Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 10 2009

statistiek
Internationaal

Martin Linssen (Ministerie van Financiën)

China en het eurogebied
Vanaf 1978 is China van een centraal geleide planeconomie steeds meer veranderd in een vrijemarkteconomie. Dit heeft zich vertaald in een hoge economische
groei, met grote gevolgen voor de economische verhoudingen. Dit kan worden
geïllustreerd door de ontwikkeling van het aandeel van China in de wereldeconomie te vergelijken met de ontwikkeling van het aandeel van het huidige
eurogebied.
De figuur maakt gebruik van cijfers van het IMF die gebaseerd zijn op koopkrachtpariteit, onder andere omdat deze cijfers minder beïnvloed worden door
sterke schommelingen of structurele over- of onderwaardering van de wisselkoersen. De ontwikkeling van beide aandelen sinds 1994 wordt weergegeven,
inclusief een raming tot en met 2014. Het eerste wat opvalt is een substantiële
verschuiving in de verhoudingen. In 1994 was het aandeel in de wereldeconomie van China nog bijna vier keer zo klein als dat van het huidige eurogebied
met 5,3% tegenover 19,4%. In 2008 was het aandeel van de Chinese economie meer dan verdubbeld ten opzichte van 1994, en was het verschil met het
aandeel van het eurogebied sterk afgenomen met 11,4% tegenover 15,7%.
De jaarlijkse reële economische groei van China was in de periode 1994–2008
gemiddeld bijna 8 procentpunt hoger dan die van het eurogebied met 9,9%
tegenover 2,2%. Door de daling van de economische groei in China aan het
einde van de jaren negentig nam het verschil met het groeitempo van het
eurogebied tijdelijk af. Deze trend heeft zich de afgelopen tien jaar echter niet
voortgezet. Voor de toekomstige ontwikkeling zal het effect dat de crisis heeft op
de economische groei op de langere termijn bepalend zijn. Het IMF verwacht dat

het grote verschil in economische groei ook na de
crisis niet zal afnemen. Als dit uitkomt zal China in
2013, op basis van koopkrachtpariteit, voor het eerst
een groter aandeel in de wereldeconomie hebben
dan het eurogebied. Het duurt echter langer voordat
China ook in nominale termen een groter aandeel
heeft, de economie van het eurogebied was tegen de
huidige dollarkoers nog drie keer zo groot in 2008.

Aandeel van China en het eurogebied in de wereld­
economie en economische groei.
25 %

% 14
12
10

20

8
6

15

4
10

2

5

–2

0
–4
0

‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14

–6

Aandeel in wereldeconomie eurozone (linkeras)
Groei bbp eurozone (rechteras)
Aandeel in wereldeconomie China (linkeras)
Groei bbp China (rechteras)

Bron: Berekeningen op basis van IMF WEO gegevens april 2009

Monetaire Zaken

Steven Jonk (DNB)

