De Nederlandse
economen top-30
De dertiende Nederlandse economen top-30 levert weinig nieuwe
namen op. Maar er zijn eenpaar snelle stijgers, die de oude garde
komen aflossen.
Dit is de dertiende aflevering van de
Nederlandse economen top-30, de
ranglijst van meest geciteerde Nederlandse economen. Zoals bekend,
gaat het in de top-30 om citatie-analyse, dat wil zeggen dat wordt geteld
hoe vaak iemands wetenschappelijke
werk door anderen wordt geciteerd.
De top-30 is indertijd door JJ. van
Duijn rnin of meer als grap gelanceerd, maar heeft geleidelijk een
steeds serieuzer karakter gekregen.
Het is te veel gezegd, dat de top-30
wetenschappelijke carrieres kan maken of breken, maar in het circuit
waar wordt beslist over wetenschappelijke benoemingen, de toewijzing
van onderzoeksgelden en de oprichting of opheffing van vakgroepen,
wordt de ranglijst nauwlettend gevolgd. Afgezien daarvan verhoogt
een plaats op de lijst de status onder
vakgenoten en streelt de ijdelheid.
Ook om die reden wordt de top-30
gespeld, want niets menselijks is
(top)economen vreemd.
Naast ESB publiceert ook Intermediair elk jaar een ranglijst van economen. Aanvankelijk was dat een top40, maar vorig jaar is de top-40 teruggebracht tot een top-20, terwijl ook
het aantal meetellende tijdschriften
sterk is verminderd. Bij die lijst gaat
het er niet om wie in gezaghebbende
internationale economische tijdschriften het meest wordt geciteerd, maar
wie daarin het meest publiceert, gemeten in aantal pagina’s. Daarbij
vindt een weging plaats naar de status van het tijdschrift en een correctie
voor de omvang van de bladspiegel.
De top-20 van Intermediair zegt dus
meer over iemands wetenschappelijke produktie in bepaalde selecte tijdschriften, terwijl de top-30 van ESB
een beter beeld geeft van de invloed
van iemands wetenschappelijke werk
in de internationale vakliteratuur.
ESB 22/29-12-1993
Daarnaast verscheen in 1992 een geheel nieuwe lijst: de top-40 van
meest geciteerde economen in de vijf
belangrijkste Nederlandse economenbladen (ESB, De Economist, Maandschrift Economic, Openbare Uitgaven
en Tijdschrift voor Politieke Ekonomie) . De reden voor het opstellen
van deze ‘polderparade’ was dat typisch Nederlandse, vaak beleidsgerichte publikaties zelden of nooit de
internationale vakliteratuur halen, terwijl het hier niettemin om waardevol,
beleidsrelevant werk gaat. De polderparade was echter een eenmalig feno-
Methode
De methode die aan het samenstellen
van de economen top-30 ten grondslag ligt, is niet gewijzigd. De belangrijkste spelregels worden hier nog
eens samengevat. De top-30 komt tot
stand door te turven hoe vaak iemand
in de laatste vijf jaar is geciteerd in de
belangrijkste internationale wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van de economic. Gelukkig hoeven de samenstellers van de top-30
niet zelf al die tijdschriften na te pluizen, maar kunnen zij gebruik maken
van het werk van het Amerikaanse Institute for Scientific Information (ISI).
Dit instituut registreert alle citaties in
ruim 1500 tijdschriften op het gebied
van de sociale wetenschappen en
publiceert de resultaten in de Social
Sciences Citation Index (SSCI). Onder
de 1500 onderzochte tijdschriften
bevinden zich circa 150 economische
tijdschriften. Er wordt niet alleen
bijgehouden wie in welk tijdschrift
citeert, maar ook naar welke publikaties wordt verwezen.
Bij het tellen van de citaten zijn er
enkele beperkingen. Verwijzingen
naar eigen werk, boekbesprekingen
en review-artikelen tellen niet mee.
Als iemand in een publikatie meermalen wordt geciteerd, telt dat maar
voor een citatie, ook al kan het gaan
om verwijzingen naar verschillende
boeken en/of artikelen van de geciteerde auteur.
Omdat het gaat om de Nederlandse
economen top-30, kunnen uitsluitend
Nederlandse economen tot de lijst
doordringen. Hieronder worden verstaan in Nederland werkzame economen met de Nederlandse nationaliteit. Deze spelregel heeft kritiek
opgeroepen van niet-Nederlandse
economen die soms al lange tijd aan
een Nederlandse universiteit verbonden zijn en actief deel uitmaken van
de Nederlandse wetenschappelijke
economenwereld. Omwille van de
consistentie met eerdere lijsten is
deze spelregel echter niet gewijzigd.
De top-30
Welnu, hoe ziet de economen top-30
over 1993 emit? Tabel 1 toont de resultaten. Om te beginnen moet worden geconstateerd dat de veranderingen in de top-30, vergeleken met de
vorige aflevering, beperkt zijn. Voor
een deel komt dat omdat de citaties
die iemand in de afgelopen vijf jaar
(in dit geval 1988-1992) heeft verzameld, worden gesommeerd. Het gevolg van deze werkwijze is dat men
in het algemeen een flinke tijd in de
top moet meedraaien om een plaats
op te lijst te veroveren. Daar staat tegenover dat men niet meteen van de
lijst afduikelt als het eens een jaartje
wat minder gaat met het aantal behaalde citaties. Er zit dus een grote
ingebouwde continui’teit in de lijst.
Men zou ook kunnen zeggen, dat de
lijst vooral de gevestigde orde representeert. Des te groter echter is de
prestatie als men zich onder de topeconomen weet te scharen.
Evenals vorig jaar voert Hofstede
de lijst met grote voorsprong aan. Hij
heeft meer dan het dubbele aantal citaties van de nummer twee, Tinbergen. Hofstede drong vorig jaar voor
het eerst tot de lijst door nadat de toelatingscriteria waren verruimd. Vanwege zijn achtergrond als werktuigbouwkundige en organisatiepsycholoog was Hofstede tot dan toe niet
1. Zie P.A.G. van Bergeijk, Wie telt mee in
economisch Nederland?, ESB, 16 december 1992.
als ‘econoom’ meegeteld. Het feit dat
hij als hoogleraar aan een economische faculteit (Maastricht) is verbonden en dat hij werkzaam is op het
vakgebied organisatiekunde dat in
het algemeen tot de economic wordt
gerekend, hebben echter de doorslag
gegeven om hem toch mee te tellen.
Door de toelating van Hofstede tot
de lijst werd de ’eminence grise’ van
de Nederlandse economenwereld,
J. Tinbergen, vorig jaar verdrongen
van de eerste plaats, die hij vanaf de
eerste top-30 dertien jaar geleden onafgebroken had bezet. Ook dit jaar
staat Tinbergen weer op twee.
De derde plaats is, evenals vorig
jaar, voor Van Wijnbergen. Ook Van
Wijnbergen is pas vorig jaar op de
lijst binnengekomen nadat hij zijn
functie bij de Wereldbank had verruild voor een positie als hoogleraar
aan de Universiteit van Amsterdam.
Op zijn beurt verdrong Van Wijnbergen de ‘eeuwige tweede’ Nijkamp,
die nu op de vierde plaats staat.
Overigens is het opmerkelijk dat
de drie eerstgeplaatsten op de lijst
geen van drieen hun wetenschappelijke carriere als econoom zijn begonnen. Zoals bekend, heeft Tinbergen
zijn scholing genoten bij de beroemde natuurkundige Ehrenfest en heeft
hij pas daarna de overstap naar de
economic gemaakt. De nummer drie,
Van Wijnbergen, is eveneens begonnen als theoretisch natuurkundige en
heeft er, toen hij daar bijna mee klaar
was, in recordtempo de econometric
bij gedaan. Dit weerspiegelt de voorkeur voor de exacte, modelmatige
aanpak die de economiebeoefening
op topniveau kenmerkt.
De nek-aan-nek race tussen de Tilburgers Magnus en Van Damme om
de plaatsen vijf en zes (vorig jaar ex
aequo op vijf) is beslist in het voordeel van Van Damme. Beide economen behoren tot de nog relatief jonge generatie top-economen, die verbonden zijn aan het Centre for Economic Research (CentER) van de Katholieke Universiteit Brabant.
Tot dezelfde club behoorde aanvankelijk ook de nummer zeven van de
lijst, F. van der Ploeg. Drie jaar gele-
Tabel 1. Top-3O 1993 (citaties in dejaren 1988-1992)”
Installing
1.
8.
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(5)
(7)
(11)
9.
(9)
10.
11.
12
(8)
(11)
(10)
(20)
2.
3.
4.
5.
6
7.
RL
emer.
UvA
VU
KUB
KUB
UvA
Euroscoop
SEO/UvA
Robeco/UvA
UvA
KUB
VU
EUR
G. Hofstede
J. Tinbergen
S. van Wijnbergen
P. Nijkamp
E.E.C. van Damme
J.R. Magnus
F. van der Ploeg”
J. Pelkmans
B.M.S. van Praag
JJ. van Duijn
J.F. Kiviet
A. Kapteyn
G. Ridder
14.
(13)
W.F. van Raaij
15.
(18)
Citaties
492
242
204
135
1
1
3
(1992-1993)
(1981-1991)
(1992-1993)
2
93
76
74
58
57
54
53
48
48
46
45
45
41
5
(1981-1988)
(1992-1993)
(1991)
(1991-1993)
(1993)
(1984-1985)
(1986-1988)
(1991)
(1988)
(1993)
(1985-1986)
(1993)
(1981)
(1986)
(1992)
(1988)
(1993)
(1991)
(1993)
A.L. Bovenbeig
(15)
(14)
(15)
(29)
20. (23)
17.
18.
21.
23.
24.
25.
29.
(20)
(-)
(27)
(-)
(22
(29)
(-)
(24)
(26)
(29)
(-)
EUR/KUB
UvA
EUR
EUR
VU
J.S. Cramer
T. Kloek
W.P.M.M. van de Yen
P. Rietveld
C.C.P. Wolff
W.J. Keller
J.J.M. Kremers
P. Kooreman
J. Hartog
C.P.A. Bartels
S. Cnossen
M.M.G. Fase
J.Pen
L. van den Berg
A. Knoester
J. Koerts
RL
CBS/VU
Fin/EUR
LUW
UvA
Bureau Bartels
EUR
28
26
emer.
EUR
RUN
26
26
26
23
23
EUR
23
DNB/UvA
4
7
8
3
3
8
5
12
9
15
4
6
15
9
20
19
19
23
24
7
25
25
3
13
26
29
(1993)
(1993)
(1988;1990)
(1993)
(1993)
(1981-1983)
(1990)
(1991)
(1993)
a. Tussen haakjes de klassering vorig jaar.
taat behaalt, zal hij binnenkort zijn intrek nemen aan het Binnenhof. Dat
wil niet zeggen dat Van der Ploeg geheel voor de wetenschap verloren
gaat. Hij zal het Kamerlidmaatschap
combineren met een part-time hoogleraarschap aan de Universiteit van
Amsterdam. De tijd zal leren of dat
een vruchtbare combinatie is. De
overstap van Van der Ploeg naar de
mans betreffen vooral institutionele
en economisch-politieke aspecten
van het Europese integratieproces.
Daarmee is Pelkmans echter wel een
uitzondering.
De nummers negen en tien (Van
politick toont in elk geval aan dat de
wel zij nog altijd geducht meetellen,
kloof tussen wetenschap en beleid
misschien toch niet zo groot is als
meestal wordt beweerd.
De nummer acht van de lijst, Pelkmans, zet zijn gestage opmars voort.
Via een tweeentwintigste plaats in
worden zij langzaam maar zeker
door steeds meer jongere economen
ingehaald en het is te verwachten dat
zij binnen een of twee jaar uit de toptien verdwijnen.
De snelste stijger van de afgelopen
twee jaar is de econometrist G. Ridder, die zich vooral bezighoudt met
arbeidsmarktonderzoek. Vorig jaar
kwam hij binnen op twintig, nu stoot
hij door naar de twaalfde plaats.
Waarschijnlijk zal hij volgend jaar onder de eerste tien te vinden zijn. Een
andere snelle stijger is de vervoers-
den echter verruilde Van der Ploeg
1989, een eenentwintigste in 1990,
Tilburg voor Amsterdam. Inmiddels
een twaalfde in 1991 en een elfde in
ligt weer een nieuwe transfer in het
1992, is hij nu tot de top-tien doorge-
verschiet. Van der Ploeg staat als
nummer tien op de kandidatenlijst
van de Partij van de Arbeid voor de
Tweede Kamer. Tenzij de PvdA een
wel zeer rampzalig verkiezingsresul-
1186
39
39
35
32
32
31
Hoogste notering
drongen. De opmars van Pelkmans
demonstreert dat men niet noodzakelijkerwijs een halve wiskundige hoeft
te zijn om een hoge positie op de lijst
in te nemen; de publikaties van Pelk-
Praag en Van Duijn) zijn oude bekenden. Al vanaf de eerste top-30, dertien jaar geleden, behoren zij tot de
eerste tien van het klassement. Hoe-
econoom P. Rietveld, die oprukt van
de negenentwintigste naar de achttiende plaats. Rietveld stond echter al
eerder hoog genoteerd in de top-30;
in 1988 bezette hij de negende plaats.
De lijst bevat dit jaar vier nieuwe
namen: Kremers op 21, Hartog op 24,
Fase op 25 en Koerts op 29. Van deze
nieuwkomers eindigt Kremers het
hoogst. Voor hem ligt zeker nog een
verdere stijging in het verschiet. Ook
Hartog is aan een opmerkelijke opmars bezig. Fase stond al eerder in
de top-30. Koerts voegt zich voor de
eerste maal bij het selecte gezelschap.
Tegenover de nieuwkomers staan
hoog te scoren. Opmerkelijk zijn de
hoge scores van Rietveld en Ridder,
Tabel3. Tipparade 1993
die bevesligen dat we hier met
‘runners up’ te doen hebben. Ook
Cramer had een goed citatenjaar.
Instelling Cit.
Tipparade 1993
De tipparade is de lop-tien over de
eerste acht maanden van 1993 (zie label 3). Ook daar zien we de bekende
namen lerug. Daarnaasl vallen vooral
de hoge scores van Bovenberg, Hartog en Ridder op.
Kritiek
1.
G. Hofstede
RL
88
2
J. Tinbergen
emer.
45
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
S. van Wijnbergen
E.E.C. van Damme
F. van der Ploeg
A.L. Bovenberg
P. Nijkamp
J. Hartog
G. Ridder
A. Kapteyn
J.R. Magnus
UvA
KUB
UvA
KUB/EUR
VU
UvA
VU
KUB
KUB
37
31
17
14
12
11
10
9
9
personen die uit de top-30 verdwijnen. Helaas heeft de economengemeenschap in het afgelopen jaar
afscheid moeten nemen van twee
vooraanstaande wetenschappers.
Prof. Klaassen overleed eind vorig
jaar na een indrukwekkende wetenschappelijke carriere. Mevrouw Hagenaars stond nog midden in haar wetenschappelijke loopbaan. Met haar
viel tevens de enige vrouw weg in
het mannenbastion van de economische wetenschap. Beide economen
zouden een plaats in de top-30 hebben bezel.
Ook Rinnooy Kan en Lambooij verdwenen van de lijst. Zoals bekend
heeft Rinnooy Kan zijn wetenschappelijke carriere verruild voor het voor-
zitterschap van het VNO. Lambooij is
nog volop actief aan de Universiteit
van Amsterdam, maar valt dit jaar net
buiten de prijzen.
De top-10 in 1992
Behalve de top-30 van nicest gecileerde economen over de laatste vijf jaar,
wordt ook weer de top-10 van meest
geciteerde economen in 1992 gepresenteerd (zie label 2). De koplopers
van de top-30 blijken ook in 1992
Tabel2. Citaties in 1992
Installing Cit.
1.
2.
3.
G. Hofstede
S. van Wijnbergen
J. Tinbergen
RL
UvA
emer.
117
53
52
4.
P. Nijkamp
VU
41
5.
