Ga direct naar de content

Leren van elkaar

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 4 1996

Leren van elkaar
Aute ur(s ):
Bovenberg, A.L. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het Centraal Planb ureau. Met dank aan Wim Barentsen, Sijbren Cnossen, Henk Don en André de Jong.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4074, pagina 790, 25 september 1996 (datum)
Rubrie k :
Wetenschap en beleid
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening

“The ideas of economists and political philosophers, both when they are right and when they are wrong, are more powerful than is
commonly understood. Indeed the world is ruled by little else. Practical men, who believe themselves to be quite exempt from any
intellectual influences, are usually the slaves of some defunct economist.” (J.M. Keynes)
Ideeën op waarde schatten
Keynes wist het al: ideeën van economen spelen een belangrijker rol in het beleid dan vaak wordt gedacht. Nederlandse wetenschappers
kunnen beleidsmakers helpen de nieuwste wetenschappelijke inzichten en methoden uit de internationale literatuur op hun waarde te
schatten en de waardevolle elementen te importeren en verankeren in de Nederlandse beleidsdiscussie – een discussie die steeds meer
over institutionele vraagstukken gaat die ook in het buitenland en in de wetenschap spelen. Verder vervullen wetenschappers een
belangrijke horzelfunctie bij het doorprikken van ideologische luchtballonnen. Zo wordt voorkomen dat beleidseconomen voor het
karretje van belangengroepen worden gespannen.
Communicatie
De dialoog tussen beleid en wetenschap stelt hoge eisen aan de communicatie, omdat maatschappelijke problemen steeds complexer
worden en de wetenschap zich steeds meer specialiseert en internationaliseert. De hoge transactiekosten zouden ertoe kunnen leiden dat
het beleid goud op straat laat liggen. Dat we op dit terrein het nodige kunnen leren van onze Amerikaanse collega’s bleek onlangs weer
tijdens Trans-Atlantic Public Economics Seminar (TAPES) waar Amerikaanse en Europese economen de consequenties van
globalisering voor het budgettaire beleid bespraken. Vergeleken met de Europeanen, slaagden de Amerikanen er beter in theorie, empirie,
en beleid te combineren. Niet alleen Martin Feldstein, maar ook anderen presenteerden bij deze gelegenheid hun onderzoeksresultaten op
glasheldere wijze, zodat de betogen ook voor niet ingewijden goed te volgen waren. Opvallend was dat de Amerikanen goed doordacht
commentaar leverden op werk van anderen, ook als dat werk nogal ver afstond van hun eigen specialisatie. De Amerikaanse economen
bleken al met al pragmatischer (minder gevangen in hun eigen modellen), veelzijdiger en breder geschoold te zijn dan hun Europese
collega’s.
Comparatieve voordelen
Internationale oriëntatie
Gelukkig gaan steeds meer Nederlandse wetenschappers de concurrentie aan met hun buitenlandse collega’s. Door zich meer op de
internationale markt te oriënteren, hebben wetenschappers in eerste instantie wat meer afstand genomen van het binnenlandse beleid. Na
deze investering in internationale netwerken komt nu de tijd om met hernieuwd zelfvertrouwen de dialoog aan te gaan met de
beleidsmakers van eigen bodem. Deelnemen aan internationale netwerken is overigens alleen goed mogelijk als wetenschappers ook zelf
fundamenteel onderzoek verrichten. Sociale wetenschappers verdienen deze geprivilegieerde positie echter alleen als ze ook bereid zijn te
communiceren met de maatschappij. Ook voor de communicatie en diffusie van kennis naar het beleid is hoogwaardig Nederlands
onderzoek van belang, omdat Nederlandse wetenschappers langs deze weg leren om wetenschappelijke inzichten die elders ontwikkeld
zijn te doorgronden en evalueren. Ze staan daardoor ‘boven de stof’.
Krachtige vraag
Wetenschappers kunnen veel opsteken van beleidseconomen en hun institutionele kennis. Nederlandse beleidsmakers hebben een
sterke behoefte aan wetenschappelijke, empirisch gefundeerde, input om het beleidsdebat te structureren, de verschillende trade-offs
voor het voetlicht te brengen, en consensus te bereiken tussen verschillende coalitiepartijen, elk met een uitgesproken mening. Deze
vraag vanuit het beleid geeft Nederlandse wetenschappers een belangrijk, duurzaam comparatief voordeel ten opzichte van het
buitenland bij het vormen van onderzoeksclusters. Inderdaad heeft ons land een, mede aan Jan Tinbergen te danken, rijke traditie van
niet-ideologische, eclectische economiebeoefening.
Rol onderwijs