De staatsschuld in perspectief
Onlangs stelde de minister van Financiën in een gesprek met RTL Z dat de
staatsschuld eind volgend jaar naar verwachting met 100 miljoen euro per dag
zal oplopen. Sinds het uitbreken van de crisis is het populair geworden om
in nominale termen over de staatsschuld te spreken. In de Verenigde Staten
bestaat hernieuwde aandacht voor de debt clock, die van moment tot moment
de staatsschuld laat zien. Eind 2008 liep deze klok tegen zijn capaciteitsgrenzen
aan, toen de Amerikaanse staatsschuld de 10 biljoen dollar passeerde. Zoals te
zien in de figuur lijkt de Nederlandse staatsschuld in verhouding hiermee nog
heel bescheiden, ondanks het feit dat deze in 2008 is opgelopen tot 346 miljard
euro.
Het is de vraag hoe informatief deze bedragen zijn. Iedereen die wel eens een
lening heeft afgesloten, weet dat het maximale leenbedrag sterk bepaald wordt
door de hoogte van het inkomen. Met een hoger inkomen kan immers een hoger
bedrag worden afbetaald. De staatsschuld kan daarom uitgedrukt worden als
percentage van de inkomsten van de overheid. In 2008 bedroeg dit percentage
ruim 125%. Meer gebruikelijk is het om de staatsschuld te relateren aan het
bbp, want de staat is uiteindelijk alleen een doorgeefluik waarvan de inkomsten meegroeien met het totale inkomen van Nederland. De figuur geeft ook
de staatschuld als percentage bbp. Hieraan is te zien dat de staatsschuld ten
opzichte van het Nederlandse inkomen in de periode 1991–2008 is gedaald van
76,7% naar 58,2% bbp, terwijl de schuld met vele miljarden is toegenomen. De
schuld in 2008 is in euro’s gezien de hoogste ooit, terwijl deze in percentage
bbp ongeveer even hoog is als in 1999.
Het is ook van belang wat met het geleende geld wordt gedaan. In 2008 nam
de staatsschuld vooral toe door de aankoop van financiële activa, waaronder

432

ESB

94(4564) 10 juli 2009

Bruto overheidschuld.
350

80

300

70

250

60

200

50

150

40
91

96
Miljard euro

01

06

Procenten bbp, schaal rechts

Bron: CBS

aandelen Fortis en ABN-Amro. Dit betreft dus een
investering waardoor ook het bezit van de overheid
toeneemt, vergelijkbaar met een hypotheeklening
voor de aankoop van een huis. Bij verkoop van dit
bezit kan de schuld ook weer snel dalen. Hoewel
het verleidelijk is om over staatsschuld te spreken
in termen van indrukwekkende nominale bedragen,
is het belangrijk om deze in het juiste perspectief te
plaatsen.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Financiële Markten

Sander Hoek (FDA)

Stijging besparingen gezinnen
In samenhang met de economische crisis heeft
zich in de loop van 2008 een drastische omslag
voorgedaan in de besparingen van de binnenlandse
sectoren van de diverse economische blokken. In
vrijwel alle economieën zijn de besparingen van
de gezinshuishoudens flink toegenomen terwijl
de overheid haar tekort, ofwel ontsparingen, flink
heeft laten oplopen. Flow-of-funds-statistieken van

Financieringssaldi binnenlandse sectoren en nationaalbesparingssaldo van de Verenigde Staten (miljard dollar).
200
0
-200
-400
-600
-800
-1.000
-1.200
‘99

‘00

‘01

‘02

‘03

‘04

Gezinnen
Bedrijven

‘05

‘06

‘07

‘08

‘09

Overheid
Nationale besparingen

de Amerikaanse Federal Reserve brengen een en ander helder in kaart voor de
Verenigde Staten. Na jaren van oplopende tekorten bij de Amerikaanse gezinshuishoudens, een weerspiegeling van een kredietgedreven bestedingsgroei, sloeg
deze tendens in de loop van 2008 om, nadat banken problemen ondervonden
bij de afwenteling van risicoposities die de financiering van dit bestedingsgedrag met zich meebracht (figuur). De oorzaak van de terugval is met name de
onhoudbaarheid van de accumulatie van schulden van Amerikaanse gezinnen.
De omslag van ontsparing naar besparingen van gezinnen zoals dat zich aan het
eind van 2008 heeft voorgedaan, heeft de reële economie onder druk gezet.
Voorts maakte dit een tegengestelde reactie los bij de overheidsfinanciën, deels
als resultante van actief beleid om de negatieve consequenties voor de economie
te verzachten, deels als het gevolg van de werking van automatische stabilisatoren. Per saldo heeft dit geresulteerd in een vermindering van het tekort op
de lopende rekening. Immers, het lopende-rekeningsaldo is hetzelfde als het
nationaal-besparingssaldo, wat de optelsom is van de financieringssaldi van de
binnenlandse sectoren. Blijkbaar weegt de verslechtering van het overheidssaldo
niet op tegen de toegenomen besparingen van de private sectoren. Deels zijn de
nieuwe besparingen van Amerikaanse gezinnen evenwel tijdelijk, afgedwongen
door schuldherstructureringen. De uitdaging voor de Amerikaanse overheid is nu
om haar sterk gestegen tekort tijdig te reduceren. Het is aannemelijk dat dit een
moeizaam proces zal blijken te zijn. Daarom ontstaat er in de komende jaren
waawrschijnlijk opnieuw een toenemend tekort op de lopende rekening van de
Verenigde Staten, waarmee ook de afhankelijkheid van buitenlandse financiering
aanwezig blijft, wat de dollar kwetsbaar houdt.

Bron: Federal Reserve

Economie en Samenleving

Ernest Berkhout en Siemen van der Werff (SEO)

De baanzoekduur van hbo’ers en academici (kwartaaldata, 1998-2009).
6
5

Maanden

4
3
2
1
0
‘98

‘99

‘00

‘01

‘02

‘03

‘04

‘05

‘06

‘07

‘08

‘09

Zoekduur naar een baan (gemiddelde van de laatste 4 kwartalen)
Hbo’ers

Academici

Bron: Bron: SEO/Elsevier, Studie & werk 2009

Van studie naar baan
Gemiddeld had in de afgelopen tien jaar een hbo’er
direct na het afstuderen 3,2 maand nodig om een
passende baan op zijn eigen opleidingsniveau te
vinden. Voor een pas afgestudeerde academicus was
dat 4,8 maand. Academici doen er gemiddeld zeven
weken langer over om een baan te vinden. In de
figuur is duidelijk te zien dat de zoekduur van academici altijd boven die van de hbo’ers uitkomt. Op de
verticale as van de figuur staat het aantal maanden
dat men gemiddeld aan het zoeken is en op de hori-

zontale as het kwartaal waarin men is begonnen met zoeken. Om te voorkomen
dat de verschillen tussen de kwartalen het gevolg zijn van structurele seizoenspatronen is een voortschrijdend gemiddelde over vier kwartalen genomen.
In de figuur is het effect van de conjunctuur op de zoekduur te zien. Eind
van de vorige eeuw tot ongeveer 2001 was een periode van hoogconjunctuur.
Vervolgens komt de Nederlandse economie in een recessie terecht tot ongeveer
2005. De conjuncturele opleving die dan volgt is eind 2008 definitief afgelopen.
Samenlopend met dit conjuncturele patroon zijn de zoekduren vanaf 1998 snel
gedaald en vanaf de eeuwwisseling een periode min of meer op hetzelfde niveau
gebleven: vierenhalve maand voor academici en drie maanden voor hbo’ers. Bij
de academici wordt eind 2001 de zoekduur langer. Bij de hbo’ers is pas een half
jaar later de verslechtering zichtbaar. Het dieptepunt wordt in 2004 bereikt, de
afgestudeerden die toen begonnen met zoeken deden er net zo lang over als in
1998. Na 2004 is er eerst een voorzichtig herstel dat zich daarna spectaculair doorzet. Op de krappe arbeidsmarkt van 2007 is de zoekduur van hbo’ers
gedaald tot een historisch minimum: tweeënhalve maand voor hbo’ers en vier
maanden voor academici. Voor afgestudeerden die eind 2007 of later een baan
zijn gaan zoeken kan op basis van de beschikbare gegevens geen harde uitspraak
worden gedaan. Wel kan op basis van de verhouding van vacatures ten opzichte
van werklozen een voorspelling worden gemaakt. In de figuur wordt deze voorspelling weergegeven door middel van een stippellijn. De verwachting is dat de
zoekduur eerst verder is gedaald en dat pas eind 2008 de omslag kwam.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4564) 10 juli 2009

433

Auteurs