De macht en onmacht van het IMF
Aute ur(s ):
Jong, E. de (auteur)
Hoogleraar internationale economie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4138, pagina 110, 6 februari 1998 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
kapitaalmarkt, azië-crisis
Is zand in de raderen van de internationale kapitaalhandel een goed idee?
In zijn column van 23 januari 1998 behandelt Luc Soete de rol van het IMF en het internationale kapitaalverkeer bij de financiële
crisis in Azië 1. In deze reactie wil ik ingaan op drie onderdelen, te weten: het gebrek aan transparantie van het IMF, de bail-out van
internationale investeerders door het IMF en het voorstel de kapitaalmobiliteit met een Tobin-tax te verminderen.
Volgens Soete is de werkwijze van het IMF ondoorzichtig. Dit staaft hij met een citaat van Sachs waaruit zou moeten blijken dat in 1996
het IMF nogal lovend was over het door Thailand gevoerde beleid. Dit citaat komt uit de samenvatting van de Artikel IV consultatie van
een team van het IMF in 1996 (dat de bevindingen tegenwoordig gepubliceerd worden is overigens een bewijs van de toenemende
openheid van het IMF). Mijn oordeel over de conclusies van deze consultatie is een volstrekt andere dan die van Soete.
Hiervoor is het nodig te beseffen dat het IMF een organisatie is die volledig afhankelijk is van de medewerking van de lidstaten. Het zal
daarom ook altijd proberen om de lidstaten (en met name de grote) niet te veel tegen de haren in te strijken. In de verslagen van de
consultaties komt deze afhankelijkheid van de lidstaten naar voren door een onderkoelde presentatie van de werkelijke mening van de
Board 2. Dat gaat meestal als volgt. Na een opsomming van feiten worden onderdelen van het beleid van de regering geprezen (uit dit
deel komt het door Soete aangehaalde citaat). Vervolgens wordt de kritiek verwoord. Deze was voor Thailand bepaald niet mals, zoals uit
de volgende citaten blijkt “the stability of the bath had served the Thai economy well in the past, but Directors recommended a greater
degree of exchange rate flexibility to improve monetary autonomy and to reduce the incentive for short-term capital flow. (…) The recent
increase in the current account deficit had increased Thailand’s vulnerability to economic shocks and adverse shifts in market sentiment.
(…) Directors (…) encouraged the authorities to maintain and strengthen the momentum of reform, particularly in the financial and trade
sectors, and recommended a further strengthening of the banking sector” 3. Het IMF bekritiseert zelfs de toegenomen ongelijkheid in de
inkomensverdeling. Binnen zijn mogelijkheden heeft het IMF in 1996 wel degelijk forse kritiek geleverd op het beleid van Thailand en
ander Aziatische landen. Ook heeft het IMF oog voor politiek bestuurlijke problemen. Maar het fonds kan natuurlijk moeilijk vragen om
een politiek leider te vervangen.
Aan het einde van zijn artikel stelt Soete dat voorkomen moet worden dat buitenlandse investeerders verwachten dat centrale banken en
het IMF indien de nood hoog is wel te hulp zullen komen. Hij verwacht in dit verband van de Tobin-tax een heilzame werking. Ik zie niet
in hoe de Tobin-tax dit kan bereiken. Wel ben ik met hem van mening dat de grote kans op een bail-out een probleem is. Het vermindert
de zorgvuldigheid van investeerders bij de beoordeling van projecten. Tevens is het weinig rechtvaardig. Waarom zou Nederlands
belastinggeld gebruikt moeten worden om verliezen van banken in het Westen en schatrijken in het Oosten te beperken? Hoe kan dan
een bail-out voorkomen worden? Ik denk dat er in principe twee mogelijkheden zijn. De eerste is dat het IMF pas met geld over de brug
komt als de banken al een behoorlijk verlies geleden hebben. Maar dat is in veel gevallen onuitvoerbaar. Immers, het kan zijn dat een land
hulp vraagt, het IMF dit op inhoudelijke gronden ook nodig vindt, maar deze nog niet kan bieden omdat de banken nog niet genoeg geld
verloren hebben. Bij de tweede mogelijkheid eist het IMF als onderdeel van het aanpassingsprogramma dat de buitenlandse
investeerders een deel van de verliezen nemen. Dit kan door de steun van het IMF beperkt te houden. Hoewel deze procedure dicht komt
bij de huidige praktijk waarin commerciële banken gevraagd worden hun vorderingen op te schorten, heeft het als nadeel dat de
binnenlandse schuldenaars vrij uit dreigen te gaan als ze hun geld bij buitenlandse investeerders hebben geleend. Vooralsnog lijkt dit
alternatief echter het best haalbare.
Ten slotte enkele woorden over de kapitaalmobiliteit en het voorstel om met de Tobin-tax deze te ‘onthaasten’. Een Tobin-tax is al vele
malen besproken en heeft een aantal praktische nadelen 4. Een principieel bezwaar is dat een dergelijke maatregel de aandacht van het
fundamentele probleem afleidt, dat het ene land rijper is dan het andere land voor het vrij laten van internationale kapitaalstromen. Te
veel wordt ook binnen het IMF vergeten dat volledige kapitaalmobiliteit een eindstation is, dat pas bereikt wordt bij goed functionerende
arbeids- en goederenmarkten en een solide beleid. Ik pleit er daarom voor dat het IMF minder nadruk legt op het liberaliseren van het
internationale kapitaalverkeer maar veel meer benadrukt dat deze liberalisering pas kan als de desbetreffende overheid het heeft verdiend.
Gedacht kan worden aan het opstellen van eisen waaraan een lidstaat moet voldoen voordat het IMF een positief advies geeft over het
vrijmaken van transacties op de kapitaalrekening. Wellicht dat dit ertoe zal leiden dat internationale reddingsoperaties in de toekomst een
beperktere omvang hebben.
Zie ook:
L.L.G. Soete, Naschrift: Tijgers, slachtoffers van kuddegedrag, ESB, 6 februari 1999, blz. 111
1 L.L.G. Soete, IMF, Tobin en financiële onthaasting, ESB, 23 januari 1998, blz. 51.
2 In dit verband wil ik nog wijzen op het feit dat het grote meningsverschil tussen de Europese lidstaten en de Verenigde Staten met
betrekking tot de hulp aan Mexico resulteerde in een het zich onthouden van stemming door de Europese landen. Dit staat gelijk aan een
het slaan met de deuren en het uitbrengen van een veto in veel andere organisaties.
3 IMF, Annual Report 1997, blz. 91 en 92.
4 Een reactie van Tobin op een deel van deze bezwaren is te vinden in J. Tobin, A currency transaction tax, why and how, Open
Economies Review, 1996, blz. 493-499.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)