Econometrische stijloefeningen
Toen de student-assistent de resultaten van de schatting van een eenvoudige
macro-economische consumptiefunctie
binnenbracht, bleek tot grote ontzetting
van de econometrist de geschatte marginale consumptiequote gelijk aan 1,25
met standaardfout 0,05. Een bijzonder
vervelend resultaat omdat de rest van
wereld sinds het begin der tijden een
marginale consumptiequote significant
kleiner dan 1 had gevonden. Gelukkig
beschikt een econometrist over een
haast eindeloze reeks variaties in tekst
en uitieg om resultaten te presenteren.
Ook vervelende resultaten.
Bloedende neus
Uit tabel 1 blijkt dat de marginale
consumptiequote vrij hoog is en zeer
significant. De t-waarde is zelfs 25! Verder is de R2 erg hoog (0,999) wat aangeeft dat de fit bijzonder goed is. De
gecorrigeerde R2 ligt daar een haast
niet meerte lezen fractie onder. De Durbin-Watson is niet echt onrustgevend.
Een visuele inspectie van de geplotte
residuen bevestigde dat ze vrijwel a-select over het plaatje verspreid lagen. Dit
alles duidt erop dat we de geschiedenis
van de consumptie in Nederland vrij
nauwkeurig kunnen verklaren met deze
eenvoudige lineaire functie.
Voorburgse verklaring
Dat onze marginale consumptiequote hoger is dan wat eerder in de literatuur werd gevonden, is vermoedelijk te
wijten aan de slechte data. Het betreft
hier enerzijds vooroorlogse data waarvan de kwaliteit uiterst twijfelachtig is. In
de na-oorlogse periode is door het bureau voor de statistiek de definitie van
de consumptie en het inkomen een aantal keren gewijzigd. Deze trendbreuken
in de tijdreeksen zijn helaas niet meer
te corrigeren.
Oorlogsverklaring
Uit de theorie van macro-economische consumptiefunctie volgt dat de
marginale consumptiequote kleiner dan
1 is (zie Keynes (1936), biz. 96). De hier
geschatte quote is significant groterdan
1. Ook na weglaten van de vooroorlogse data en de a-typische datapunten
veroorzaakt door het hamstergedrag
van Nederlandse huishoudens tijdens
de oorlog in Korea, de inval in Hongarije
en in iets mindere mate de Cuba-crisis,
blijft de consumptiequote te hoog. Wij
hebben geexperimenteerd met semilog en log-specificaties maar het mocht
niet baten. Het gevonden resultaat blijkt
vrij robuust.
ESB 24-1-1990
J.J.M. Theeuwes
Brevet van onvermogen
Het huidige inkomen is een onvolmaakte benadering van theoretisch correcte begrippen als permanent inkomen
en ‘life-cycle’-inkomen. Verder ontbreken in de vergelijking de rentevoet, het
vermogen, de inflatie enzovoort. Onze
dynamische specificatie laat te wensen
over. Een instrumentele variabele
schatter ware beter geweest vanwege
de simultaniteit. Het allermooist is natuurlijk de ‘encompassing approach’
van David Hendry. Met meer geavanceerdetechnieken en een betere specificatie had de consumptiequote waarschijnlijk wel onder de 1 gedoken. Dit
valt echter buiten het bestek van dit
artikel omdat het anders veel te lang
dreigt te worden. Het staat bovenaan de
agenda voor vervolgonderzoek.
Oud Cambridge
In de kapitalistische samenleving
verdienen kapitalisten wat ze besteden
en besteden arbeiders wat ze verdienen. Kapitalisten sparen hun hele inkomen terwijl arbeiders hun hele inkomen
uitgeven. De geschatte consumptiequote is een mengeling van de kapitalistische en de proletarische quote. In
de huidige economische crisis, die het
definitieve einde van het kapitalistische
systeem inluidt, is het historisch onvermijdelijk dat arbeiders meer uitgeven
dan hun inkomen en ligt het voor de
hand dat hun consumptiequote groter is
dan 1. Omdat er meer proletaries dan
kapitalisten zijn, geeft hun quote de
doorslag.
Nieuw Yuppie
De reeds jaren aan de gang zijnde
opstuwende trend van de Dow Jones op
Wall Street en de Nikkei-index in Tokio,
de voortdurende toename van het aantal banen (“the Dutch miracle job machine”), het definitieve neerslaan van de
inflatoire tendens, zijn stuk voor stuk
aanwijzingen dat wij aan het begin
staan van een nieuwe up-swingende
fase van de Kondratieff. Dit gaat gepaard met een terecht optimisme, niet
alleen bij de decision-makers in de economie maar ook in de 5 miljoen huishoudens van ons koninkrijk waardoor
de marginale consumptiequote boven
de 1 uitkomt (“the sky is the limit”)
Prik
Bij het niet-gerestricteerd schatten
van de consumptievergelijking bleek de
coefficient van de inkomensvariabele
boven de 1 uit te komen. Dat geeft enige
technische problemen bij de simulatie
van ons model. We hebben de coefficient daarom op de dichtstbijzijnde aanvaardbare waarde geprikt, namelijk
0,999.
Op naar de Nobelprijs
Sinds jaren hebben econometristen
resultaten gepresenteerd waaruit zou
blijken dat de marginale consumptiequote lager is dan 1. Op basis van mijn
eenvoudige model is onomstotelijk aan
te tonen dat dit niet het geval is. Welke
gevolgen dit nieuwe resultaat voor de
ontwikkeling van de economische wetenschap in het algemeen en van de
macro-economie in het bijzonder zal
hebben, valt vanaf deze plek niet te
overzien.
Te laat?
Veel later ontdekt de econometrist bij
toeval dat bij het schatten inkomen en
consumptie van plaats zijn verwisseld.
Het artikel is al geaccepteerd.
Exercises de style van Raymond Queneau
(Gallimard, Parijs, 1947) heeft model gestaan voor deze column. Een schitterende
en amusante Nederlandse vertaling van
deze parel is van Rudy Kousbroek Stijloefeningen (De Bezige Bij, Amsterdam, 1978).
79