Een lager loon, met terugwerkende kracht
Aute ur(s ):
Bolt, W. (auteur)
Houba, H. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij, respectievelijk, De Nederlandsche Bank en de afdeling Econometrie van de Vrije Universiteit, Amsterdam. Zij
danken Gerard van der Laan en Maria Steijns voor commentaar op een eerdere versie.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4266, pagina 622, 11 augustus 2000 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
cao
Veel cao’s worden pas enige tijd na de oude cao, met terugwerkende kracht afgesloten. Wanneer de cao ingaat wordt dan een bedrag
ineens uitbetaald. Hierdoor kan de procentuele loonstijging per maand, kleiner zijn.
In dit artikel wordt aangetoond dat het met terugwerkende kracht afsluiten van een nieuwe cao in combinatie met de langdurige
onderhandelingen die hieraan doorgaans voorafgaan een gering doch significant loonmatigend effect op de procentuele loonstijging
heeft doch de loonsom niet beïnvloedt. Dit resultaat correspondeert opmerkelijk goed met de waargenomen Nederlandse situatie.
De Nederlandse situatie
De periodieke cao-onderhandelingen op sectoraal niveau hebben een grote invloed op het Nederlandse loonvormingsproces en bepalen
de arbeidsvoorwaarden van zeventig tot tachtig procent van alle werknemers in de marktsector. Opvallend hierbij is dat de
stakingsfrequentie in Nederland op een bijzonder laag niveau ligt vergeleken met de ons omringende landen. De duur van de
onderhandelingen, ofwel de periode vanaf de einddatum van de laatst verlopen cao tot de datum waarop het nieuwe akkoord wordt
overeengekomen, bedraagt gemiddeld zeven à acht maanden. Bovendien worden veel cao’s met terugwerkende kracht afgesloten tot aan
de einddatum van de laatst verlopen cao 1. In de arbeidseconomie wordt de (stakingsvrije) periode van onderhandelingen na het
verlopen van het oude contract tot aan het nieuwe, de ‘hold-out’ periode genoemd. Tijdens deze periode gelden de voorwaarden van het
oude contract en vindt de productie in de bedrijven op normale wijze plaats. In een empirische analyse van Jan van Ours en Rob van de
Wijngaert blijkt dat de duur van de hold-out periode een significante loonmatigende werking heeft ter grootte van -0,1 procent van de
overeengekomen cao-loonstijging per twee maanden van hold-out 2. Zij merken hierover op dat hold-outs tot op zekere hoogte een
alternatief kunnen bieden voor stakingen. Echter, een echt bevredigende verklaring wordt door hen niet gegeven. Het institutionele
detail van de terugwerkende kracht verschaft nieuwe inzichten in deze materie 3.
Effect van ‘terugwerkende kracht’-regeling
Een interessant institutioneel detail van bijna alle cao’s is dat deze met terugwerkende kracht worden ingevoerd. De populaire gedachte
achter de ‘terugwerkende kracht’-regeling is dat enerzijds op deze wijze de werknemers worden gecompenseerd door middel van een
eenmalige toeslag voor de eventueel misgelopen loonstijging, veroorzaakt door de langdurige onderhandelingen, en anderzijds dat de
werkgevers geen voordeel behalen uit het langdurig traineren van de onderhandelingen. Het renteverlies voor de werknemers en het
rentevoordeel voor de werkgevers worden in deze veel gehoorde verklaring als een tweede-orde effect verwaarloosd, maar dit terzijde. In
de meeste econometrische studies wordt uitgegaan van de procentuele loonstijging en niet van de stijging van de loonsom. Derhalve
wordt in deze studies de terugwerkende kracht-regeling niet meegenomen. De terugwerkende kracht-regeling is echter niet neutraal met
betrekking tot de procentuele loonstijging. Integendeel, het antedateren van de nieuwe cao in combinatie met een langdurige hold-out
periode heeft een loonmatigend effect, zij het dat dit effect gering is. De verklaring van dit toch wel verrassende resultaat is als volgt.
Verklaring
Een nieuwe cao kan worden vertaald in termen van een verdeling tussen beide partijen van de contante waarde van de toekomstige
winststroom. Moderne onderhandelingstheorie leert ons dat de onderhandelingsmacht van de vakbeweging gebaseerd is op de mate
waarin mogelijke kosten van bijvoorbeeld omzetverlies of verlies aan ‘goodwill’ ten gevolge van een staking, aan de andere partij kunnen
worden opgedrongen in geval een overeenkomst wordt uitgesteld 4. De werkgevers kunnen zulke kosten afkopen door aan de eisen van
de vakbeweging toe te geven. De aldus resulterende loonsom is gebaseerd op toekomstige (geloofwaardige) dreigingen. In Houba en
Bolt wordt aangetoond dat de lengte van de hold-out en de terugwerkende kracht-regeling de loonsom ongewijzigd laten. Hoe de
loonsom over de tijd wordt verdeeld is voor beide partijen van ondergeschikt belang. Vrijwillig afzien van de terugwerkende krachtregeling betekent dat de loonkosten gelijkmatig over de resterende looptijd van de cao worden uitgesmeerd. Het opnemen van deze
regeling daarentegen houdt in dat er naast een stroom van loonkosten ook een eenmalig bedrag ineens wordt uitbetaald. Omdat beide
manieren van uitbetalen dezelfde loonsom dienen op te leveren betekent een keuze tussen wel en niet antedateren eveneens een keuze is
tussen een lagere respectievelijk hogere procentuele loonstijging. Ons model laat tevens zien dat de procentuele loonstijging omgekeerd
evenredig is met de lengte van de hold-out. Dus de combinatie van antedateren en langdurige cao onderhandelingen biedt een verklaring
voor de gevonden empirische relatie in Van Ours en Van de Wijngaert.
Wanneer terugwerkende kracht?
Wanneer kunnen we een institutioneel detail als de terugwerkende kracht-regeling verwachten? Indien wel of niet opnemen van zo’n
regeling eveneens onderhandelbaar is, dan laat ons model zien dat beide partijen indifferent zijn tussen de twee opties, gegeven de
onderhandelde loonsom. Echter, indien de tijdsvoorkeuren van beide partijen verschillen en de vakbeweging de ‘ongeduldige’ partij is
dan zullen beide partijen de terugwerkende kracht overeenkomen. Toepassing van de terugwerkende kracht impliceert dan een betere
intertemporele herverdeling, waarbij geen van beide partijen erop achteruit gaat. Integendeel, door de intertemporele uitruil ontstaat (een
gering) wederzijds voordeel dat eveneens in de uiteindelijke onderhandelingsuitkomst tussen beide partijen wordt verdeeld, zodat
uiteindelijk beide partijen ervan profiteren. Helaas is het onderhandelingsmodel met verschillende tijdsvoorkeuren en terugwerkende
kracht-regeling moeilijk oplosbaar en kan geen uitspraak worden gedaan over de exacte verdeling van het extra voordeel.
Nu wat minder, later wat meer?
Het bovenstaande betoog is gebaseerd op de onrealistische veronderstelling dat toekomstige cao- onderhandelingen niet in de analyse
zijn meegenomen. Theoretisch bezien zullen beide partijen de contante waarde van de huidige cao alsmede de consequenties van de
huidige cao op de contante waarde van de eerstvolgende toekomstige cao meenemen in het beoordelen van de huidige cao. Naïeve
toepassing van standaard onderhandelingstheorieën impliceert dat een lagere procentuele loonstijging nu een positieve invloed zal
hebben op de toekomstige procentuele loonstijging. Echter, vanwege de tijdsvoorkeur hebben de werknemers een prikkel om de
toekomstige loonstijging af te zwakken in ruil voor een grotere loonstijging in het heden. Wat de gevolgen zijn van deze tegengestelde
krachten op de procentuele loonstijging bij de huidige cao door een terugwerkende kracht-regeling, en op de toekomstige
onderhandelingen voor de eerstvolgende cao is niet duidelijk en is interessant voor toekomstig onderzoek.
Voorbeeld
Ter verduidelijking het volgende cijfervoorbeeld. Stel dat de oude cao zes maanden geleden is afgelopen, het oude cao-loon
per maand op 100 is geïndexeerd en de loonsom van de nieuw overeengekomen cao 1236 is voor de komende twaalf maanden
vanaf ‘nu’. Indien van terugwerkende kracht wordt afgezien kan een cao loon van 103 per maand worden afgesloten (cao 1). De
cao met terugwerkende kracht en dezelfde loonsom, en met dezelfde einddatum als cao 1, die zes maanden na afloop van de
oude cao wordt afgesloten heeft op papier een looptijd van 18 maanden (waarvan reeds zes maanden zijn verstreken) en
schrijft een cao loon van 102 per maand voor ingaand vanaf de zevende maand en een eenmalige nabetaling van 12 in de
zevende maand (cao 2). Hoewel de loonsom van beide cao’s gelijk is, kent cao 1 een procentuele loonstijging van drie procent
tegen twee procent voor cao 2. De volgende tabel 1 illustreert het verschil tussen beide cao’s.
Tabel 1 verschil tussen beide cao’s uit het voorbeeld
maand
cao 1
maand
cao 2
7
103
7
114
8
103
8
102
9
103
9
102
10
103
10
102
11
103
11
102
12
103
12
102
13
103
13
102
14
103
14
102
15
103
15
102
16
103
16
102
17
103
17
102
18
103
18
102
CW
1236
CW
1236
T
Conclusie
Samenvattend, de terugwerkende kracht heeft een nadelig effect op de procentuele loonstijging omdat de eenmalige toeslag een deel van
de loonsom invult. Dit loonmatigende effect is gering, maar wel positief. Verder neemt het effect toe naarmate de duur van de
onderhandelingen langer is.
De gevolgen van dit lagere loon voor de lonen op langere termijn, zijn onbekend
1 Zie R. van de Wijngaert, Trade unions and collective bargaining in the Netherlands, proefschrift, 1994, Vrije Universiteit.
2 J. van Ours en R. van de Wijngaert, Hold-outs and wage bargaining in the Netherlands, Economics Letters, 1996, blz. 83-88.
3 Voor een formele uitwerking verwijzen we naar H. Houba en W. Bolt, Hold-outs, backdating and wage negotiations, 2000, te
verschijnen in de European Economic Review. Een PDF-file is beschikbaar op http://www.econ.vu.nl/medewerkers/hhouba
4 Zie bijvoorbeeld R. Fernandez en J. Glazer, Striking for a bargain between two completely informed agents, American Economic
Review, 1991, blz. 240-252 of H. Haller en S. Holden, A letter to the editor on wage bargaining, Journal of Economic Theory, 1990, blz.
232-236.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)