Ga direct naar de content

Wie doet wat in het zwarte circuit?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 26 1995

Wie doet wat in het zwarte
circuit?
Zwart werk, veelal eenvondige dienstverlening, blijkt voornamelijk ver-

richt te warden door mensen die al een baan hebben op de reguliere
arbeidsmarkt.
De verruiming van de arbeidsmarkt
die zich vanaf 1993 heeft gemanifesteerd, heeft ertoe geleid dat de problematiek van de onderkant van de
arbeidsmarkt thans weer overwegend
wordt beschouwd als een vraagtekort
naar laagopgeleide personen. De
kern hiervan is dat de produktiviteit
van sommige laagopgeleiden lager is
dan de kosten van het minimumloon.
In beleidskringen wordt daarom driftig nagedacht over allerlei maatregelen die de loonkosten ‘aan de onderkant’ kunnen verlagen, zoals tijdelijke
ontheffing van de verplichting het minimumloon te betalen, wigverkleining, of een bonnensysteem waarbij
uitkeringsgelden kunnen worden aangewend .
Werk voor laagopgeleide werklozen wordt vooral in de dienstensector
gezocht. Nu worden er in het informele circuit al veel dienstverlenende
activiteiten voor een lage prijs verricht. Dit is het soort werk dat wellicht ook met een klussenbon gedaan
zou kunnen worden. Sommigen, zoals bij voorbeeld het VNO, zien zelfs
het witten van het zwarte circuit als
een belangrijk aspect van een bonnensysteem. Inzicht in het werk dat
in het zwarte circuit verricht wordt
geeft een indicatie van het soort werk
dat ontstaat als diensten goedkoper

worden gemaakt. Ook is het van belang te weten door wie thans dat
zwarte werk wordt gedaan. Dat geeft
een indicatie of op deze wijze laagopgeleide werklozen kunnen worden
toegeleid naar arbeid. In dit artikel
worden empirische gegevens over
zwart werk in Nederland gepresenteerd, die nog niet eerder zijn gepubliceerd.

Soorten werk en werknemers

In de jaren tachtig is van verschillende zijden empirisch onderzoek verricht naar zwart werk. Meestal ging
het daarbij om schattingen van de omvang van het zwarte circuit. Voor zover het enquetes betrof werd ook aandacht besteed aan factoren die van
invloed zijn op de kans dat iemand
zwart werkt3. Slechts door Koopmans
is zo goed mogelijk in beeld gebracht
welke activiteiten zwartwerkers verrichten .
Het hiervoor gebruikte databestand, de resultaten van een enquete
onder een steekproef van de Nederlandse bevolking, is indertijd gegenereerd in opdracht van de OSA, waardoor het beschikbaar was voor
verdere analyses. Uit een nadere verkenning blijkt dat er een vrij nauwe
samenhang bestaat tussen de verrichte activiteiten en
Tabel 1. Aandeel van de verscbillende soorten zwart werk naar
enkele persoonspersoonskenmerken, in %
kenmerken. Tabel 1 geeft daarvan een overSbbrt activtteK
zicht, waarbij de
Categoric
Huish.wi»K!ui»£tt ifctftca en
enzorg
handel
activiteiten zijn in••i ‘”-‘ . ” ‘•- -..’•-: .–.””— “‘V?^vl ;.
gedeeld in vier
;: ij :;;” • 2J5 – – – – – ; •-: – – “”i” -~-‘-‘—‘ ‘:-^^f’–l?..’- ‘. groepen. Wat de
Vrouwen zonder baan
69
4
24
57
Vrouwen met baan
–• .C*5.— >” i’v-“-‘”.-;*-VW= = , – . – ” persoonskenmer21
Mannen zonder baan
60
8
Jti^:^l$if^ ken betreft is in
Mannen met baan, Ibo
2
94
3
:^.^-^$&^- eerste instantie
Mannen met baan, hbo/wo
20
40 ; 100 , onderscheid ge5
35 . ——:
-.
1
Mannen met baan, pverig
57
3 :^ioo
39
maakt naar ge: :

:

:

:

:

:

:

slacht en naar het al dan niet hebben
van een baan. Voor mannen met een
baan bleken de Ibo-opgeleiden en de
hoger opgeleiden (hbo of wo) een afwijkend beeld te vertonen van de
overige opleidingscategorieen; deze
zijn daarom apart vermeld. Bij de label dient te worden opgemerkt dat
personen die volledig dagonderwijs
volgen uit het bestand zijn verwijderd. Dit heeft twee redenen. In de
eerste plaats was dit nodig om aansluiting mogelijk te maken bij het
OSA-arbeidsaanbodpanel, waarvan
de zin in het vervolg duidelijk zal
worden. In de tweede plaats zijn
scholieren en studenten uit het oogpunt van beleid gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt niet van belang. Dit neemt uiteraard niet weg
dat ze voor de opdrachtgevers van
zwart werk een interessante categoric
vormen.
Uit de label blijkt het sexe-specifieke karakter van veel activiteiten in
het zwarte circuit. Vrouwen zijn vooral actief in huishoudelijke en zorgtaken en daarnaast in horeca en handel. Bij vrouwen zonder baan maken
de genoemde activiteiten 94% uit van
de totale hoeveelheid werk die ze
zwart verrichten. Bij vrouwen met
een baan is dit ruim 80%. Behalve dat
zij dus iets meer andere activiteiten
zwart verrichten, vooral het geven
van lessen, wijken ze ook anderszins
af van de vrouwen zonder baan. Binnen het complex huishoudelijk en
zorg verrichten ze minder huishoudelijke en meer zorgtaken. En binnen
het complex ‘horeca en handel’ heeft
bij vrouwen met een baan de horeca
een lager en handel een hoger gewicht dan bij vrouwen zonder baan.
Bij mannen overheerst het klussenwerk. Het meest uitgesproken is dat
het geval bij werkende mannen met
een lagere beroepsopleiding. Man1. Zie J.A. Knigge en M. Rijnhout, Dienstencheques, ESB, 21 juni 1995, biz. 576-580.
2. Overigens bestaan er ook in andere sectoren kansen voor ongeschoold werk, zie:
P. Allaart, W. Praat en J.P. Vosse, De onderkant van de arbeidsmarkt van de vraagzijde
bezien, OSA-research memorandum 95-01.
3. Zie onder andere: R. van Eck en B. Kazemier, Het aanbod van zwarte arbeid;
een analyse van gegevens uit in 1983 gehouden enquetes, Statistische Katernen,
nr. 5, CBS, 1986; P.C. Allaart en A.M. de
Voogd-Hamelink, Wie werkt zwart?, OSAvoorstudie V30, 1989.
4. C.C. Koopmans, Informele arbeid;
vraag, aanbod, participanten, prijzen
Proefschrift UvA, September 1989.

nen zonder baan en hoger opgeleide
mannen verrichten deels ook zorglaken zwart. Bij hoger opgeleiden is
evenwel de relatief grootste categoric
‘lessen en creatief, waarbinnen het

laatste onderdeel het grootste gewicht heeft. Daarbij moet bij voor-

beeld worden gedacht aan free-lance
werk in fotografie, film, tekenen,
schrijven, mode en dergelijke, dat
voor een deel zwart wordt gedaan.
De mannen met een baan die geen la-

gere beroepsopleiding of een hogere
opleiding hebben gevolgd, blijken
naast het klussen ook een aanzienlijk
deel van het zwarte werk in de hore-

ca en handel te vinden.

uit hel feil dal deze popu-

lalie lussen 1985

Tabel 2. Ontwikkeling van de boeveelbeid zwart werk
1985/86-1992 (stijgtng in %)

en 1992

is verouderd. Het aandeel
jongere werklozen is afgenomen en het aantal vutlers loegenomen. De laalslen zullen minder in hel
zwarte circuil participeren.

” Deelne-

i
: -,:

Mede omdal ook hel lolale aantal mannen zonder

:

:.;•-•:;.; v•–.

In het OSA-arbeidsaanbodpanel, een
steekproef uit de potentiele beroepsbevolking, is in 1985,
1986 en 1992

–,:•..< •

percentage

. ; ..

:

-10
+25

,-20
+12

Mannen met baan, -]

-42
-1
-25

-5
-5
+35
+7

baan enigszins is afgenoMannen met baan, overig.-;
+28,
-20
men,
is hel volume aan
zwart werk van deze calein de loop van de lijd slabiel is geblegorie slerk leruggelopen.
ven.
De groeicijfers uil label 2 bepaDe grootste volumestijging heeft
len dan de gewichlen van de verschilzich voorgedaan bij de categoric vroulende categorieen voor 1992.
Het
wen met een baan, voornamelijk om-

Hierbij zijn ook de vrouwen begrepen mel een kleine deellijdbaan. Of
vrouwen mel een baan al dan niel
participeren in zwart werk blijkl niel

resultaal voor beide jaren is te zien in
label 3.
De label laal twee concenlralies

van zwart werk zien. In 1985/86 be-

een aantal vragen gesteld over deel-

dal zij werken. Wel werken ze bij een

stond 30% van hel zwarte werk uil
huishoudelijke en zorglaken verrichl
door vrouwen; in 1992 bedroeg hel

name aan zwart werk. De vraagstelling was in de enquete van deze ja-

full-time baan relatief minder uren
zwart dan wanneer ze een kleine

aandeel naar schatting 35%. De verdeling over vrouwen met en vrouwen

ren vrijwel identiek. Uit deze
databestanden kan worden afgeleid

deellijdbaan hebben. Hel groolste
aanial uren zwart werk koml voor bij
vrouwen die in hun formele baan

zonder baan was daarbij in 1985/86
precies gelijk. In 1992
was hel aandeel van vrouwen mel een baan iels

geen vasl aanial uren werken.

groler. De andere concenlralie doel

hoe de ontwikkeling tussen 1985/86
en 1992 is geweest voor de in label 1
onderscheiden categorieen wat betreft de deelname aan zwart werk en
de daaraan bestede tijd. Indien tevens rekening wordt gehouden met
de ontwikkeling in absolute omvang

van deze categorieen, kan een schalting worden gemaakt van de ontwikkeling van de totale hoeveelheid
zwart werk die zij hebben verricht.

Tabel 2 geeft deze berekening weer.
Daarbij dient te worden opgemerkt
dat de toename van de deelnemingspercentages als een minimale schatting moet worden beschouwd. Dit

houdt verband met de wijze van
vraagstelling in het OSA-arbeidsaanbodpanel .

afhankelijk te zijn van hel aanial uren

Bij de vrouwen zonder baan is de

waarvan slechls een klein deel bij
mannen zonder baan. Hel aandeel
van de klussende mannen was in

deze categoric de groolste groei le
zien gegeven.
Bij de werkende mannen is over de
hele linie sprake geweesl van een gemaligde volumegroei, al zijn de

1985/86 nog 33%,
maar in 1992
daald lol naar schalling 27%.

Het meesl opvallend is wel dal de for-

se loename van hel aanial hoger opgeleide mannen mel een baan niet
veel meer dan genoeg is om de daling van hel aanial uren per persoon
le compenseren.

Uit de label blijkt dal een loene-

mend deel van de Nederlandse bevolking is gaan participeren in zwart
werk. De slerksle loename is geconcentreerd bij vrouwen. Hei aanial
uren per deelnemer is evenwel over
de hele linie gedaald, mel uilzondering van de vrouwen zonder baan.
Opvallend is dal de mannen zonder
baan en de hoger opgeleide werkende mannen niet alleen een relatief geringe loename van hel deelnemings-

percenlage le zien geven, maar

van hel zwart werk wordl gedaan
door mensen mel een baan. De in de
jaren lachlig verrichie sludies lalen
overigens zonder uilzondering zien
dat personen mel een baan hel groolste deel van hel zwart werk voor hun
rekening nemen. De belangrijksle verklaring daarvoor is dal ook voor
zwart werk zekere kwalificalies nodig

Indien label 1 wordl aangevuld mel
informalie over de gewichlen van hel
volume zwart werk van de verschillende categorieen personen, kan een
beeld worden geschelsl van de sa-

een klein deel belreft hel mannen die
overwegend eenvoudige klussen
doen, waarvoor geen specifieke vakkennis vereisl is.
Indien naar de uilkeringssilualie

menslelling van hel lolale volume

van de personen zonder baan wordl
gekeken, kan worden gesleld dal van

aan zwart werk in 1985/86. Hel is mogelijk om op basis van hel voorgaande een vergelijkbare schalling le ma-

ken voor 1992.

