Toen Paars-II extra geld had te spenderen, moest het kabinet duidelijk maken welke extra
prestaties het wilde leveren met de inzet van hoeveel extra geld en welke extra maatschappelijke effecten hiermee bereikt moesten worden.
Dat inzicht kon beter, zo bleek uit onderzoek naar de besteding van die extra financiële middelen tijdens het tweede paarse kabinet 1. Het
vorige kabinet gaf tijdens zijn regeerperiode 4,2 miljard euro meer uit dan oorspronkelijk geraamd in het regeerakkoord uit 1998. Slechts
voor twintig procent van deze extra uitgaven kon worden vastgesteld dat de daarvoor gestelde doelen waren bereikt. Voor zestien
procent kon worden bepaald dat de doelstellingen niet waren gehaald. Voor de overige 64 procent was onduidelijk of de doelstellingen
waren gehaald, hetzij omdat de doelen niet toetsbaar waren geformuleerd, hetzij omdat de resultaten niet helder waren verantwoord. Dat
betekent overigens niet dat deze middelen per se ondoelmatig zijn besteed.
Inmiddels is er een nieuw kabinet aangetreden. Hoewel we aangeraden hadden het regeerakkoord 2002 al zoveel mogelijk in vbtb-termen
op te stellen, is dat nog niet echt gelukt. Veel hangt dus af van de vertaalslag naar de begrotingen 2003; het Strategisch Akkoord moet
nog vertaald worden naar meetbare doelstellingen. Daar komt bij dat het kabinet-Balkenende van start gaat onder een economisch
gesternte dat ongunstiger uitvalt dan verwacht . Extra geld is er niet. Integendeel, het Strategisch Akkoord spreekt over zo’n 6,8 miljard
euro bezuinigingen. Het vbtb-gedachtegoed is echter ongevoelig voor goede of slechte tijden. Het is om het even of er nu meer of
minder middelen worden ingezet: van belang is en blijft de koppeling tussen financiën, te leveren prestaties en de effecten van deze
prestaties in de samenleving.
Ik begrijp best dat het aantrekkelijker is extra uitgaven te onderbouwen met extra prestaties dan bezuinigingen te onderbouwen met het
schrappen van taken en het verlagen van ambities. Toch zal dat onontkoombaar zijn. De taakstelling van gemiddeld negen procent per
departementale begroting lijkt niet goed te realiseren door slechts in de ‘overhead’ te snijden. De prestaties en ambities moeten worden
bijgesteld, en wel naar beneden. Dan wreekt zich dat beleidsinformatie vaak gebrekkig is. Afgelopen maart bleek al dat de onderzoeken
van de Algemene Rekenkamer over veiligheid, inkomen, zorg, onderwijs, wonen en milieu in meer dan driekwart van de gevallen
concludeerden dat de ministers over onvoldoende beleidsinformatie beschikken 2.
Dit maakt de departementale begrotingen voor 2003 tot een fraaie test voor het nieuwe kabinet om te bewijzen dat het vbtbgedachtegoed is omarmd. Helder moet worden welke prestaties het rijk minder zal leveren en welke effecten in de samenleving niet of
minder worden nagestreefd. Het gaat mij niet om de inhoud van die keuzen. Dat is politiek, en daar houdt de Algemene Rekenkamer zich
verre van. Het gaat erom dat bij de keuze om ergens minder geld aan te besteden er ook bij gezegd wordt wat de gevolgen daarvan zijn.
Dat dit transparant gebeurt is van belang, niet alleen in goede tijden, maar ook, en misschien wel juist, in slechte tijden

1 Algemene Rekenkamer, Zicht op beleidsintensiveringen, Tweede Kamer,28 423, nrs. 1-2, 5, Den Haag, juni 2002.

2 Algemene Rekenkamer, Verslag 2001, Tweede Kamer, 28 270, nrs. 1 -2, Den Haag, 21 maart 2002.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur