Ga direct naar de content

Monopoly

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 23 1993

Monopoly
R. Schondorff*

W

at gebeurt er wanneer een imitatie
van het Monopoly-spel op de markt
wordt gebracht?

Spelen met economic, speels bezig zijn met economic. Zijn er spellen die je speelt waar economic in
zit? In de educatieve sfeer zijn er spellen, met en zonder hulp van de computer, waarin economic de boventoon voert. Op het macro-vlak behandelen ze ontwikkelingsvraagstukken, de internationale handel of
het bedrijven van economische politick. Op het micro-niveau kennen we de management-games. In de
sfeer van aangenaam tijdverdrijf en ontspanning, als
we echt spelen om het spel, springt er een naar voren. Met de merkbekendheid van Coca-Cola of de
Bijbel. Met een imperialistisch-kapitalistisch karakter
dat het de toegang tot voorheen communistische landen ontzegde. Met een levenscyclus waaraan niets
cyclisch valt te ontdekken, omdat het al 58 jaar bestaat: er is maar een Monopoly. Te koop in 28 landen,
verkrijgbaar in 19 talen, zelfs in braille. Sinds 1935,
toen het aan de keukentafels van Amerikaanse gezinnen zijn opmars begon, heeft Parker Brothers tachtig
miljoen exemplaren van dit spel verkocht.

Monopolie?
Een eerste vraag die zich opdringt: waarom heet dit
wereldberoemde spel met straten, huizen en hotels
eigenlijk Monopoly? Is iemand tijdens het spel de
enige aanbieder van een bepaald goed? Ja, als ik een
hotel op Coolsingel heb staan en u daar een nachtje
komt logeren, mag u mij als enig aanbieder van een
nachtje Coolsingel het niet geringe bedrag van
/ 140.000 betalen. Een monopolieprijs. Maar zo zal
de titel niet bedoeld zijn. Meer voor de hand ligt een
wat dynamischer opvatting. Het ontstaan van een
monopolie, daar gaat het om. Een van de spelers
weet zich tot ‘tycoon’ te ontwikkelen. Door op tijd de
juiste beslissingen te nemen, door veel vergissingen
van de bank in zijn voordeel en dergelijke, heeft hij
(m/v) op den duur zoveel straten met hotels, nutsbedrijven en stations in zijn bezit, dat de overige
spelers al snel de bodem van hun kas zien. Jammer
dat tegen de tijd dat die ene speler zijn monopoliepositie realiseert, het spel vrij snel is afgelopen.
Monopolie blijkt het einddoel te zijn.
* De auteur is ex-hoogleraar algemene economic aan de
Universiteit van Amsterdam en publicist op het vakgebied.
Hij dankt Dave Furth voor zijn stimulerende bijdrage.

Monopoly en economic

Figuur 1. Homogeen duopolie met prijsvariatie

Zit er veel economic in het Monopoly-spel? Het gaat
om koop en verkoop, er is een bank, er gaan grote
sommen geld over tafel. Geldbedragen die overigens
in de loop van de jaren aan de geldontwaarding worden aangepast. Maar goed beschouwd zit er weinig
economic in dit spel. Je zou er nog heel wat in kunnen stoppen. Een echte bank bij voorbeeld, waar de
spelers krediet kunnen opnemen tegen betaling van
rente. Waar de spelers elkaar giraal kunnen betalen.
En waarom niet van tijd tot tijd een veiling ingelast
waar spelers hotels, huizen en straten kunnen aanbieden en kopen? Kortom, stop meer markten in Monopoly en het wereldrecord van het spel kan nog sterk

worden verbeterd. Momenteel staat het record voor
het langste spel met vier spelers op 27 dagen en 12

