DEZEWEEK
Duitsland
Treuhandanstalt: hoe
nu verder?
Met de moord op Detlev Rohwedder, president van de Treuhandanstalt, is de Duitse eenwording, die
tot nu toe geweldloos was verlopen,
met bloed besmet geraakt. Daarmee
is ook de organisatie, die bij uitstek
verantwoordelijk is voor de zo noodzakelijke herstructurering in het Beitritts-gebied, opnieuw in de schijnwerper gekomen.
De geschiedenis van de Treuhandanstalt beslaat nog maar nauwelijks
een jaar. In februari 1990 werd op
de ronde-tafelconferentie het idee
gelanceerd om alle zogenoemde
‘Volks Eigene Betriebe’ (VEB’s) over
te hevelen in een organisatie, waarbij tegelijkertijd alle DDR-ingezetenen aandeelhouder zouden worden
van de Treuhandanstalt. Op die wijze zouden de DDR-burgers toch
deelgenoot worden in de opbrengsten, die mede door hun inzet gerealiseerd waren. Met dit voorstel hoopte men een andere discussie te
neutraliseren, die direct na de ‘Wende’ was begonnen, namelijk of en zo
ja in welke mate Oostduitse ondernemingen joint-ventures mochten aangaan met westerse bedrijven. Strijdpunt daarbij was met name de vraag
of die bedrijven maximaal 49 procent van het aandelenkapitaal mochten inbrengen of dat het ook meer
dan 50 procent zou mogen zijn. De
toenmalige minister van Economische Zaken, mevrouw Luft, was daarbij geporteerd voor de eerste optie,
om te voorkomen dat men niet meer
de volledige controle over de betreffende onderneming zou houden.
Deze discussie vergrootte in het buitenland de al reeds bestaande argwaan om in dergelijke projecten te
participeren.
Om deze patstelling te doorbreken,
werd op 1 maart 1990 de Treuhandanstalt opgericht. Hierin werden niet
alleen de 8.000 VEB’s en landbouwbedrijven ondergebracht, maar ook
alle andere bezittingen van de staat,
bestaande uit gebouwen en landerijen. Onduidelijk bleef echter of de
Treuhandanstalt dit vermogen alleen
ESB 10-4-1991
moest beheren of dat men ook
mocht privatiseren. De praktijk was
dat men op de oude vertrouwde
voet van centrale planning doorging.
In plaats van het planbureau kwamen de directieven voor de verschillende bedrijven nu van de Treuhandanstalt. Ook de personele bezetting
droeg hiertoe bij. De leiding kwam
in handen van planeconomen die
vooralsnog geen markteconomie wilden.
De zaken kwamen in een stroomversnelling met het Treuhandwetsontwerp van 17 juni 1990. Daarin werd
een groot aantal taken voor de Treuhandanstalt opgesomd, waarmee de
introductie van een markteconomie
in het Beitritts-gebied zou worden
vergemakkelijkt. Die taken zagen er
als volgt uit:
– de Treuhandanstalt is verantwoordelijk voor de herstructurering en
privatisering van de onder haar
verantwoording staande bedrijven, zodanig dat ze weer kunnen
concurreren;
– de Treuhandanstalt moet voorkomen dat op de verschillende markten monopolie-achtige situaties
gaan ontstaan;1
– een eventuele verkoop moet tegen redelijke prijzen geschieden;
– indien verkoop niet lukt moet de
Treuhandanstalt voor een verantwoorde liquidatie zorgen;
– de Treuhandanstalt moet alle directe overheidseigendommen herverdelen over de nieuw te scheppen bestuurslagen.
Om dit alles te kunnen realiseren
werd de Treuhandanstalt voor de
jaren 1990 en 1991 elk 25 miljard
D-mark toegezegd, te lenen via de
kapitaalmarkt1. Daarnaast zou de
Treuhandanstalt gebruik kunnen maken van de uit de privatisering verkregen financien om de nog resterende bedrijven te saneren en daarna te
privatiseren. Tegelijkertijd werd er
schoon schip gemaakt in het personeelsbestand van de Treuhandanstalt. Eind juni werd Reiner Gohlke,
tot dan president van de Deutsche
Bundesbahn, tot president van de
Treuhandanstalt benoemd, en Detlev Rohwedder tot voorzitter van de
raad van toezicht.
Toen op 1 juli 1990 de economische
en monetaire unie een feit werd,
stond de Treuhandanstalt voor een
onmogelijke taak. De onder haar beheer staande bedrijven moesten in
een klap in een markteconomie functioneren, met produkten die kwalitatief volstrekt niet konden concurre-
ren, met managers die hiermee volstrekt geen ervaring hadden, zonder
een goede infrastructuur, zonder een
adequaat bestuursapparaat en zonder een goede boekhouding. De resultaten waren er dan ook naar: “van
catastrofe naar catastrofe”, zo kenschetste Gohlke die eerste weken.
Na vijf weken al diende hij zijn ontslag in; zijn opvolger heette Rohwedder. Deze begon meteen met een
herstructurering van de Treuhandanstalt, met een veel grotere inbreng
van mensen uit West-Duitsland en
met een grotere eigen verantwoordelijkheid voor lagere echelons. De
Treuhandanstalt was namelijk al direct verweten dat men extreem bureaucratisch opereerde. Een ander
probleem vormden de medewerkers
uit het Beitritts-gebied. Rohwedder
was van mening dat iedereen met
een Stasi-verleden niet in de Treuhandanstalt thuishoorde. Juist in de
eerste maanden vonden namelijk tal
van transacties plaats, bij voorbeeld
de aankoop van de Intercontinental
hotels door de Westduitse Steinberger groep, waarbij de verkoopprijs
ver beneden de marktwaarde lag.
Nog steeds lopen er onderzoeken
naar de vraag of hier sprake is geweest van steekpenningen en van
een strategic om de Treuhandanstalt
verdacht te maken.
Resultaten
De ervaringen met de Treuhandanstalt in de afgelopen maanden zijn teleurstellend geweest. Het aantal verkochte ondernemingen is gering.
Tot einde 1990 waren er slechts 450
van de 8.000 bedrijven verkocht. Momenteel ligt dat aantal rond de duizend. Daarnaast kon de verkoop geregeld worden van 15.000 winkels.
Tal van hinderpalen bleken een vlotte verkoop in de weg te staan, varierend van onduidelijkheid over de eigendomsrechten en vrees voor zeer
hoge milieukosten tot het nog steeds
niet kunnen beschikken over een
goede boekhouding en daarmee
over een balans waarop de waarde
van de onderneming viel af te lezen.
Naast het ontbreken van een adequaat prijsstelsel is hier ook een afwijkende boekhoudingsmethodiek
in de vroegere DDR debet aan. De
belangstelling van Westduitse en buitenlandse ondernemingen was veel
geringer dan men aanvankelijk inge1. Volgens Die Zeitwordt er in regeringskringen nu gesproken over een budget
voor de Treuhandanstalt van DM 400 miljard tot het jaar 2000.
ECONOMIE
schat had. In plaats van de opbouw
van nieuwe produktiecapaciteit in
het Beitritts-gebied zagen veel ondernemingen in West-Duitsland meer
mogelijkheden in een betere benutting van het bestaande produktieapparaat. Sommige ondernemingen
stuurden welbewust aan op liquidatie van produktiecapaciteit in het
Beitritts-gebeid, in plaats van overname en instandhouding. En als ondernemingen al wilden investeren, dan
kon het gebeuren dat de Treuhandanstalt geen toestemming gaf om te
voorkomen dat er een monopoloi’de
marktsituatie zou ontstaan. Bekendste voorbeeld hiervan is de vruchteloze poging van Lufthansa om Interflug over te nemen, en het daaruit
resulterende faillissement voor Interflug. De Treuhandanstalt vreesde
een herhaling van ontwikkelingen in
de bank- en verzekeringssector waar
door overnames door Deutsche
Bank en Alianz monopolie-achtige
situaties zijn ontstaan.
Daarnaast zijn er tal van klachten
van buitenlandse ondernemingen
dat zij achtergesteld zijn bij Westduitse bedrijven bij deze overnames. Onduidelijk is of deze klachten terecht
zijn. Ook door Nederlandse ondernemingen worden ze wel geuit, zo
bleek onlangs bij een bezoek van
Rohwedder aan Den Haag. Dit bezoek had mede tot doel om meer Nederlandse ondernemingen ertoe
over te halen om ondernemingen uit
de Treuhandanstalt over te nemen.
Tot nu toe zijn er slechts een paar
van dergelijke transacties gesloten.
Vergeleken met Frankrijk bij voorbeeld is er sprake van een opmerkelijke terughoudendheid bij Nederlandse ondernemingen.
Harde keuzes
Het laatste halfjaar is de Treuhandanstalt uitgegroeid tot een schaduwministerie, met momenteel 3.000 werknemers. Die groei was ook hard
nodig, want men had zich enorm
verkeken op het werk. Nog steeds is
voor een groot aantal ondernemingen geen adequate boekhouding beschikbaar, terwijl dat toch de basis
voor de onderhandelingen dient te
zijn. De onderhandelingen zelf nemen ook veel meer tijd in beslag
dan verwacht, temeer daar ondernemingen al dan niet bewust een afwachtende strategic volgen. Zij zijn
in een sterke positie, de Treuhandanstalt daarentegen is steeds meer verzwakt geraakt. Tegenover hoge
maandelijkse lasten staan nauwelijks
inkomsten uit privatisering. Dat be-
perkt weer de mogelijkheden voor
goede sanering van andere bedrijven en daarmee hun kansen op verkoop. Het gevolg is dat de Treuhandanstalt steeds meer genoodzaakt is
om bedrijven te liquideren, met alle
sociale spanningen vandien.
De onvrede in het Beitritts-gebied
over de negatieve gevolgen van de
eenwording is de laatste weken
sterk toegenomen. Te zamen met
een aantal financiele crisissituaties
heeft dat tot grotere onzekerheid in
Bonn geleid. Mede daardoor lijkt er
in Bonn een herorientatie waarneembaar over de functies van de Treuhandanstalt, waarbij men meer prioriteit wil geven aan de
instandhouding en sanering van bedrijven in plaats van aan liquidatie.
De veronderstelling is dat als men
erin slaagt om met een aantal bedrijven de huidige crisis door te komen
het in de toekomst gemakkelijker is
om nieuwe arbeidsplaatsen te scheppen. Deze verschuiving — van de
creatie van concurrerende ondernemingen naar de instandhouding van
bepaalde sectoren of bedrijven lijkt gelijk op te gaan met een toenemende invloed van het Ministerie
van Economische Zaken ten koste
van het Ministerie van Financien.
Mollemann, de nieuwe minister van
Economische Zaken, tracht meer
grip te krijgen op de Treuhandanstalt. Rohwedder heeft zich hier echter met succes tegen verzet.
Waar politici als Kohl vorig jaar nog
een beeld schetsten van een zonnige
toekomst, met alleen maar complementaire doelstellingen van economische politick, daar laat de realiteit
zien dat er juist sprake is van harde
keuzes. Gechargeerd gesteld: een sociaal aanvaardbare omrekenkoers
toen tegenover malaise nu, loonsverhoging nu tegenover werkloosheid
straks, behoud van werkgelegenheid
nu tegenover wellicht een onbeheersbare begroting straks, maar
ook hoge werkloosheid nu tegenover onaanvaardbare sociale kosten
in de toekomst. Duidelijk is dat de
politick zich voor een immens vraagstuk gesteld ziet. Hoe de Treuhandanstalt moet functioneren, is een
cruciaal onderdeel van de problematiek. Het is tragisch dat Rohwedder
hieraan geen bijdrage meer kan leveren.
Kees van Paridon
De auteur is werkzaam bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.