Begrensde solidariteit
Aute ur(s ):
Ophem, J.A.C. van (auteur)
Verb onden aan het departement Economie en Management van de Landbouwuniversiteit Wageningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4211, pagina D25, 1 juli 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier De zorg ontregeld?
Tre fw oord(e n):
Dit artikel is een reactie op:
J. Soeters, Solidariteit onder Nederlanders…?, ESB-dossier, 1 juli 1999, blz. D21-D24.
De bijdrage van Soeters over de specifieke cultuur van Nederlanders zoals die tot uitdrukking komt in het Nederlandse systeem van
gezondheidszorg is interessant, soms amusant en vooral optimistisch van aard. Waarden en normen over wat in een samenleving
belangrijk is dan wel of niet moet gebeuren zijn van belang omdat ze tot uitdrukking komen in preferenties van burgers. Onder
andere uit zich dit in wat onder de eigen verantwoordelijkheid valt dan wel collectief te regelen is op basis van een of andere vorm van
solidariteit. Deze collectieve regelingen hoeven niet noodzakelijk van overheidswege te worden opgelegd (mechanische solidariteit).
Ze kunnen ook uit het particulier initiatief voortkomen (organische solidariteit), zoals onderlinge schade- en levensverzekeringen en
coöperaties in de agrarische sector.
Voorts is Nederland het land van de stichtingen en verenigingen. Het Nederlandse systeem wordt gekenmerkt door particuliere
uitvoering en collectieve financiering. Naast de door Soeters genoemde grote aandacht voor het emotionele en het psychische (het moet
‘klikken’ tussen arts en patiënt) is het bestaan van en gote hoeveelheid stichtingen ook een van de eigenaardigheden van de
Nederlandse gezondheidzorg
Uit internationale vergelijking blijkt dat de kwaliteit-prijsverhouding van het Nederlands zorgsysteem, gemeten door tevredenheid te
relateren aan het aandeel van de uigaven aan zorg in het bbp, relatief hoog is, hoger dan die van de VS 1. De combinatie van ‘extreem
individualisme’ en het ‘extreem feminiene’ door Soeters treffend verwoord in de zin “Zorg voor anderen is per slot van rekening ook
welbegrepen eigen belang, vinden Nederlanders” heeft vooralsnog geleid tot een internationaal gezien efficiënt systeem.
Dat Soeters’ betoog getuigt van optimisme blijkt met name uit de laatste paragraaf over tweedeling en meritocratie, een
rantsoeneringskwestie. Werkgevers hechten sinds de invoering van de nieuwe Ziektewet meer belang eraan dat hun personeel niet ziek
wordt en, indien ziek, zo snel mogelijk weer aan het werk gaat. Wachtlijsten en beperking van capaciteit zijn dan te nemen obstakels. Ze
zullen inderdaad zoeken naar extra capaciteit, ook buiten Nederland. Inderdaad hoeft dit ook nog geen verdringing te betekenen. Veel
hangt af van de uitwerking van een en ander. Denkbaar is ook een Robin Hood-scenario waar tenminste ook een deel van de nietwerkende wachtenden van zou kunnen profiteren. Maar, deze ontwikkeling staat wel op gespannen voet met de Grondwet, waar aan een
ieder met dezelfde kwaal gelijke toegang tot de gezondheidszorg wordt toegezegd onafhankelijk van inkomens- en andere posities.
Een laatste reactie betreft het vraagstuk van de solidariteit tussen de generaties in de financiering van de diverse vormen van zorg
(risicosolidariteit). Het hebben van een goede gezondheid is sterk leeftijdsgebonden. De kosten van de gezondheidszorg zijn met name
hoog voor de oudere leeftijdscohorten (ouder dan 65 jaar). In het huidige systeem betalen de gezonden (voornamelijk jongeren) voor de
zieken (voornamelijk ouderen). De kosten van de vergrijzing is volgens de WRR naast risicoselectie en collectieve verzekeringen aan
groepen een van de bedreigingen voor de risicosolidariteit 2. De vergrijzing leidt naar verwachting per saldo gezien tot een autonome
stijging van de kosten.
Uit Diepstraten e.a. blijkt dat er in Nederland vooralsnog geen sprake is van een heftig generatieconlict met betrekking tot de solidariteit
tussen de generaties 3. Toch blijkt ook dat er bij de jongste generaties (de na 1965-geborenen) onvrede heerst over het handelen van de
overheid. Met betrekking tot het heden kan het onderwijssysteem en de sociale zekerheid worden genoemd, wat betreft de toekomst de
arbeids(markt)positie en de eigen oudedagsvoorziening. Als de overheid de jongste generatie relatief slechter blijft behandelen in sociale
voorzieningen en overdrachtsinkomens, dan wordt het grote goed van de solidariteit tussen de generaties ondergraven en daarmee de
risicosolidariteit in de gezondheidszorg.
ESB-Dossier: De zorg ontregeld?
Inleiding
E.A. Bolhuis en F.J. Krapels, Het speelveld van de gezondheidszorg
Scenario’s
L.J. Gunning-Schepers en K. Stronks, Stelsel- en keuzediscussie: onlosmakelijk met elkaar verbonden
J. Hamel, De tijd dringt
Bestuur
R. Bekker, Met zorg besturen
H. Simons, De Haagse cockpit is overbelast
Het zorgstelsel
F.T. Schut, Schipperen tussen plan en markt
P.L. Meurs, Beleid en compromissen
Solidariteit
J. Soeters, Solidariteit onder Nederlanders…?
J.A.C. van Ophem, Begrensde solidariteit
Blik vooruit
A.J.P. Schrijvers, De Gezondheidszorg in 2020
W. Groot, Meer invloed van de consument; meer vraag
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, Gezond blijven
1 FOZ 1994, Financieel overzicht zorg 1994, Sdu, Den Haag, 1993.
2 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Volksgezondheidszorg. Rapporten aan de regering no.52. Sdu Uitgevers,
Den Haag, 1997.
3 P. Diepstraten, Ester en H. Vinken, Mijn generatie. Zelfbeelden, jeugdervaringen en lotgevallen van generaties in de twintigste eeuw,
Syntax Publishers, 1998
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)