Imitatie
Je kunt Monopoly ook bekijken als produkt. Als een
gezelschapsspel tussen vele anderen. Zaken als
merk, merkbekendheid, penetratie, levenscyclus werden al even genoemd. Je zou de prijsontwikkeling
van het spel in de afgelopen vijftig jaar kunnen bekijken. En de marktvorm: is Monopoly monopolist?
Bij zo’n vraag stuit je direct op het probleem hoe
een monopolie gedefinieerd kan worden. Mils het
produkt eng genoeg wordt omschreven, bij voorbeeld als ‘het spel Monopoly’, heeft de aanbieder Parker Brothers een monopoliepositie. Via patenten kunnen imitators worden aangepakt. Overigens was het
bij de Nederlandse importeur niet bekend of er ooit
imitaties zijn uitgebracht. Parker Brothers is de enige
aanbieder van Monopoly. Gaat het echter om de bredere categoric gezelschapsspellen, dan zijn er tal van
substitutes
Wat zou er trouwens gebeuren als een imitator
erin slaagt een identiek produkt op de markt te brengen? Met dit als enig verschil: de imitator stelt zijn verkoopprijs iets lager vast dan die van het oorspronkelijke produkt. Als we aannemen dat de klanten geen
enkel kwaliteitsverschil zien tussen het oorspronkelijke spel en de imitatie, dan gaat de marktvorm over
in een homogeen duopolie. Dit geval, waarbij beide
aanbieders proberen door prijsvariatie hun winst te

maximeren, is 110 jaar geleden door Bertrand beschreven. De afloop is voor beide nogal treurig. We
nemen aan dat elk van beide aanbieders voldoende
produktiecapaciteit bezit om de gehele markt te kunnen bedienen en voorts dat de marginale kosten
voor beide even hoog en constant zijn.
De onderbieding door de imitator blijft niet onbeantwoord. Er ontstaat een heftige prijzenoorlog, waaraan pas een eind komt als bij beide aanbieders de
verkoopprijs gelijk is aan de marginale kosten. Alle
monopoliewinst wordt weggeconcurreerd en het
resultaat is een volkomen concurrentie-evenwicht.
In bijstaand kader wordt het een en ander nader uitgewerkt.
Rolf Schondorff

ESB 22/29-12-1993

MKa

Toelichting
De oorspronkelijke aanbieder van het Monopolyspel

noemen we A, de imitator B. In de figuur wordt horizontaal de prijs van A, Pa, afgelezen. Verticaal Ph>. De

45°-lijn (Pa = Pb) verdeelt het (Pa,Pb)-vlak in een gebied waar Pa>Pb (rechtsonder) en een gebied (linksboven) waar Pazien, MKb die van B. MKa = MKb • constant.
De reactielijn van A (ABRS) is de verzameling van
verkoopprijzen die A kiest om, gegeven de prijs van B,

zijn winst te maximeren. Het verloop van deze lijn
wordt als volgt verklaard. Stel dat B een prijs boven
zijn monopolieprijs Pbmon zou vragen, dan handhaaft A
zijn monopolieprijs Pamon: het verticale lijnstuk AB behoort dus tot de reactielijn van A. Bij prijzen van B die

onder diens monopolieprijs liggen maar boven diens
marginale kosten, kiest A een prijs die de kleinste geld-

eenheid, zeg 5 cent, onder de prijs van B ligt. Bij voorbeeld: bij Pb = Pb^ kiest A een prijs Pa^. Q is een punt
op de reactielijn van A. Op deze wijze zien we dat ook
het lijnstuk BR tot de reactielijn van A behoort. Bij prijzen lager dan PbR handhaaft A zijn verkoopprijs op het
niveau van marginale kosten: het verticale lijnstuk RS.
Op deze wijze vinden we de geknikte reactielijn ABRS
van aanbieder A. Analoog kan de reactielijn van B worden gevonden.
Het valt nu niet lastig in te zien dat door voortdurende prijsonderbieding het evenwichtspunt E
bereikt wordt, waar geldt Pa = MKa – Pb = MKb.
Immers, de imitator stelt zijn prijs Pbstart iets onder het
monopolieprijsniveau vast. A merkt dat hij al zijn klanten verliest en reageert door weer iets onder de prijs
van B te gaan zitten, enzovoorts. De pijlen in de figuur
geven weer wat er gebeurt. Het resultaat is het volkomen concurrentie-evenwicht.

1169

Auteur