veronderstelling daarbij is dal de verdeling over acliviteiten van de categorieen zoals weergegeven in label 1,

ESB 16-8-1995

Indien de randlolalen worden bezien
vail op dal ruim 70% van hel volume

zijn. Degenen zonder baan die zwart
werken zijn in meerderheid vrouwen
die huishoudelijk werk doen. Voor

hel aanial uren per deelnemer.
De ontwikkeling bij de mannen

ge-

Samenstelling volume zwart
werk 1985/86 en 1992

levens een relatief grole daling van

zonder baan kan worden verklaard

zich voor bij klussende mannen,

volumegroei iels minder grool, omdal zij in aanial zijn afgenomen. Was
dal niel hel geval geweesl, dan had

slijgingsperceniages op een geheel
verschillende wijze samengesleld.

De benodigde

Totaal

. •…

+40,:

dal hun aanial zo is loegenomen.

Ontwikkelingen 1985-1992

Uren per Omvang

mings- deelnemer categoric

de lolale hoeveelheid zwart werk in
5. Voor een uiteenzetting: P.C. Allaart en
A.M. de Voogd-Hamelink, De Samenstelling
van het zwart werk in Nederland, 19851992,
OSA-research memorandum 95-03.

+32
+48
-38

+4
+6
+10

Nederland in de jaren tachtig onge-

tig als begin jaren negentig bedroeg
het aandeel van beide categorieen samen 68%. Daarbinnen is echter in de

veer 5% verricht werd door mannen
met een uitkering. In 1992 bedroeg

dat aandeel niet meer dan enkele procenten. Van de vrouwen zonder baan
in het OSA-arbeidsaanbodpanel had

loop van de tijd een belangrijke verschuiving opgetreden. Het aandeel

hebben van bepaalde kwalificaties en
de motivatie om lets bij te verdienen
van doorslaggevend belang zijn. De
werkzoekenden met een uitkering
ontbreekt het voor een deel aan kwalificaties en/of sociale vaardigheden
die voor de informele arbeidsmarkt

van huishoudelijk werk/zorg is met
vier %-punten toegenomen ten koste
van het aandeel van klussen. Dit is
een weerspiegeling van de toegenomen feminisering van zwart werk.

Als ervan wordt uitgegaan dat vrouwen met een uitkering vaker of meer
uren zwart zullen werken dan vrouwen zonder uitkering, geldt desondanks dat ook bij de vrouwen slechts
een klein deel van de hoeveelheid
zwart werk wordt gedaan door uitkeringsgerechtigden die verplicht zijn
een baan te zoeken. Voor mannen en

vrouwen samen kan globaal worden
geschat dat niet meer dan 10% van
het volume aan zwart werk wordt verricht door uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De huisvrouwen nemen

worden gekort.
Indien in een geformaliseerd systeem de vraag naar goedkope diensten kunstmatig wordt verhoogd, bij
voorbeeld door werknemers een deel

zo lage prijs beschikbaar zouden

arbeidsongeschiktheid of een bijstandsuitkering. In 1992 was dat aandeel opgelopen tot meer dan 15%.

verdiensten zullen de inkomsten immers grotendeels op de uitkering

In het zwarte circuit wordt afgerekend tegen lage prijzen. Er hoeven
immers over de beloning geen belastingen en premies te worden betaald.
Uit recent onderzoek blijkt dat er wellicht een aanzienlijke extra vraag naar
diensten komt indien deze tegen een

uitkering vanwege werkloosheid of

van belang zijn. Verder zal de financi-

Werk voor de onderkant?
»-

in de jaren tachtig ongeveer 10% een

tie van alleen maar uitkeringsgerechtigde aanbieders van diensten .

zijn . Dan gaat het in het algemeen
niet om totaal nieuwe vormen van
dienstverlening, maar om diensten
die nu vooral ‘rwart’ worden verricht.
Bij pogingen om in het formele circuit een organisatie te creeren, bij

een kleine 20% voor hun rekening;
dit naast de reeds genoemde ruim

ele motivatie om arbeid te verrichten
in geformaliseerde vormen nog geringer zijn; in tegenstelling tot zwarte bij-

van het loon uit te betalen in dienstencheques, past hierbij geen selec-

Zonder zo’n selectie valt echter te
verwachten dat het grootste deel van

de diensten wordt verricht door personen die geen uitkering hadden. Gezien de trend in de samenstelling van

voorbeeld door middel van diensten-

het zwarte werk zouden vooral vrou-

rieen personen is dat het aandeel van

cheques, waardoor dit soort diensten
voor ‘zwarte’ prijzen kunnen worden
verleend, zal een beroep moeten wor-

wen zonder uitkering diensten aanbieden, waarbij zeker niet is uitgesloten dat er een verschuiving optreedt

vrouwen is toegenomen van bijna de

den gedaan op overheidsmiddelen.

helft halverwege de jaren tachtig naar

Of dat nu uitkeringsgelden, belasting-

bijna 60% in 1992.
De kolomtotalen geven aan dat het
meeste zwarte werk gedaan wordt in

faciliteiten of begrotingsmiddelen

van de formele arbeidsmarkt naar
een gesubsidieerd dienstencircuit.
Plannen om de prijs van eenvoudi-

zijn, doet weinig ter zake. Een mini-

ge diensten te verlagen komen voort

mum-voorwaarde voor het succes
van een dergelijk beleid is dat werk-

uit het idee dat de werkloosheid voornamelijk te wijten is aan een ongunsti-

70% door personen met een baan. In
overeenstemming met de reeds weergegeven ontwikkeling naar catego-

de sfeer van huishoudelijk werk/zorg

en klussen. Zowel medio jaren tach-

zoekenden met een uitkering aan het
werk komen.
Tabel 3. Veraeling in procenten van bet totals volume aan zwart
De voorgaande
werk over categorieen personen en activiteiten in 1985/86 en 1992
beschrijving van
het zwart werk in
Soort activiteit
Categoric
Huish.
Klussen Horeca
Lessen
Totaal Nederland roept
en zorg

1985/86
Vrouwen zonder baan
Vrouwen met baan
Mannen zonder baan
Mannen met baan, Ibo
Mannen met baan, hbo/wo
Mannen met baan, overig

Totaal
1992
Vrouwen zonder baan
Vrouwen met baan
Mannen zonder baan
Mannen met baan, Ibo
Mannen met baan, hbo/wo
Mannen met baan, overig
Totaal
• minder dan 1 procent.

MH^^H^MHlMNiHIK

15
15
1
*

2

en handel en creatfef

*

6

1

1

7
1

4
1

*

*

*

3
1

8
21

10

100

4
14
3

*

12

34

34

8
22

22
27
– . : 7:–.-

” –; 15

1

6

1

19
1

2

8

5

2

*

*

13
2
10

.*

.*

*

3
1

•

1
*

38

30

7
22

10

zicht in de aard en samenstelling van
het Nederlandse zwarte circuit wijst
er echter op dat zelfs waar de arbeid
zeer goedkoop is, de participatie van

twijfels op aan
het succes van
zo’n strategic.

werklozen gering is. Een mogelijke
verklaring hiervoor is dat zij ook bij

Het overgrote
deel van eenvoudige dienstverlening in het zwarte circuit wordt
verricht door personen zonder uitkering. Hoewel

gen worden door mensen met meer

niet is uit te slui16

ge verhouding van loonkosten en
produktiviteit van laagopgeleiden. In-

24
34
3
14

ten dat het hebben van een uitkering een extra

7
18
100

het zwart werken
(ernstiger gevol-

rem betekent op
gen als men gepakt wordt), wijst

alles crop dat het

eenvoudige werkzaamheden verdronopleiding of ervaring. Dat zou beteke-

nen dat een algemene vergroting van
de werkgelegenheid de beste manier

is om mensen met beperkte kwalificaties aan een baan te helpen.
Piet Allaart
De auteur is werkzaam bij de Organisatie
voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek
(OSA). Dit artikel is op persoonlijke titel
geschreven.

6. E.S. Mot en A.H. Paape, Behoeften en effectieve vraag van alleen- en tweeverdieners, OSA-werkdocument W130, 1995.
7. J.A. Knigge en M. Rijnhout, 1995, op.cit.

Auteur