Ga direct naar de content

De verzorgingsval

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 6 1999

De verzorgingsval
Aute ur(s ):
Mortel, E. van de (auteur)
Dijkman, H. (auteur)
Diepen, J. van (auteur)
De auteurs zijn de organisatoren van de Dub b el Delen Denk Tank van het Feministische Economie Netwerk Nederland. Met dank aan Eelco
Wierda en Irene van Staveren voor commentaar op een vorige versie.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4226, pagina 776, 22 oktober 1999 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
emancipatie

Veel partners nemen zich voor de zorg voor huishouden en kinderen eerlijk te verdelen, maar het komt er zelden van. De economie
biedt een verklaring.
Wie zorgt er voor de kinderen? De realiteit in Nederland is vaak: vrouwen. De economische vraag is dan: is dat handig (efficiënt), en
zo ja, voor wie? In dit artikel bekijken we de huidige verdeling van zorg- en arbeidstaken op economische wijze. We concentreren ons
op het huishouden, en bekijken waarom vrouwen hier zo vaak kiezen voor minder uren betaalde arbeid en meer uren zorgtaken.
De verdeling van arbeid en zorg
Er zijn vijf modellen denkbaar voor de verdeling van arbeid- en zorgtaken tussen mannen en vrouwen.
De jaren vijftig waren de hoogtijdagen van het kostwinnersmodel. Met een voltijds baan kon een man zijn vrouw en kinderen
onderhouden. De onbetaalde (zorg)arbeid was wel voor rekening van de vrouw. Het idee was dat het goed was dat vrouwen geen
betaalde arbeid hoefden te verrichten.
Door diverse ontwikkelingen, aangewakkerd door de vrouwenbeweging, zijn er barsten ontstaan in het kostwinnersmodel. Een van de
alternatieven, aangedragen door de Nederlandse econome Bruyn-Hundt is het zorgloonmodel. In dit model blijft de man voltijds werken
en de vrouw voltijds zorgen – maar dan wel tegen betaling. Daarmee wordt niet alleen erkend dat zorgen werken is, maar bovendien leidt
dit tot financiële onafhankelijkheid van vrouwen. Nadeel van dit model is dat mannen zich zullen blijven richten op hun carrière en niet
snel zorgverantwoordelijkheid zullen overnemen.
Het tweede alternatieve model houdt in dat zowel vrouwen als mannen voltijds buitenshuis werken en de zorgtaken worden uitbesteed.
In de Scandinavische landen is dit model werkelijkheid. In dit tweeverdienersmodel zijn vrouwen financieel zelfstandig. Tot volledige
gelijkheid tussen mannen en vrouwen leidt dit echter niet. De meeste vrouwen komen terecht in de zorgsector, en dit werk wordt vaak
minder gewaardeerd dan ‘echt’ mannenwerk. Daar komt bij dat veel vrouwen naast hun voltijdse baan nog steeds voor het huishouden
en de kinderen zorgen
Het verschil tussen het anderhalfverdienersmodel en de vorige twee is dat dit model nooit expliciet de bedoeling is geweest, maar zich in
de praktijk van veel West-Europese landen heeft ontwikkeld. Ook hier werken de mannen voltijds, maar combineren vrouwen hun
onbetaalde zorgarbeid met betaalde arbeid in deeltijd. Het verschil met het tweeverdienersmodel is dat vrouwen minder financieel
onafhankelijk zijn. Daar staat tegenover dat de stress wellicht iets minder is.
Echter, van een waarlijk ‘gelijke’ verdeling van arbeid kan in deze modellen nog niet gesproken worden. In het combinatiemodel is dat wel
het geval. Hierin wordt gepleit voor een gelijke verdeling van betaalde arbeid en zorgtaken, door te streven naar een dertig-urige
werkweek voor vrouwen én mannen met kinderen. De zorgtaken kunnen deels worden uitbesteed en verder worden verdeeld tussen
vrouwen en mannen.
The battle of the sexes
Voordat de kinderen geboren worden is het streven van beide partners vaak het combinatiemodel: allebei zo’n vier dagen per week
werken; allebei een dag per week voor het kind zorgen en de andere drie dagen gaat het kind naar de crèche 1. Echter, nog steeds is het
in Nederland vrij gebruikelijk dat vrouwen bij hun eerste kind stoppen met werken of een kleine deeltijdbaan nemen, waarin geen carrière
gemaakt kan worden. Mannen daarentegen gaan zelden minder werken als er kinderen zijn en nog veel minder vaak stoppen ze met
werken; in 1996 werkte 5% van de mannen met kinderen in deeltijd. Bovendien maken mannen bijna nooit gebruik van hun recht op
ouderschapsverlof 2. Hoe komt het zover? We zullen deze vraag vanuit een economische invalshoek benaderen, met als uitgangspunt
het huishouden.

