Ga direct naar de content

Lobbyen op z’n Amerikaans

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 30 1993

Lobbyen op z’n Amerikaans
De kloof tussen kiezer en gekozene, en ook die tussen het bedrijfsleven en het parlement is groot. Dit
uit zich onder meer in geringe kiezerstrouw. Bij iedere verkiezing zijn de mutaties tussen de partijen weer
groter dan de vorige keer zodat de winnaar van vandaag vrijwel bij voorbaat de verliezer van morgen is.
De belangrijkste reden hiervan moet wellicht worden
gezocht in het geringe verschil dat tussen de verkiezingsprogramma’s van de belangrijkste partijen bestaat. Hoewel de woorden en het taalgebruik verschillen, lijkt er sprake te zijn van een monsterverbond
tussen de belangrijkste maatschappelijke stromingen
in ons land.
Als deze constatering juist is, dan zijn er geen redenen meer om uitvoerige regeerakkoorden te maken die het parlementaire bedrijf tot een bloedeloze
aangelegenheid hebben gemaakt. Ook het bedrijfsleven zou graag een meer receptief parlement zien. Immers, als kamerleden meer ruimte krijgen om het beleid te sturen, wordt het ook voor bedrijven en hun
organisaties gemakkelijker om invloed uit te oefenen
op het regeringsbeleid. Op basis van het regeerakkoord is nu voor elk besluit van het kabinet haast bij
voorbaat een meerderheid in de Kamer verzekerd,
waardoor de lobby zich met name richt op de overheidsbureaucratie. Invloed uitoefenen is immers het
meest effectief in de fase die aan de indiening bij het
parlement voorafgaat.
Vergelijk deze situatie met die in de Verenigde Staten. Als president Clinton een beslissing van het congres wenst, moet hij een senator of een lid van het
huis van afgevaardigden zoeken die voor hem een
wet indient. Niet zelden neemt hij een lobbyist in de
arm om het bemiddelende werk te doen. Hetzelfde
doen de andere leden van zijn regering. Het indienen
van wetten is immers het exclusieve recht van het
Amerikaanse congres. Doordat de fractiediscipline gering is, moeten regering en alle andere belanghebbenden trachten steeds voor elk wetsvoorstel een
meerderheid te vinden. Dit systeem heeft onder meer
tot gevolg dat het aantal wetsvoorstellen overvloedig
is en Amerikaanse ondernemingen en belangenbehartigende organisaties zich veel inspanningen moeten
getroosten om grip te houden op het dagelijks gebeuren in Washington. Blijkbaar is deze inspanning effectief want ondernemingen en anderen besteden grote
bedragen aan de contacten met het congres. Deze
kosten betreffen niet alleen de declaraties van de zelfstandige lobbyisten en van de eigen kantoren van de
ondernemingen, ook de bijdragen aan de verkiezingskassen van de senatoren eh afgevaardigden liegen er
niet om. Een senator die na een zesjarige zittingsperiode een campagne wil voeren om te worden herkozen, besteedt hieraan drie tot tien miljoen dollar. De
bedragen van de afgevaardigden, die iedere twee
jaar worden gekozen, zijn lager maar liegen er ook
niet om. Door de overvloedigheid van deze gelden
wordt het grootste gedeelte van de verkiezingskassen

ESB 29-9-1993

besteed aan tv-spots, ook het aanbieden van gratis popconcerten aan
potentiele kiezers is geen uitzondering. Critici geven aan dat het verzamelen van gelden voor de verkiezingskas twee derde van de
werktijd van de afgevaardigden
opeist. Overigens speelt deze financiering zich in de openbaarheid af
aangezien de betalingen worden geregistreerd en gepubliceerd. Het
zijn ook niet alleen de financieel
sterkere actoren die in het lobbycircuit meedraaien. Ook vele ‘single issue’-groepen brengen jaarlijks miljoenen dollars bijeen, onder meer
om te pleiten voor of tegen wapenWJ. de Ridder
bezit en om op te roepen tot maatregelen tegen
drankmisbruik.
De gedachte dat een Nederlands parlementslid in
de periode tussen twee verkiezingen vijf duizend gulden per dag moet vergaren om te worden herkozen,
doet erg onnederlands en tegelijkertijd erg onaantrekkelijk aan. Voegen wij hierbij het gangbare beeld van
het Amerikaanse “casino’-kapitalisme dan lijken de
Verenigde Staten meer gebaat bij het Nederlandse
stelsel van coalitievorming en bij de daaraan verbonden eis tot het vinden van consensus bij schijnbaar
onoverbrugbare tegenstellingen. Hierdoor komen algemeen maatschappelijke belangen beter aan bod en
krijgt de samenleving een menselijker gezicht.
Tegelijkertijd is Nederland er bij gebaat om belangrijke elementen van het Amerikaanse systeem
over te nemen. Na de hierboven gedane constatering
dat de maatschappelijke eenstemmigheid over de
richting van het beleid in Nederland toeneemt, is het
dringend noodzakelijk dat de parlementsleden zich
losser maken van de fractiediscipline en zich meer
richten op de kiezer dan op de processen die zich in
het gebouw van de Kamer afspelen. Daarnaast zouden zij meer mogelijkheden moeten krijgen om zich
publiekelijk op hun eigen herverkiezing te concentreren. Zij worden dan aantrekkelijker objecten voor
lobbyisten en in hun kielzog voor de media die de
politick met graagte bij de kiezer thuis brengt.
In de VS gaat Ross Perot door de porseleinkast en
heeft op eigen kosten een derde van het electoraat
achter zich gekregen; in Nederland laat Henry Mens
zich hierdoor inspireren en maakt zich op om ‘ongeleid’ in de politick te penetreren. Wij wisten al dat
veranderingen zich altijd in vreemde vermommingen
aandienen. Blijkbaar is de tijd rijp om de Nederlandse relatie van kiezer en gekozene eens met een Amerikaanse bril te bekijken.

Auteur