6.
7.
8.
E.E.C. van Damme
P. Rietveld
F. van der Ploeg
J.S. Cramer
KUB
VU
UvA
UvA
28
19
18
15
J.R. Magnus
KUB
15
VU
15
G. Ridder
ESB 22/29-12-1993
Elk jaar roept de top-30 de nodige
readies op. Er is kriliek op de telling,
de keuze van lijdschriiten die meelellen voor de SSCI, de aard van de lijsl
(cilalies) en andere spel- en lelregels.
Deels vail de kriliek in de rubriek
‘scheve ogen’, deels is zij lerechi. lemand kan een kei van een wetenschapper zijn zonder ooit op de lijsl
voor le komen. Andersom is lang niel
altijd duidelijk wat de maatschappelijke relevanlie is van onderzoek dal in
hel cilalencircuil hoog scoort.
Vasl slaal dal de rangorde van de
lijsl gevoelig is voor de spelregels die
worden gehanleerd. Men kan op ba-
sis van andere criteria lol heel anders
samengesielde ranglijslen komen die
niel per definilie ‘beter’ of ‘slechter’
zijn dan de top-30. De samenstellers
van de top-30 hebben ook van meet
af aan benadrukl dal de lijsl maar een
aspect van de welenschappelijke aclivileil meet en dat de betekenis van
de lijsl niet moet worden overschai.
In hel afgelopen jaar is ook kriliek
uilgeoefend op hel “openlijk beleden
amaleurisme” dal hel samenslellen
van de ranglijslen kenmerkl . Een
professionelere aanpak van de
cilalie-analyse zou meer inzicht kunnen bieden in netwerkvorming binnen de wetenschap, kruisbesluiving
lussen bepaalde onderzoeksgebieden, de relalie lussen iheorievorming
en empirisch onderzoek en dergelijke. Aldus zou een dieper inzicht in
het funclioneren van de marki van
economische Jtennis kunnen worden
verkregen. Hel vail niel le ontkennen
dat hier nog een heel lerrein braak
ligt. Wie neemt de handschoen op?
Slot
Wal er ook op de lop-30 vail aan le
merken, hel melen en vergelijken
van wetenschappelijke preslaties is
een niet meer weg te denken onderdeel van hel welenschappelijke bedrijf geworden. Mel behulp van verkenningscommissies, ‘peer reviews’,
cilalie-onderzoek en andere melhoden probeeit de samenleving (c.q.
hel Minislerie van Onderwijs) zichl
en val le krijgen op de welenschappelijke produklie. Gezien hel toenemende belang dat wordl gehechl aan
kennis als produkliefaclor en bron
van economische groei , is dat begrijpelijk, al mogen ook hier kosten/
batenafwegingen niet onlbreken .
Voor individuele wetenschappers
kan het melen en onderling vergelijken van resullaten een extra prikkel
vormen tot het leveren van zo hoog
mogelijke preslalies5. Economen, die
de concurrence in hel algemeen
hoog in hel vaandel hebben, kunnen
daar moeilijk bezwaar tegen maken.
L. van der Geest
Hoofdredacteur van ESB en part-time verbonden aan het Onderzoekcentrum Finan’ cieel Economisch Beleid te Rotterdam. Met
dank aan M. Cirpici en N. Mahieu voor het
samenstellen van de tabellen.
2. Zie A. de Grip, Wetenschap en beleid,
ESB, 3 februari 1993, met een naschrift
van P.A.G. van Bergeijk.
3. Over de relatie tussen onderwijs/onderzoek en economische groei, zie het speciale nummer van ESB “Onderwijs en onderzoek als maatschappelijke investering”, 15
September 1993.
4. Er wordt wel geklaagd dat de beste onderzoekers te veel van hun werk worden
gehouden doordat zij plaats moeten nemen in commissies die het werk van anderen moeten beoordelen.
5. Gemakshalve zie ik hier af van strategisch gedrag, zoals pronken met andermans veren (in casu het werk van aio’s),
het uitmelken van onderzoeksresultaten
(verschillende artikelen over hetzelfde onderzoek in verschillende tijdschriften) e.d.
1187