Gary Becker was de eerste neoklassieke econoom die zich over de efficiëntie van het kostwinnersmodel boog 3. Hij bekeek hoe
huishoudens het nut van gekochte goederen en van de in de eigen huishouding geproduceerde goederen konden maximaliseren. Het
vernieuwende van zijn model was dat hij de huishoudelijke productie benoemde: het kost tijd, en het levert nut op. Zijn conclusie was dat
specialisatie efficiënt is: een van de partners doet betaald werk en de ander neemt de taken binnen het huishouden op zich. Het laatste
kan natuurlijk het beste gebeuren door degene met het laagste loon op de arbeidsmarkt en zie daar de implicatie van het model van
Becker: vrouwen zorgen in het huishouden en mannen voor brood op de plank, gewoon omdat het efficiënt is. Overigens kan het
anderhalfverdienersmodel worden beschouwd als een moderne versie van het kostwinnersmodel, omdat door het toenemend aantal
huishoudelijke apparaten het huishouden tegenwoordig in een kortere tijd kan worden gedaan.
Natuurlijk kan specialisatie binnen een huishouding efficiënt zijn. Er zijn echter redenen waarom dat niet altijd opgaat:
– Becker gaat uit van het nut van een huishouden. Mannen en vrouwen zullen echter ieder een eigen nutsfunctie hebben. Dit betekent
dat het nut niet op het niveau van het huishouden ‘berekend’ moet worden, maar op het niveau van het individu.
– Becker richt zich op de korte termijn 4. Specialisatie kan efficiënt zijn als de kinderen klein zijn, maar daarna niet meer – of in elk geval
minder. Vrouwen die dan weer gaan werken verdienen aanzienlijk minder dan dat ze gedaan zouden hebben als ze waren blijven werken,
ze hebben immers jarenlang geen menselijk kapitaal opgebouwd dat op de arbeidsmarkt te gelde gemaakt kan worden.
Redenen dus om aan te nemen dat het anderhalfverdienersmodel niet zo efficiënt is als het lijkt, zeker niet voor vrouwen. Maar waarom
bestaat het dan nog? Waarom kiezen vrouwen geen beter alternatief, desnoods buiten het huishouden? Dit wordt verklaard door een
speltheoretisch model van Ott, waarin de beide partners hun eigen nutsfuncties hebben 5. Voordat het eerste kind wordt geboren is de
situatie voor man en vrouw gelijk. Echter, zodra een partner (meestal de vrouw) tijdelijk stopt met werken vanwege de geboorte van een
kind, wordt de onderhandelingspositie van deze partner verzwakt vanwege de afgenomen verdiencapacteit. Als er binnen het
huishouden weer opnieuw wordt onderhandeld kan het resultaat minder zijn voor de partner die tijdelijk met werken is gestopt. De
afname van de verdiencapaciteit leidt er tevens toe dat oplossingen buiten het huishouden – scheiden – ook moeilijker zijn geworden. De
nieuwe situatie is een Nash-evenwicht. De vrouw kiest de beste strategie gegeven de strategie van de man. Voor de vrouw is dit echter
een andere uitkomst dan dat ze zonder rekening te houden met de strategie van de man gekozen zou hebben. Deze situatie wordt ook
door de wrr beschreven, als de raad constateert dat vrouwen en mannen aangeven van plan te zijn minder dan voltijds te werken voordat
de kinderen worden geboren, maar dat na de geboorte van het kind het anderhalfverdienersmodel meestal werkelijkheid wordt 6.
De gezinssituatie
Deze gedachte kan ook met een voorbeeld verhelderd worden. We gaan uit van een ondershandelingsproces in een huishouden
bestaande uit één vrouw en één man. Het eerste kind is net geboren en beide partners heroverwegen de taakverdeling. Het uurloon van
de man is hoger dan van de vrouw. De partners overwegen de vijf verschillende situaties van verdeling van arbeid- en zorgtaken die aan
het begin van dit artikel beschreven zijn, met twee verschillen: het zorgloonmodel wordt niet beschreven aangezien het niet bestaat in
Nederland, en het tweeverdienersmodel wordt in twee varianten gepresenteerd, met en zonder deling van de zorgtaken. Vervolgens
onderscheiden we vijf factoren, samenhangend met tijdsbesteding, die het nut van de partners bepalen:
» arbeid. Levert nut op. In onze benadering hangt dit nut niet direct samen met de hoeveelheid geproduceerde goederen, maar met het al
dan niet financieel zelfstandig zijn.
» carrière. Een bijzonder facet van betaalde arbeid, waarmee naast financiële zelfstandigheid ook aanzien en ontplooiing haalbaar wordt.
Heeft daarom een positief nut. We veronderstellen dat een carrière alleen mogelijk is als er minimaal vier dagen per week wordt gewerkt
» huishouden. Kost tijd en levert geen financiële zelfstandigheid op, zodat tijdsbesteding hieraan negatief gewaardeerd wordt. Moet
echter toch gebeuren, huishoudelijke taken kunnen nooit allemaal worden uitbesteed.
» kind. Kost ook tijd en ook deze zorgen kunnen niet onbeperkt worden uitbesteed. We gaan er echter van uit dat partners plezier
hebben aan het zorgen voor kinderen, zodat hier een positief nut bij hoort.
» stress. Komt voor bij mensen die tegelijkertijd voltijds werken en zorgen voor het huishouden hebben. Stress heeft een negatief nut.
Met de hierboven gegeven veronderstellingen kan een blik worden geworpen op het nut van mannen en vrouwen bij de verschillende
verdelingen van arbeid en zorg (zie tabel 1).

