Ga direct naar de content

Industrialisatie zonder inflatie in Thailand

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 23 1994

Industrialisatie zonder
inflatie in ThaUand
De fase

van industrialisatie brengt in veel landen inflatie met zich
mee. Hoe wist Thailand dit te voorkomen, en zal dit in de komende
tijd ook lukken?

Ontwikkelingslanden
worden in de
fase van industrialisatie meestal na enkele jaren van snelle groei geplaagd
door een hollende inflatie. Een van
de voornaamste oorzaken hiervan is
het ontstaan van knelpunten, zoals
een onvoldoende voedselproduktie,
een falende infrastructuur, onvoldoende energieopwekking
of tekorten in
het arbeidsaanbod.
In Latijns-Amerika hebben landen als Mexico, Brazilië en Argentinië om dit probleem te
voorkomen van tijd tot tijd hun industrialisatie afgeremd.
Ook de meeste Van de zogenaamde nieuwe industrielanden in Azië
hadden in het begin van hun industrialisatieproces te kampen met overmatige prijsstijgingen. Thailand vormt
hierop een uitzondering. Tijdens de
periode van industrialisatie 1980-1991

stegen de consumptieprijzen
slechts
met gemiddeld 4,5% per jaar. Voor
1992 was de inflatie slechts 4,1%;
voor 1993 en 1994 wordt ze op respectievelijk 4,3% en 5,4% geraamdl.
Voor een deel kan het uitblijven
van een sterkere inflatie worden verklaard uit structurele kenmerken van
het land en voor een deel uit het gevoerde monetaire en begrotingsbe- .
leid.

Structurele kenmerken

In vele Afrikaanse landen is de industrialisatiepolitiek mislukt omdat de
binnenlandse landbouw niet in staat
bleek een snel toenemende stedelijke
bevolking van voedsel te voorzien tegen redelijke prijzen. Om een sterke
stijging van de kosten van levensonderhoud en volksopstanden
in de steden te voorkomen
Tabel 1. Inflatie, geldhoeveelheid
en omloopsnelheid in Thailand 1980-1991
hebben de regeringen van de
meeste van die staten hun
GeldGeldBbptmPBbp
Jaar
toevlucht genomen tot massa”öm1bop omloop
.êOriSt. dèflàlOr”rêèlè’
le invoer van voedingsmiddeengb
brêedc
prijzen’ .”1985;; prijztfi
len. Zo werd de stagnatie
mrdThb
19 Il1td Thb “‘100 .’rtJrdThb
van de landbouw in de hand
gewerkt,delandvluchtbevo~
71,4
213,6
BQ ,”, “770;8
85;4
658,5
derd en gingen kostbare de253,7
73,3
81
‘819,6
~;8
160,2
viezen verloren die niet meer
78;3
363,0
82
.852;996,1
820,0
81,13
529,2 konden worden aangewend
83′
~I4,8’99;’5′”
‘ 910,1
88,8
517,9 voor de aankoop van kapi84
980,0 ‘i~,’:J’91;’;4
593,4 taalgoederen.
85 t:014;4’1~f’n)14;4r:
85,8
De Thaise industrialisatie,
, 102,4
617,7
86″ ‘t~;3; “102,9”1.095,4
808;6 die voornamelijk tussen 1980
132,4
81i.165,I’107,6
1.25’3,2
956;1 en 1991 plaatsvond, ging ech148,5
88
1.319,Of14,2
1.507,0
114,7
1.381,8 ter niet gepaard met tekorten
89l.417,9126:2
‘1:176,0
195,4 1.529,1 aan landbouwprodukten.
90
1:625,7126;2
2:(1.$1,2
222;4 1.832,4 Hoewel minder dan de helft
91
1.782;aa ‘140,8 ‘2.’509,4″
van de totale oppervlakte
van het land bebouwd is Bron: l~JIf~StatüttCs’Y.earbook
de rest is gebergte of oer1993; IMP. 1993.
a. Voorlopig,,~,!la.nhetlJulleUn()ftbe
C.mwoud – maakt het tropische
tral Bank, nov. 1993.
klimaat het mogelijk grote
b. Chartaal geld niet in het bezit van banken + depohoeveelheden
rijst, maïs, tasito’s op zicht.
pioca, suikerriet, groenten en
c. Geldomloop breed • omloop in enge zin + ‘schier’:
fruit voort te brengen voor
geld’.

ESB 14-12-1994

de behoeften van de bevolking en
voor de export.
Als gevolg van de overvloedige
moessonregens en het bergachtige
karakter van een groot deel van het
land was het bovendien mogelijk
elektriciteit op te wekken met waterkracht. Daarnaast zijn .bruinkool en
aardgas in voldoende mate aanwezig.
Invoer van olie leverde, gezien de
lage olieprijzen sinds de tweede helft
van de jaren tachtig, geen probleem
op. Wat de verkeersmogelijkheden
betreft heeft Thailand geprofiteerd
van hulp van de Veregj,gde Staten tijdens de Vietnamoorlog om een degelijk wegennet te bouwen. Aan het begin van de bestudeerde periode was
er zeker geen gevaar voor tekort aan
arbeidskrachten,
gezien de grote verborgen werkloosheid en seizoenwerkloosheid in de landbouw.

Het monetaire beleid
De regering heeft door haar monetair
beleid de ontwikkeling van inflatoire
krachten nog verder afgeremd. Het
gevoerde beleid neigt naar een restrictief beleid maar heeft een discretionair aspect waarbij perioden met lage
groei werden onderbroken door expansieve maatregelen met hoofdzakelijk reële doelstellingen.
Zoals uit tabel 1 blijkt nam het bbp
tegen binnenlandse prijzen van 1980
tot 1991 toe met ongeveer 131%:
meer dan een verdub~ling.
Dit verklaart gedeeltelijk waarom, ondanks
de groei van de geldhoeveelheid
in
enge zin met 144,6%, het land toch
maar een geringe inflatie kende. De
groei van de geldomloop in de brede
zin (inclusief ‘schiergeld’j termijn- en
spaardeposito’s
+ deposito’s in vreemde valuta niet in handen van de centrale overheid) was relatief veel groter maar bestond grotendeels uit geld
geplaatst op spaar- en termijnrekeningen dat geen rechtstreekse opwaartse
druk uitoefende op het prijspeil.
Bij het begin van de periode was
de inflatie evenwel nog vrij groot. De
deflator van het bbp berekend op basis van vaste prijzen 1985 steeg van
1980 tot 1981 met 8,6% en het indexcijfer van de consumptieprijzen
nam
in hetzelfde jaar toe met 12,7%. De recessie in de wereldeconomie
en het
1. IMF, Internationalfinancial
statistics
yearbook 1993, 1993, blz. 686-687 en
Asian Development Bank, Asian Development Outlook 1993, 1993, blz. 266.

Tabel2. Investeren, sparen en kapitaalinvoer
in~teringenBesparingen
bedrijvenoverheidtotaal
gez/bedt
—–_–_-_————

Jaar

1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
“‘-

bleef tijdens deze

in Thailand, 1980-1991

124,0
62,3
186,3
152,0
125,9
68,6
1945
155,1
111,3 – 66i5 ‘
177,8
163,3
139,4
72,9
212,3
154,9
160,4
82,1
242,5
183,7
152,191,9
244,0185,911,3
155,0
83,6
238,6
208,9
222,3
“17,5299,8
-248,9
429,0
18,75ffi,3388,8
<
. 557iS ‘93,7
– ,- 651,2
477,7′
761,8″ B4,0
895,8
481,4
888,5
1’80,9 –‘—‘- __
:1′.069,5–‘—=—-‘—‘—‘548,7
“‘””‘–‘—‘- ………

overheid
5,2
6,9
-3,7
12,1
17,2
19,8-6,9
48,0
110,7
146,7
222,4
273,5

Kapitaal- Tot. besp.+
invoer
kapt.inv.
44,6
54,9
21,9
65,7
48,6
.40,5
6,9
40,2
63,7
185,9
206,6

201,8′
216,9
181,5
232,7
249.5
237,7
221,8
303,8
539,7
688,1
889,7
1.028;8
………

periode gekoppeld
aan de
Amerikaanse dollar.
Aangezien
de wisselkoersen
van de dollar ten opzichte van
de munten
van de andere landen bijna
doorlo-

pend daalden, hield
deze koppeling een gevaar in voor meer inflatie door hogere importprijzen.
De Bank of Thailand heeft daarom
niet vastgehouden
aan een stabiele
waarde van de baht ten opzichte van
de dollar, maar de wisselkoers enigszins laten schommelen.
Dit heeft geleid tot een beperkte revaluatie van
de baht ten opzichte van de dollar,
waardoor het gevaar voor inflatie afgezwakt werd. Als gevolg van de
hoogconjunctuur
in de wereldeconomie namen evenwel in de loop van
de jaren 1988-1991 de buitenlandse
investeringen
in sterke mate toe.
Voor zover dit niet werd gecompenseerd door meer import hield het een
gevaar in voor een overmatige groei
van de geldvoorraad.
De overheid
was dus verplicht niet alleen door
haar monetaire politiek de inflatie tegen te gaan maar ook een beleid te
voeren inzake de buitenlandse
investeringen.

Bron: Bank of Thailand, •Quarterly Bullelins, 1983-01993 en MontblyBulletin,l993
(dec). Alle gegevens in IDI’d.Thb.
beleid van de centrale bank (haar discontovoet bedroeg eind 1981 14,5%)
leidden evenwel tot een matiging van
de inflatie. Ook het wisselkoersbeleid
van de centrale bank droeg er in die
periode toe bij de inflatie af te remmen.
Tijdens de jaren 1981-1984 was de
Thailandse baht namelijk gekoppeld
aan de Amerikaanse dollar, die toen
ten opzichte-van de munten van de
andere industrieel ontwikkelde
landen recordniveaus
bereikte. Hoewel
rhailand deze koppeling niet volledig kon volhouden (in 1981 werd de
baht ten opzichte van de dollar gedevalueerd met 8,7% en in 1984 nogmaals met 15%) leidde deze koppeling toch tot lagere invoerprijzen
voor vele produkten uit andere industrieel ontwikkelde
landen dan de Verenigde Staten.
In 1982 was de deflator maar 3,7%
hoger dan in 1981 en voor 1983 bedroeg de toename amper 3,5%. Het
indexcijfer van de consumptieprijzen
steeg in die jaren respectievelijk
met
5,3 en 3,~. De centrale bank heeft
evenwel haar restrictieve monetaire
beleid slechts geleidelijk afgebouwd.
Pas in 1986 was de discontovoet
teruggebracht tot 8%.
In de periode 1986-1990 kende de
wereldeconomie
een economische
opleving, .die in de meeste landen
leidde tot een ietwat sterkere prijsstijging. Ook in Thailand nam de inflatie
enigszins toe. Zoals uit tabel 1 blijkt
slaagde de overheid er evenwel in ze
onder controle te houden. In 1987
was de deflator 4,6% hoger dan het
vorige jaar, in 1988 6,1%, in 1989
5,3% en in 1990 5,Ó%. De Thaise baht

Het investerings-

en

begrotingsbeleid
Omdat de gemiddelde spaarquote
van de gezinshuishoudingen
in een
ontwikkelingsland
in de regel laag is,
moeten grote bedragen aan vreemd
kapitaal worden ingevoerd om een
snelle industrialisatie
mogelijk te maken. Dit leidt tot een te grote vraag
naar goederen en diensten indien dit
vreemd kapitaal hoofdzakelijk
wordt
belegd in gronden, gebouwen en proe
dukten waarin veel binnenlandse
arbeid is geïncorporeerd.
Deze wetmatigheid
zet de ontwikkelingslanden
ertoe aan directe investeringen van buitenlandse
onderne-

mingen te verkiezen boven buitenlandse beleggingen
in portefeuillewaarden of op depositorekeningen.
Directe investeringen
leiden immers
in de regel tot de import van grote
hoeveelheden
buitenlandse
kapitaalgoederen. Bovendien bieden ze het
voordeel dat nationale arbeidskrachten geleidelijk vertrouwd worden met
nieuwe technologie.
Door het toekennen van investeringssubsidies
en het
ter beschikking stellen van industrieterreinen heeft de regering van Thailand er tijdens de jaren 1980-1991
naar gestreefd de directe investeringen aan te wakkeren.
Tot en met 1987 werden ongeveer
twee derden tot drie vierden van de
totale investeringen
gedekt door binnenlandse besparingen.
Het overheidstekort dat gelijk is aan het verschil tussen de overheidsinvesteringen en de overheidsbesparingen
schommelde
tussen de 8 en 90/0van
het bbp (zie tabel 2).
Dit wakkerde de inflatie aan en verklaart waarom de centrale bank een
streng restrictief monetair beleid
moest voeren om het afglijden naar
een hollende inflatie te voorkomen.
Toen evenwel als gevolg van de recessie in de wereldeconomie
in 1982
het tekort overmatig dreigde toe te
nemen, voerde de regering een belastingshervorming
door. De inkomensbelasting werd verhoogd en een belasting ingesteld op de verkoop van
onroerende
goederen2.
Dit leidde tot
een stijging van de inkomsten van de
overheid en vermindering
van het
overheidstekort
van iets meer dan 8%
van het bbp in 1983 tot 2,4o/~ in 1987.
Tijdens de jaren 1988-1989 kwamen de directe investeringen
uit het
buitenland op gang. Vooral Japanse
en Amerikaanse ondernemingen
richtten bedrijven op voor de voortbrenging van arbeidsintensieve
produkten
zoals textiel, lederwaren,
elektrische
en elektronische
onderdelen
en apparaten, plastics, enz. Ook Europese
ondernemingen
trachtten voordeel te
halen van de lage lonen en gunstige
fiscale voorwaarden.
Nederlandse
bedrijven bij voorbeeld investeerden
in 1989 1,6 mrd. Thb (ongeveer fBO
mln.), hoofdzakelijk
in de elektronische en elektrische industrie. Hierdoor was Nederland in dat jaar de
zesde belangrijkste investerende
na-

2. Tax reform in 1982, Bangkok Bank
Montbly Review, mei 1983, blz. 17-21.

tie in Thailand (na Japan, Hongkong,
de VS, Taiwan en Singapore)3.
De vestiging van talrijke buitenlandse ondernemingen leidde niet alleen
tot een grote vraag naar ongeschoolde arbeidskrachten maar ook naar geschoolde werknemers. Gezien het beperkte aanbod aan geschoolde
krachten vond er een stijging plaats
van de lonen van deze klasse van de
bevolking. Er ontstond in Thailand
en meer bepaald in de hoofdstad
Bangkok een vrij omvangrijke middenklasse die in staat was een belangrijk deel van zijn inkomen te sparen.
Dit komt tot uiting in de vrij sterke
stijging van de privé-besparingen
in
de jaren 1988-1991. Ze vertegenwoordigden in 1988 samen met de afschrijvingen 87% van het globale bedrag
aan investeringen. De stijging van de
inkomens van een deel van de Thaise
bevolking leidde bovendien tot een
verhoging van de opbrengst van de
belastingen. Vanaf 1988 sloot de overheid regelmatig haar begroting af met
een overschot, hetgeen ertoe bijdroeg het gevaar voor sterke inflatie
beperkt te houden.

Huidige situatie’
Ondanks de recessie in het grootste
deel van de industrieel ontwikkelde
wereld heeft de hoogconjunctuur
zich in Thailand tijdens de jaren 1992
en 1993 voortgezet. Het bbp tegen
constante prijzen wordt door het onderzoekscentrum van de Bangkok
Bank voor 1992 geschat op 2.260
mln. Thb, dit is 7,2% meer dan in
1991. Voor 1993 werd een verdere
groei voorzien met 7,5%4. Dit is voor
een belangrijk deel het gevolg van
het produktief worden van de talrijke
investeringen uitgevoerd tijdens de
voorgaande jaren.
Aan deze succes story is er evenwel
ook een schaduwzijde. Op termijn
doen zich enkele problemenvoor, die
het moeilijker zullen maken om het
gevaar voor inflatie uit de weg te
gaan.

Inkomensverdeling
Ten eerste is er de noodzaak voor de
overheid om iets te ondernemen tegen de grote inkomensongelijkheid.
Terwijl sommige ‘tycoons’ zich snel
verrijkten door grondspeculatie en export van produkten naar de industrielanden, leeft een groot deel van de
boeren- en arbeidersbevolking
in de
grootste armoede.

ESB 14-12-1994

Schattingen van de inkomensverdeling zijn wat verspreid over verschillende bronnen en de berekeningsmethodes leiden dikwijls tot onvergelijkbare resultaten. Het lijkt er echter op
dat zich een aanzienlijke en min of
meer continue toename van de inkomensongelijkheid heeft voorgedaan
vanaf de jaren zesti tot het begin
van de jaren tachtig . Recentere gegevens wijzen er bovendien op dat de
inkomensverdeling voornamelijk tijdens de (eerste helft van de) jaren
tachtig schever is geworden6. Wat de
huidige trend en de situatie in de nabije toekomst betreft zijn de meningen verdeeld. Ze variëren van stabilisatie op hoog niveau tot
verslechtering van de inkomensverdeling.
Wat de boeren betreft heeft de regering beloofd een deel van de gronden die overheidseigendom
zijn, te
schenken aan landloze boeren. Dit
houdt evenwel een gevaar in voor
een verdere ontbossing van het land
en een daling van de kwaliteit van de
bodem. Voor de arbeiders zullen de
sociale voorzieningen uitgebreid worden. De regering schrikt er evenwel
voor terug aan bedrijven hoge sociale
lasten op te leggen, uit vrees dat de
bedrijven weg zullen trekken naar andere lage-lonenlanden,
zoals communistisch China en Vietnam. Dat betekent dat de overheid een groot deel
van de kosten op zich moet nemen,
wat éen zware financiële last voor de
staat zal inhouden.

3

Indien de overheid-wil vermijden dàt,
zoals in veie ontwikkelingslanden,
de
ambtenarij verder afglijdt naar nog
meer corruptie zal ze met forse loonshogingen over de brug moeten komen.

Produktiestrnctuur
Ten slotte ..naarmate de Thaise economie zich steeds meer zal richten op
activiteiten met een grotere toegevoegde waarde en technologie-inhoud, en typische arbeidsintensieve
activiteiten zal zien vertrekken naar
de nieuwe lage-lonenlandea,
kunnen
tekorten optreden voor bepaalde
soorten geschoolde arbeid, wat op
zijn beurt een opwaartse druk zal
creëren op het gemiddelde loonniveau.
Dit alles laat voorzien dat het in de
toekomst niet zo gemakkelijk zal zijn
een groot overheidstekort te vermijden, zodat Thailand mogelijkerwijze
uiteindelijk toch niet zal ontsnappen
aan het inflatiegevaar verbonden aan
een snelle industrialisatie. Voor de
eerstvolgende jaren worden evenwel
nog geen echte problemen voorzien;
voor 1995 en 1996 worden immers inflatiegraden van respectievelijk 5,7%
en 5,90/(l voorspeld, maar de lichte
opwaartse trend wordt toch reeds
toegeschreven aan een tekort op de
arbeidsmarkt van relatief hooggeschoolden 6.

Gaston Vandewalle en
Philippe De Lombaerde

Infrastrnctuur
Ten tweede dringen zich een aantal
grote infrastruetuurwerken
op. In de
hoofdstad Bangkok heeft de sterke
groei van het autoverkeer geleid tot
ernstige congestie van het wegennet.
Men plant de bouw van een’Sky
train’ en van meerdere verhoogde autowegen, maar dit zal miljarden Baht
kosten. De overheid tracht de zware
financiële last af te schuiven door
een beroep te doen op de privé-sector, maar zelfs als die de werken volledig financiert zal dit toch aanleiding
. geven tot een grote geldschepping
door de banken, dus tot een gevaar
voor inflatoire spanningen.

Corruptie
Ten derde wordt de overheid ook geconfronteerd met een toenemende
ontevredenheid van haar ambtenaren. Hun lonen zijn minder snel gestegen dan de lonen in de marktsector.

G. Vandewalle is ere-hoogleraar aan het
Universitair Centrum te Antwerpen
(RUCA) en gastprofessor aan het National
Institute for Development Administration
(NIDA) te Bangkok. P. De Lombaerde is
verbonden aan het Universitair Centrum
Antwerpen (RUCA) en zendingsgelastigde
van het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking
(ABOS) bij het NIDA
te Bangkok. De auteur’ danken H. ]ansing
(Nederlandse Ambassade te Bangkok), D.
Vandenberghe (Vlaamse Dienst voor de
Buitenlandse Handel in Bangkok) en C.
Baeyaert (Generale Bank te Bangkok).

3. Thailand Economic Information Kit,
TDRJ, juli 1993, blz. 19.
4. Economie indicators of Thailand, Bangkok Bank Montbly Review, oktober 1993,
blz. 32.
5. M. Krongkaew, Poverty and income distribution, in: P. Warr, The Thai economy
in transition, Cambridge, 1993, blz. 158.
6. Zie onder andere World Bank, World
Development Report, Washington, 1994,
blz. 162-163 en 220-221.

Auteurs