Vakantie, arbeidsduur en werktijden
P.J. I/OS
Met is weer zomer en dus verlaten de
Westeuropeanen massaal huis en
haard; ze gaan op vakantie. Daarbij
gaat het om meer dan alleen maar een
kwestie van welvaart. Want ook al is
vakantie nog niet haalbaar en betaalbaar voor iedereen, in vergelijking tot
welvarender staten als de VS en Japan
is ze hier toch sterk gedemocratiseerd.
Tussen West-Europa enerzijds en de
VS en Japan anderzijds bestaat een
groot verschil in opvatting over de waarde van vrije tijd en de verdelingsaspecten ervan. Hier een algemeen toegekend recht, daar een individueel te verwerven luxe.
De effectieve arbeidsduur van werknemers met een full-time baan ligt in de
Europese Gemeenschap rond de 1.600
uur gemiddeld per jaar. In de VS en
Japan komen daar zo’n 400 uurbij. Voor
zo’n 100 a 150 uur betreft dat een verschil in vakantieduur, de rest heeft betrekking op de dagelijkse verdeling van
vrije tijd en werk. En niet alleen is de
arbeidsduur hier korter, ook de momenten waarop wordt gewerkt zijn aan
strakkere regelgeving gebonden; de
vrije avond en het vrije weekend worden
in West-Europa steviger beschermd.
Sommigen zien hierin een probleem.
De Westeuropese belangstelling voor
vrije tijd, zo denkt men, komt in mindering op het produktief vermogen en
houdt een concurrentienadeel in. Dat
lijkt me een vergissing. Voldoende vrije
tijd is een voorwaarde voor de instandhouding van arbeidsvermogen. Daarnaast houdt de wens tot een zinvolle
besteding van vrije tijd een krachtig motief in voor inkomensverwerving en dus
voor een actieve arbeidsparticipatie.
letwat zwart-wit gezegd: zonder vrije tijd
geen arbeidsvermogen en zonder werk
geen echte vrije tijd.
Het produktief vermogen wordt wel
aangetast door het grote aantal niet-actieven en de lage gemiddelde arbeidsduur van werknemers met een onvolledige baan. Rekening houdend hiermee
valt de vergelijking tussen West-Europa, de VS en Japan anders uit dan
doorgaans wordt aangenomen. Uitgedrukt in uren per jaar en per lid van de
beroepsbevolking kent West-Europa
een effectieve arbeidsduur van ruim
1.000 uur, Japan zit op hetzelfde niveau, de VS ongeveer 200 uur daaronder. Nederland en Belgie wijken af van
het Westeuropese patroon. Ze zitten
maar enige tientallen uren boven de VS,
onder meer vanwege het relatief grote
aantal arbeidscontracten met een uit-
ESB 20-6-1990
zonderlijk lage arbeidsduur. De OESO
noemt dit ‘externe f lexibiliteit’, in kringen
van de vakbeweging is ook de uitdrukking ‘pulparbeid’ niet ongebruikelijk.
Deze cijfers zijn grotendeels afkomstig van de IG Metall, de grootste vakbond in de BRD, die ze gebruikte om het
concurrentie-aspect toe te lichten van
zijn streven naar een 35-urige werkweek. Uit Nederlandse en EG-bronnen
weten we dat werknemers met een
deeltijdbaan of een anderszins beperkt
dienstverband in grote meerderheid de
voorkeur geven aan een fulltime baan
met een dienstverband voor onbepaalde tijd. Voor deze werknemers gaat de
op het eerste gezicht wat merkwaardige
stelling op dat meer werk tot meer echte
vrije tijd leidt. Daarom zou de doelstelling voor wekelijkse arbeidsduur in ons
land misschien anders moeten worden
geformuleerd dan in Duitsland: niet verkorting maar verlenging ervan tot 36
uur.
Het werken in continu-dienst is voor
sommige bedrijven onvermijdelijk. In de
publieke sector geldt dat bij voorbeeld
voor de gezondheidszorg en de politie.
In de procesindustrie kan de produktie
dikwijls om technische redenen niet
worden gestopt en elders dwingen de
kosten van de kapitaaloutillage tot langere bedrijfstijden. In al deze gevallen
is de bedrijfstijd langer dan de gemiddelde arbeidsduur en vallen de werktijden buiten het ‘normale’ patroon van 8
uur’s morgens tot 5 uur in de namiddag.
Een bijzondere reden voor onregelmatige werktijden bestaat in bedrijfstakken
als de horeca, het winkelbedrijf en het
openbaar vervoer. Wie de avond en de
vrije zaterdag wil doorbrengen met
vrienden en familieleden die eveneens
vrij zijn, moet op de volledige en klantvriendelijke inzet van het winkelpersoneel gedurende die zelfde uren kunnen
rekenen. Deze werktijden hebben de
neiging zich naar andere bedrijfstakken
voort te planten. Zou het niet handig zijn
als de openingstijd van postkantoren,
banken en een aantal gemeentelijke
diensten samenvalt met die van winkels
en horeca en dat uw dagblad ook op
zondag uitkomt? De zaterdag is al niet
meer heilig.
De flexibilisering van werktijden staat
hoog op de agenda in ons land. De
gedachte bestaat dat Nederland ‘achterligt’ op dit gebied en dat het goed is
voorde concurrentiepositie en passend
in het streven naar individualisering om
deze achterstand weg te werken. Dat
brengt ons nog iets dichter bij de VS en
iets verder weg van het Westeuropese
patroon. Voorde bezwaren is opvallend
weinig aandacht. Ruimere openingstijden verhogen de kosten van de detailhandel, stimuleren de vervanging van
klein- door grootwinkelbedrijven en
kunnen leiden tot uitschakeiing van
maatwerk in de dienstverlening. Ook
elders kan maatwerk in werktijden de
kwaliteit van de produktie nadelig beTnvloeden. Dat zouden we niet moeten
willen. DemeestvoorkomendeenAmerikaans aandoende vorm van flexibiliteit, de pulparbeid die geen ruimte biedt
voor de ontwikkeling van werkervaring
en daardoor de arbeidsvoorziening ondermijnt, zou vanwege de nadelige economische en sociale effecten moeten
worden bestreden. En dan moet ook
nog worden gewaakt tegen een te hoge
werkdruk en een te snelle fysieke slijtage. Bij onregelmatige werktijden ligt de
WAO als het ware op de loer.
De Westeuropese opvattingen over
de verdeling van werk en vrije tijd zijn
mijns inziens veruit superieur aan de
Amerikaanse zowel vanuit een economisch als een sociaal gezichtspunt. Een
beetje collectivisering op dit punt zou
ons land geen kwaad doen. Al was het
maar omdat het ons helpt te integreren
in West-Europa. Lang leve de Europese
opvattingen over vrije tijd.
559