Ons land heeft, ook in het licht van onze open cultuur, een goede uitgangspositie bij het importeren van wetenschappelijke ideeën in de
Europese beleidsdiscussie. Nederland heeft het in zich, om in voetbaltermen te spreken, het Brazilië van Europa te worden. Dit vereist
wel, in navolging van Ajax, een brede jeugdopleiding waarin jongeren het totaalvoetbal wordt bijgebracht door ze zowel te leren
aanvallen als verdedigen. De vroege scheiding tussen economie en econometrie moet dan ook op de helling. Goed samenspel tussen
wetenschappers en beleidsmakers vereist een gezamenlijk startpunt in de vorm van een brede economie-opleiding die investeert in
leervermogen, communicatieve vaardigheden, breed toepasbare (econometrische) technieken, het ontwikkelen van economische intuïtie
en de kunst om simpele, maar toch relevante, modellen te ontwikkelen. In plaats van toetredingsbarrières worden technische
hoogstandjes dan hulpmiddelen bij het communiceren van economische intuïtie. Dit verbetert de marktwerking en verlaagt de
transactiekosten; de markt voor economische ideeën wordt transparanter.
De rol van het onderwijs in het communiceren van ideeën naar het beleid wordt vaak onderschat. Via studenten die later tot het
beleidscircuit toetreden oefenen wetenschappers een belangrijke, indirecte invloed uit op het beleid. De communicatie tussen beleid en
wetenschap kan verder worden geïntensiveerd via gezamenlijke seminars en panels waarbij men commentaar geeft op elkaars werk, het
uitwisselen van aio’s en personeel, cursussen voor beleidseconomen door academici en omgekeerd. 1
Diverse fora
Gelukkig is op deze terreinen al het nodige in gang gezet (denk aan het NAKE) en sluiten trends op de arbeidsmarkt (meer tijdelijke
contracten) hierop aan. Ook kan de economische journalistiek, waaronder ESB, een nuttige rol vervullen bij het open houden van de
communicatiekanalen, bij het destilleren van ‘consensus views’ uit de literatuur en het economische debat, en bij het versterken van
clusters van hoogwaardig onderzoek 2. Hetzelfde geldt voor het CPB dat recent is begonnen met de publicatie van het engelstalige CPB
Report. Met deze publicatie beoogt het CPB niet alleen de interactie tussen beleid en wetenschap te bevorderen maar ook de
communicatie met buitenlandse wetenschappers en beleidsmakers. Nederlandse wetenschappers zouden meer kunnen participeren in
internationale netwerken die zich toeleggen op de communicatie tussen beleid en wetenschap (zoals de NBER, het Economic Policy
forum, en het Centre for Economic Policy Research (CEPR)).
Wetenschappers (‘de denkers’) en beleidseconomen (‘de doeners’) spelen verschillende rollen. Bewustwording hiervan komt het
onderlinge gesprek ten goede. Juist die diversiviteit verrijkt het beleidsdebat en leidt tot innovatie. Het is met name belangrijk dat de
wetenschap onafhankelijk blijft van het beleid. Net als in het clusterbeleid gaat het bij het organiseren van het gesprek tussen beleid en
wetenschap om het vinden van de goede balans tussen rivaliteit en samenwerking, tegen- en samenspel. Beide partners leren het meest
van een goed gesprek waarin men profiteert van elkaars ‘kerncompetenties’ en waarin men elkaar, vanuit verschillende posities, de
waarheid zegt en bijstuurt. Zonder wetenschap dreigt het beleid geregeerd te worden door ideologie en belangengroepen. Zonder beleid
dreigt de economische wetenschap te verworden tot toegepaste wiskunde en zichzelf buitenspel te zetten in de maatschappelijke
discussie.
Zie ook E.E.C. van Damme, De kloof tussen wetenschap en beleid, ESB, 25 september 1996, blz 788

1 Voor meer suggesties op dit gebied zie de goed gevulde KOEK, Kijk op Economische Kennis, Rapport van de Verkenningscommissie
Economische Wetenschappen, maart 1996.
2 John Kay zegt hierover: “Policy ideas are drawn from a climate determined by popular opinion, journalism and informed practioners,
and, in the long run, it is scholarschip effectively communicated which is primary influence on that climate.” (Cursivering ALB)

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur