Ga direct naar de content

Economische doelstellingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 18 1994

Economische doelstellingen
Als het nieuwe kabinet zich over het economische beleid buigt, is zij het over de doelstellingen snel eens:
bevordering van participatie, innovatie en duurzaamheid. Het kiezen van de instrumenten levert meer
problemen op, met name vanwege veranderingen in
het bedrijfsleven. Grote ondernemingen
ontwikkelen
in mindere mate zelf nieuwe produkten. Onder het
motto ‘terug naar de kernactiviteiten’ besteden zij zoveel mogelijk uit, waardoor zij steeds kapitaalintensiever en arbeidsextensiever
worden. Wie deze lijn doortrekt, ziet dat zich een driedeling aftekent:
• Er zijn kleine bedrijven die technologie ontwikkelen en nieuwe produkten op de markt brengen.
Sommige van deze produkten blijken zo succesvol
dat zij voor een hoge prijs aan grote bedrijven worden verkocht. De ‘high tech’ pioneersbedrijven
clusteren zich in toenemende mate in regionale
netwerken en mijden daarbij de contacten met universiteiten en andere kennisinstellingen niet. Kenmerkend is voorts dat zij niet alleen kleinschalig
zijn, maar doorgaans ook met persoonlijk risicodragend vermogen worden gefinancierd. Deze bedrijven, met een sfeer van Willy Wortel, zijn onze
meest primaire kennisexploitanten.
• Daarnaast zijn er de bovenbedoelde
grootschalige
bedrijven die, mede vanwege hun kapitaalintensieve karakter, in veel gevallen ter beurze zijn genoteerd. Voor laagbetaalde arbeid is er doorgaans
geen plaats, sterker: ondanks stijgende omzetten
neemt de werkgelegenheid
in deze bedrijven
voortdurend af. Deze ondernemers lijken soms op
oom Dagobert, trots als zij zijn om op de wereldmarkt een rol te kunnen spelen en in iedere gemeenschap op een groot aanzien te kunnen bogen. De associatie met de gierigheid van Oom
Dagobert is doorgaans niet van toepassing. Wel
zijn zij in de eerste plaats vermogensexploitanten:
de beurskoers geeft hun een vrijwel dagelijkse beoordeling van hun prestaties.
• Ten slotte zijn er bedrijven die niet of nauwelijks
produktvernieuwing
kennen. Hier bevindt zich de
meeste werkgelegenheid.
Deels verzorgen zij taken die door andere bedrijven zijn uitbesteed. Veel
van deze bedrijven zijn kleinschalig, arbeidsintensief en kennen een ondernemer die het bedrijf met
zijn vermogen heeft gefinancierd. Deze bedrijvige
lieden vormen de Kwiks, Kweks en Kwaks van de
maatschappij. Arbeid is voor deze mensen belangrijker dan rendement.
Het is tegen deze achtergrond niet verwonderlijk dat
de overheid vaak schijnbaar onsamenhangende
adviezen krijgt. Ondernemingen
uit de eerste categorie
bepleiten met recht een beleid dat goed is voor de samenwerking met universiteiten, scholen, grote bedrijven en financiële instituten op regionaal niveau. De
grootschalige produktie-ondernemingen
hebben
meer belang bij lagere exploitatiekosten zoals lagere
energielasten en lagere vennootschapsbelasting.
On-

ESB 18-5-1994

dernemingen in de derde categorie
bepleiten voornamelijk vermindering van de loonkosten.
Behoort een gezamenlijke strategie van overheid en bedrijfsleven
tot de mogelijkheden? Wij stellen
vast dat ondernemers de instrumenten in handen hebben om de economie te vernieuwen, om internationaal te concurreren en om op
duurzaamheidswensen
in te spelen.
Zij zijn de eerstaangewezenen
om
leiding te geven aan regionale clustervorming en daarmee aan de
intensivering van de kennisuitwisseling tussen bedrijven en instellingen. Veel bedrijven hebben reeds
WJ. de Ridder
het voortouw genomen bij de invoering van kwaliteits-, arbo- en milieuzorg. De overheid op haar
beurt is in staat om de arbeidsparticipatie te bevorderen, onder andere door loonkostenverlaging
en deregulering waardoor ondernemende
activiteiten in de
arbeidsintensieve, relatief laagwaardige sectoren worden gestimuleerd. Tegelijkertijd daalt hierdoor de
kostprijs van de produkten die aan de internationaal
opererende bedrijven worden toegeleverd.
Intussen laat de duurzaamheidsdiscussie
overheid
noch bedrijfsleven onberoerd. De kleine high tech
bedrijven zien vaak nieuwe kansen door het beschikbaar komen van duurzame technologie en spelen in
op de nieuwe produkteisen met betrekking tot duurzaam consumeren. De grootschalige produktiebedrijven bevorderen dat bij iedere investering gebruik
wordt gemaakt van de laatste inzichten op het gebied van milieutechnologie. Ook houden zij bij hun
vestigingsplaatskeuze
rekening met veranderingen in
de internationale arbeidsdeling die mede door de milieudiscussie worden beïnvloed. In de laagwaardige
bedrijven ten slotte vinden nieuwe activiteiten plaats,
onder andere door de vergrote belangstelling voor reparatie en recycling.
Indien bedrijfsleven en overheid hand-in-hand
gaan, komt de economische discussie in het teken
van de trojka die het bedrijfsleven ‘participatie, innovatie en duurzaamheid’ zou noemen. De overheid, of
liever de politiek, zal zich in termen als ‘leefbaarheid,
uitdaging en vrede en gerechtigheid’ uitdrukken. Het
gevolg is een sterke toename van publiek/private initiatieven, die alleen succes hebben als de Willy Wortels, de Oom Dagoberts en de Kwiks, Kweks en
Kwaks in hun maatschappelijke rol worden erkendl.
1. Hierover gaat de Techno-marathon,
een discussie gericht
op de Nederlandse kansen en mogelijkheden in de wedloop van de technologie, met name in de sectoren agri-business, metalektro, chemie, bouw, distributie en de informatie-industrie. De bijeenkomst vindt plaats op 30 en 31 mei
te Den Haag, opgave voor kosteloze deelname: Stichting
Maatschappij en Onderneming, tel. 070-3528505.

Auteur