Tabel 1. Factoren waaraan mannen en vrouwen nut ontlenen bij verschillende modellen van taakverdeling

model
Man
arbeid
carrière
huishouden
kind
stress
Vrouw
arbeid
carrière
huishouden
kind

kostwinners

++
+

2 -verdieners
ong. zorg

++
+

++
-++

+

2-verdieners
gel. zorg

1,5 verdieners

++
+
+

++
+

++
+
+

+

+

+

combinatie

++
+
+

++
+
+

stress

De taakverdeling in het kostwinnersmodel is duidelijk. De man werkt fulltime en maakt carrière. Hij besteedt geen tijd aan kind of
huishouden en heeft uiteraard geen stress door dubbele belasting. De vrouw verricht geen betaalde arbeid en zorgt fulltime voor de
kinderen en het huishouden. Ook zij heeft geen stress door een dubbele belasting. De situatie in het tweeverdienersmodel met ongelijke
zorgverdeling is voor de man gelijk aan het kostwinnersmodel: carrière zonder huishoudelijke zorgen. De vrouw heeft een dubbele
belasting, kan hierdoor geen carrière maken maar heeft wel veel stress. Het overige deel van de zorg voor het huishouden en het kind is
uitbesteed (de man zorgt wat betreft tijd dus voor kind noch huishouden). In het tweeverdienersmodel met gelijke zorgverdeling is de
zorg voor het huishouden en het kind anders verdeeld. Mannen en vrouwen zorgen ieder voor een beperkt deel voor het huishouden en
het kind en de rest van de zorg is uitbesteed. Beide hebben hierdoor stress, maar ook de stress is gedeeld. Doordat de vrouw deels de
huishoudelijke taken en de zorg voor het kind heeft, heeft ze de ruimte carrière te maken. In het anderhalfverdienersmodel werkt de man
voltijds en maakt carrière, terwijl de vrouw in deeltijd werkt en daardoor geen carrière maakt. Een beperkt deel van de zorgtaken wordt
uitbesteed, maar het grootste deel neemt de vrouw op zich. Beide partners hebben geen stress. In het combinatiemodel werken beide
partners vier dagen en zijn daardoor in staat carrière te maken. Vervolgens zorgen ze beiden voor een deel voor het huishouden en het
kind. De rest van de taken is uitbesteed. Doordat beide partners vier in plaats van vijf dagen werken hebben ze geen stress.
Strategieën
Uit de tabel blijkt dat alle modellen vanuit de man gezien ongeveer hetzelfde resultaat geven. Alleen het tweeverdienersmodel met gelijke
zorgverdeling dient vermeden te worden. In vergelijking met de andere modellen krijgt de man in dit model meer zorgtaken, die ook nog
eens stress opleveren. Het anderhalfverdienersmodel leidt tot het hoogste nut en is daarom het ideale model voor de man.
Voor de vrouw is juist het andere tweeverdienersmodel het minst gewenst, omdat juist zij hierin met stress te maken krijgt, die bij haar
ook nog eens ten koste van de carrière gaat. Het combinatiemodel echter is ideaal, met name als ze carrière maakt. Ook anderhalfverdienen hoeft voor vrouwen niet slecht te zijn, vooral als geen al te hoge waardering aan een carrière wordt toegekend. Voordelen zijn
dan de beperkte belasting, die gepaard gaat met enige financiële onafhankelijkheid.
Het anderhalfverdienersmodel is dus het ideaal van de man, het combinatiemodel van de vrouw. Wat voor strategie zullen zij volgen?
Als de vrouw, in een poging het combinatiemodel te realiseren, kiest voor een forse deelname aan de arbeidsmarkt (dat is meer dan
twintig uur), dan kan de man druk op haar uit gaan oefenen om in deeltijd te werken. Bijvoorbeeld door minder in het huishouden te
doen. Daardoor worden de huishoudelijke taken én de stress groter, waardoor de situatie vanzelf toegaat naar een tweeverdienersmodel
met ongelijke verdeling van zorgtaken. De vrouw kan dan besluiten om van de carrière af te zien (bijvoorbeeld omdat ze in een sector zit
waar carrière maken moeilijk is), en zo komen de partners in het anderhalfverdienersmodel terecht. Vraag is dan: waarom zet de vrouw de
man niet onder druk door te zeggen dat ze bij hem weg gaat als hij niet wat water bij de wijn doet?
De redenen daarvoor, hangen af van de situatie die na de scheiding bereikt wordt. We onderscheiden er drie, omdat we veronderstellen
dat het nut van de vrouw na de scheiding afhangt van haar verdiencapaciteit. Overigens gaan we er daarbij vanuit dat de scheiding op
zich zelf een negatief nut veroorzaakt. De verdiencapaciteit van de vrouw na de scheiding zal het nut binnen het huwelijk dus fors
moeten overschrijden om een scheiding aantrekkelijk te maken. De verdiencapaciteit vatten we hier op als het loon dat ze kan verdienen
als ze voltijds gaat deelnemen aan de arbeidsmarkt. De vier mogelijkheden (één voor en drie na scheiding) zijn in tabel 2 samengevat:

Tabel 2. Factoren waaraan vrouwen nut ontlenen voor en na de scheiding, bij verschillende verdiencapaciteiten
voor scheiding
1,5 verdienen
arbeid
carriere
huishouden
kind
stress

na scheiding, bij verdiencapaciteit:
laag
midden
hoog

+

++

++
++

+

-++

+

+

» indien haar verdiencapaciteit laag is kan de vrouw in de bijstand terecht komen. Ze heeft in deze situatie geen werk (geen carrière), maar
wel de zorg voor kinderen en het huishouden.
» een vrouw met een gemiddelde verdiencapaciteit vindt wel werk, maar maakt geen carrière. De zorg voor kinderen en huishouden
besteedt ze voor de helft uit. De combinatie van fulltime arbeid en het resterende deel van de zorgtaken leidt tot stress.
» het verschil tussen een vrouw met een hoge verdiencapaciteit en een vrouw met een gemiddelde verdiencapaciteit is dat de eerste
carrière maakt, en daardoor een hoger nut heeft.
Kortom: alleen voor vrouwen die een hoge verdiencapaciteit hebben kan dreigen met scheiden voordeel bieden. In eerste instantie zullen
deze vrouwen echter binnen het huwelijk voor het tweeverdienersmodel met gelijke verdeling van zorgtaken gaan, als het
combinatiemodel niet haalbaar blijkt. Voor mannen echter is scheiden de slechtste uitkomst van alle modellen. Als de vrouw een duidelijk
hoge verdiencapaciteit heeft kan hij zwichten voor de druk te scheiden en tot het combinatiemodel overgaan.
Tot besluit

Het anderhalfverdienersmodel is populair, maar vooral door mannen gewenst. Dit model heeft vaak niet de voorkeur van vrouwen.
Vrouwen kunnen erop vooruit gaan als het combinatiemodel aantrekkelijker wordt voor mannen. Dit kan door een opwaardering van
zorgtaken, bijvoorbeeld door betaald ouderschapsverlof in te voeren. Het zal veel beter aan (mannelijke) collega’s uit te leggen zijn om
een dag niet te weerken, maar voor de kinderen te zorgen als dat taken zijn die ook een beloning kennen. Natuurlijk kost dit geld, maar dat
is een kwestie van kiezen. Het kostwinnersmodel, lang uitgangsunt van het overheidsbeleid, kost ook nu nog jaarlijks 19 miljard gulden
(via pensieonen, ziekenfondsen en dergelijke), terwijl het combinatiemodel ons inziens tot meer baten voor de economie leidt

1 Zie bijvoorbeeld WRR, De verdeling van arbeid en zorg: prikkels en belemmeringen, 1998.
2 Zo heeft slechts 2,9 procent van de werkgevers in de industrie en 5 procent van de werkgevers in de commerciële dienstverlening te
maken gehad met ouderschapsverlof. J. Spaans, De mogelijkheden van loopbaan onderbreking in Nederland, OSA-werkdocument W142,
Research voor Beleid, april 1996.
3 G.S. Becker, A theory of the allocation of time, Economic Journal, 1965, blz. 493-517; G.S. Becker A Theory of Marriage I, Journal of
Political Economy, 1973, blz. 813 – 846.
4 S. Wunderink-van Veen, New home economics: children and the labour market participation of women, in Dijkstra en Plantenga (red.),
Gender and economics. A European perspective, Routledge, Londen en New York, 1997.
5 N. Ott, Fertility and division of work in the family; A game theoretic model of household decisions, in Dijkstra and Plantenga (red.),
1997. op.cit.
6 N. Ott, 1997, op.cit.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs