Conjunctuurbericht
September 1986
Centraal bureau voor de statistiek*
Het voor seizoenin vloeden gecorrigeerde volume van de industriele produktie was in juli 1 % groter dan in
juni. Ten opzichte van juli 1985 bedroeg de stijging 3%; de produktie in de nijverheid (excl. bouwnijverheid) nam over deze per/ode met 4% toe. In verband met mogelijke verschuivingen in het vakantiepatroon dienen deze cijfers met enige voorzichtigheid te worden ge’fnterpreteerd. Volgens de conjunctuurtest bij de Industrie zijn de orderontvangsten in juli licht afgenomen ten opzichte van de maand
ervoor. Als gevolg hie/van Hep de index van de orderpositie met 1 punt terug. Het volume van de invoer
was in juli 5% groter dan in dezelfde maand van 1985; de uitvoer steeg eveneens met 5%.
De in- en uitvoerprijzen (unit value) daalden over deze periode met respectievelijk 21% en 18%. De ruilvoet verbeterde hierdoor met 4%. De consumptieve bestedingen van gezinnen, gecorrigeerd voor
prijsveranderingen, namen in juli met 3% toe ten opzichte van juli vorigjaar. Opnieuw werd de grootste
stijging gemeten bij de duurzame goederen. Volgens het consumentenconjunctuuronderzoek loopt het
consumentenvertrouwen de laatste maanden lets terug. Nadat in me/ nog gemiddeld 13% meer positieve dan negatieve antwoorden werden geregistreerd, nam dit saldo in augustus af tot +7%. Het
prijsindexcijfer van de totale afzet van de Industrie lag in juni 12,7% onder dat van juni 1985; met name
de naar het buitenland afgezette goederen werden goedkoper. Net als in juli, lagen in augustus de consumptieprijzen onder die van dezelfde maand van 1985. Volgens cijfers van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid daalde het voorseizoeninvloeden gecorrigeerde aantal geregistreerde werklozen met 17 200 en kwam daarmee voor het eerst sinds September 1982 weer onder de 700 000.
Dit blijkt uit gegevens die medio September beschikbaar waren. In de Focus wordt nader ingegaan op de
ontwikkeling van de consumptie op lets langere termijn.
Het volume van de industriele produktie was in juli, voor
seizoeninvloeden gecorrigeerd, 1% groter dan in juni. Vergeleken met juli 1985 bedroeg de toename van de gemiddelde dagproduktie in de industrie 3%; de produktie in de
nijverheid (excl. bouwnijverheid) steeg met 4%. De produktiecijfers van juli en augustus kunnen zijn beinvloed door
verschuivingen in het vakantiepatroon. Hiermee moet bij de
interpretatie van de cijfers rekening worden gehouden.
kwartaal beschikbaar gekomen. Gewogen met hun aandeel
in de Nederlandse uitvoer nam de produktie in de nijverheid
(excl. bouwnijverheid) van onze zes belangrijkste exportlanden met 3% toe (zie tabel 2). Net als in het eerste kwartaal bleef de produktiegroei in Nederland hierbij achter;
deze bedroeg 1% ten opzichte van het tweede kwartaal van
1985. In Japan, dat niet tot onze zes belangrijkste ex portlanden behoort, daalde de produktie in het tweede kwartaal
Produktie industrie (volume – seizoengecorrigeerd)
Produktie nijverheid
(volume – seizoengecorrigeerd)
Indeicij fers I960 – 100
’77
lifers 1980 – 100
’80
’77
’80
A
I
S
0
N
D
J
F
M
A
M
1 1 1 1
I
J
J
A
S
O
N
D
J
F
M
A
M
J
J
A
1984
Van de meeste van onze belangrijkste handelspartners zijn
inmiddels de gegevens over de produktie in het tweede
ESB 24-9-1986
I
II III IV
1980
1
I
1
1
II III IV
19B1
1
I
]
II III IV I
19B2
1
1
1
1
II III IV I II III II
19B3
1964
1
I
1
II III IV
1985
I
1 1
II III
1986
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.
* Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen van het CBS.
937
licht (-1% t.o.v. de overeenkomstige periode van het voorgaand jaar). Dit is sinds het eerste kwartaal van 1983 niet
meer voorgekomen.
De conjunctuurtest over juli laat, ten opzichte van juni, een
lichte afneming van de orderontvangst zien. De sterkste
dating deed zich voor bij de consumptiegoederenindustrie.
vraagden van mening dat de werkloosheid in de komende
twaalf maanden zou stijgen, in mei was dit slechts 12%. Een
dating van de werkloosheid werd in augustus door 29%
voorzien; in mei was dit nog 52%.
Het prijsindexcijfer van het verbruik van grondstoffen en
halffabrikaten door de industrie is van juni 1985 op juni
De orderpositie van de industrie als geheel liep mede hier-
1986 met 21,7% gedaald. De totale afzet van de industrie
door met 1 punt terug en kwam op 108. In de beoordeling
van de orderontvangst, de orderpositie en de voorraad eindHet volume van zowel de in- als de uitvoer van goederen
daalde over deze periode 12,7% in prijs. De sterkste dating
deed zich voor bij de buitenlandse afzet (-17,4%); de in het
binnenland afgezette industriele produkten werden 7,3%
goedkoper. Binnen deze laatste categorie daalden de prij-
was in juli 5% groter dan in juli 1985. Dit was het resultaat
zen van de intermediaire goederen (-9,9%) en de con-
van dalende waardecijfers en nog sterker afnemende prijzen. De invoerprijzen (unit value) lagen in juli 21% onder het
niveau van dezelfde maand van 1985; de uitvoerprijzen
daalden iets minder (-18%). Door deze ontwikkelingenver-
sumptiegoederen (-4,5%), de investeringsgoederen werden daarentegen 1,0% duurder.
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is tussen midden juli en midden augustus met 0,2% gestegen. Ten
beterde de ruilvoet in juli met 4%. In het eerste halfjaar
opzichte van augustus 1985 daalde het prijsindexcijfer met
bedroeg de ruilvoetverbetering gemiddeld 5%. Gemiddeld
over de eerste zeven maanden van dit jaar nam het volume
0,5%. Deze dating werd veroorzaakt door afnemende prijzen in de groepen voedingsmiddelen, dranken en tabak
produkt kwam opnieuw vrijwel geen verandering.
van de invoer met 3% toe en dat van uitvoer met 2% ten
(-1,3%), huur en bijkomende kosten (-1,8%) en verkeer en
opzichte van dezelfde periode van 1985; de in- en uitvoerprijzen daalden respectievelijk met 17% en 13%.
vervoer (-3,4%). De grootste toename werd geregistreerd
bij de prijzen van kleding en schoeisel (3,0%).
In juli lagen de regelingslonen van de overheid 1,6% hoger
dan een jaar eerder. De stijging van de regelingslonen in het
particulier bedrijf (+0,9%) was geringer. De stijging van de
In- en uitvoer van goetleren (volume)
1 U
“
Inaexcijfers I960 – 100
[Al
I
I
’77
I
t
I
’80
I
I
I
i i i
het inhoudingspercentage in januari 1986. Het regelings-
loon van de overheid is gedefinieerd als het schaalloon
minus de inhouding. Via de inhouding wordt het bruto overheidssalaris gecorrigeerd voor de ontwikkeling van een
/
nn
overheidslonen wordt veroorzaakt door de verlaging van
0-,
’85
aantal sociale verzekeringspremies, die wel door werknemers in het bedrijfsleven maar niet door ambtenaren
worden afgedragen. Voor de berekening van het regelingsloon in het particuliere bedrijfsleven heeft een verandering
in de sociale premies geen consequenties. Dit verschil in de
inhoud van het bruto loonbegrip is er de oorzaak van dat de
dalende sociale verzekeringspremies in januari wel het
bruto loon bij de overheid positief be’invloedden, terwijl
deze geen effect hadden op de regelingslonen in het
particuliere bedrijfsleven. In bijgaande grafiek is de ontwikkeling weergegeven van de (maand-)indexcijfers van de
regelingslonen in het particulier bedrijf en die van de regelingslonen van de overheid. Tevens is hierin het verloop
van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie aangegeven.
De consumptieve bestedingen van gezinnen, gecorrigeerd
voor prijsveranderingen, namen in juli met 3% toe ten
opzichte van dezelfde maand van 1985. Opnieuw deed
zich de grootste stijging voor bij de duurzame consumptiegoederen (5%) en wel vooral bij de aankopen van nieuwe
personenauto’s. De bestedingen aan voedings- en genot-
Regelingslonen en consumptieprijzen
middelen namen met 4% toe. Het warme weer in juli had
met name een positief effect op de consumptie van dranken
en ijs. Bij de overige goederen en diensten werd een volumetoename van 2% geregistreerd. In de Focus wordt
nader ingegaan op de ontwikkeling van de consumptie op
iets langere termijn.
Volgens het consumentenconjunctuuronderzoek is het ver-
trouwen van de consumenten in de ontwikkeling van de
Nederlandse economie tussen mei en augustus geleidelijk,
maar ononderbroken gedaald. Het consumentenvertrou-
wen wordt berekend als het rekenkundig gemiddelde van
het saldo van de positieve en negatieve antwoorden (in
procenten van het totaal) op een vijftal vragen. Dit gemiddeld saldo liep tussen mei en augustus terug van +13% tot
J~
90 _LXJ——
1
1
1
II III IV I
II III IV I
1980
1
19B1
1
1
1
I
I
[
II III IV 1 II III IV I
1983
1982
1 1 !
II III IV I
1984
1
1
1
1
1
1
I! Ill IV I 11 III
1985
1986
+7%. Met name het oordeel over de algemene econo-
mische situatie werd in deze periode minder positief. Zo
vond in mei nog 50% van de ondervraagden dat de econo-
mische situatie de laatste twaalf maanden was verbeterd, in
Volgens cijfers van het Ministerie van Sociale Zaken en
augustus was dit gedaald tot 39%. Ook het aantal geenque-
Werkgelegenheid daalde het aantal geregistreerde werklo-
teerden dat een verbetering van de economische situatie in
de komende twaalf maanden verwachtte, nam af. Het
oordeel van de consumenten over nun eigen financiele
situatie bleef de laatste maanden stabiel. Bij de vragen van
zen, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, tussen eind juli en
eind augustus met 17 200 en kwam daarmee op 696 100.
Het was de eerste keer sinds September 1982 dat het aantal
geregistreerde werklozen onder de 700 000 lag. Verge-
het onderzoek die niet bij de berekening van het consumen-
leken met dezelfde maand van 1985 nam het aantal
tenvertrouwen worden meegenomen, deed zich de opvallendste verschuiving voor bij de verwachting ten aanzien
werkloosheidsuitkeringen in juli met 4% af; de daling van
de geregistreerde werkloosheid over deze periode was
van de werkloosheid. In augustus was 30% van de onder-
groter (-7%).
938
r
Tabel 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen in Nederland
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde peri ode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1979/83
gemidd.
1984
1985
1985
1986
1986
2e kw. 3e kw. 4e kw. 1e kw. 2e kw. febr.
juni
mrt.
apr.
-2
6
17
3
-2
-24
2
-1
4
-6
-1
2
1
4
-1
6
-5
-1
-5
0
-1
-7
7
1
6
5
4
-8
4
1
-7
0
-2
43
37
-18
6
11
13
-4
5
2
9
22
-14
-7
5
0
16
4
1
8
18
10
-3
6
mei
juli
aug.
1. VOLUMEGEGEVENS
Produktie in de nijverheid
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Delfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Aardolie-industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen
Buitenlandse hands/ (goederen)
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Urtvoer, totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
-1
-6
0
2
-4
-1
-9
2
5
-5
-1
2
-1
2
3
5
2
6
3
0
4
9
8
7
1
15
8
6
5
-6
2
-3
6
3
2
-10
3
2
3
3
2
4
-12
0
11
3
-9
13
3
0
-9
4
8
3
2
2
4
-4
2
4
-1
7
-2
-1
12
2
14
-15
6
7
4
4
4
-1
1
13
22
5
-2
6
9
4
3
3
1
7
6
11
1
9
9
8
23
23
5
16
1
5
2
5
4
2
9
4
-1
0
-2
-4
-2
-3
3
2
5
-8
2
5
Fabrikaten
Voedings- en genotmiddelen
Textiel en kleding
Aardolieprodukten
Chemische produkten
Metaalprodukten
Overige fabrikaten
-2
-1
5
3
8
3
3
6
6
0
-8
2
1
2
4
-2
3
2
5
-2
6
1
-4
4
17
1
1
4
2
0
0
-2
7
-4
0
2
0
7
-5
8
4
3
4
3
17
2
-5
32
0
-2
6
7
-1
-1
0
6
4
6
28
8
5
-10
9
4
12
9
9
11
13
-1
-11
3
3
2
^
5
-2
6
8
3
1
5
0
24
-1
-4
5
4
4
-1
0
1
-2
1
-2
3
-3
-4
2
6
18
6
9
10
6
-9
5
4
6
3
1
2
6
1
1
7
3
1
-2
5
9
20
-1
-6
9
7
8
2
-7
-2
-17
3
3
2
8
14
2
66
6
14
-8
-3
16
-6
17
3
1
16
16
7
4
8
10
8
-18
-2
4
-6
-5
-33
-3
-2
-1
0
-4
4
8
10
-3
4
6
15
-10
6
2
4
21
8
0
11
2
0
3
4
4
9
1
0
3
3
4
2
1
2
3
3
3
2
1
3
3
3
8
5
-13
6
4
6
18
6
1
8
3
2
5
5
3
10
2
2
6
1
3
3
5
3
1
5
3
1
2
2
4
6
10
1
8
-5
2
-21
2
-4
5
6
0
-7
17
10
-8
21
3
2
15
-5
-8
-6
16
10
14
17
6
11
-6
-46
2
-4
-4
31
-1
Consumptieve bestedingen van gezinnen
Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
1
2
0
4
0
4
4
15
2
2
3
13
-5
5
-4
-4
-1
0
-1
Textiel, kleding, schoeisel e.d.
Huish. artrkelen en woninginrichting
Transportmiddelen
Rest duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten
1
1
2
2
0
8
2
1
0
0
Huur, verwarming, verlichting en water
Rest overige goederen en diensten
1
1
2
0
0
9
3
1
1
1
2
1
4
2
3
14
3
1
2
0
4
5
/nvesteringen in vaste active
Bruto investeringen, totaal
-4
Bedrijven
Nijverheid
Exploitatie van woningen
Overige bedrijven
Overheid
-4
-6
-3
-4
-3
_2
6
3
3
16
-2
-2
0
6
6
12
-2
10
5
4
11
-8
7
-8
2. PRIJZEN
Producentenprijzen landbouw. tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Ruihroet, unit value (goederen)
Invoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Dollarkoers, contante notering
1
9
4
0
2,5
-1
5
4
2,5
1,0
-0,1
14
2,3
1,3
-1,9
_3
-22
27
-19
-4
29
-13
-10
32
-9
35
-16
83
100
-11
0
8
8
5,6
3
5,6
2
6
8
3,3
0,3
-1.4
12
1,0
1
1
2
2.3
1,1
-1,0
85
105
-9
4
85
104
-9
3
107
-10
3
0
-1
768
4
-2
0
0,2
2
0
-3
-2,6
3
2
-2
1.7
-4
1.4
-1,9
-15
-6
-8
-9,3 -12,2
5
5
-13
-19
-9
-15
0,4
1,2
0,9
1,1
-0,4
-0,3
-28
-27
-9
-7
-6
-7
-7
-9,6 -11,9 -12,1 -11,9 -12,7
4
7
5
6
6
-20
-13
-17
-18
-20
-8
-12
-14
-14
-16
0,7
0,6
0,5
0.2
1.2
1.3
1.2
1,0
1.0
1.3
-0,4 -0,4 -1.2 -1,2
1,6
-27
-27
-29
-32
-29
4
-21
-18
-0,7
0,9
1,6
-26
-0,5
-26
3. OVERIGE INDICATOREN
Consumentenvertrouwen1
ANP-CBS beursindex
Uitgesproken faillissementen
(in %)
10
22
Con/unctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling orderontvangsten’
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten’
(in %)
Arbeidsmarkt
Werkzame personen in de Industrie
Aantal werkloosheidsuitkeringen
Geregistreerde werklozen2
Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties
1
2
9
-3
-2
1
33
508
7
822
761
8
-6
(x 1000)
3
0
8
6
11
5,8
8,0
7
(in %)
(in %)
6
10
8,7
9,7
-2
5
10
8
7
10
6,3
7,3
5
9
8
6
11
6,9
7,4
25
-31
25
-27
9
31
-11
13
30
-27
11
37
108
-10
6
109
-13
6
109
-13
7
109
-9
7
107
-14
6
-5
717
-5
733
-5
730
-6
723
-5
718
710
-4
713
4
4
29
4
4
21
13
5
6
5
31
4
7
5
27
19
6,1
6.3
6
6
6
6,0
6,8
6
9
2
6,6
6,4
6,2
6,4
6,1
6,2
3
30
-12
12
29
33
-31
-15
84
107
-9
5
84
108
-10
6
85
109
-12
1
1
-3
760
-4
741
1
-5
734
4
9
9
7
4
29
7
7
12
5,8
7,0
8
5,8
6,7
0
84
18
7
8
6
6,1
7.0
10
5,7
6,5
5
6
3
5,5
6,2
-7
7
-4
10
32
-17
7
35
-9
108
-12
6
696
5,6
5,9
Saldo van positieve en negatieve antwoorden in p recent en van het totaal.
Seizoengecorrigeerde cijfers fbron: Minister!e van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).
ESB 24-9-1986
939
Tabel 2.
Recente ontwikkelingen in het buitenland
1984
1985
1985
1986
2e kw.
3e kw.
4e kw.
1e kw.
1986
2e kw.
febr.
mrt.
apr.
mei
juni
8
1
juli
aug.
5
% mutatie t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor
Produktie nijverheid’
(volume)
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italie
3
2
3
1
3
Verenigde Staten
Japan
1
11
Buitenland (gewogen)2
Nederland
6
2
1
5
1
2
9
2
1
7
6
2
0
5
2
2
5
4
4
2
5
0
2
6
1
5
5
0
2
1
4
4
Bondsrepubliek Duitsland
Frankrijk3
Verenigd Koninkrijk
Italie3
1
1
2
2
2
2
3
2
1
2
2
2
3
3
4
2
3
4
3
2
Verenigde Staten
Japan
5
3
3
3
3
3
4
3
4
3
Nederland
0
2
1
2
3
0
5
3
–
4-1
4
0
1
1
1
1
4
4
5
–
4
1 0
1
3
4
2
1
1
4
1
1
2
4
–
1
2
0
2
2
4
0
–
2
5
0
0
-2
3
–
3
1
6
4
2
4
2
1
5
4
3
5
2
0
4
1
1
3
5
3
4
2
1
2
5
2
0
3
6
1
–
2
–
1
Gezinsconsumptie (volume)
Bron voor gegevens buitenland: Eurostat en OECD.
Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exportlanden, gewogen met hun aandeel in de Nedertandse export in 1984.
2
1
Excl. bouwnijverheid.
3
Binnenlandse consumptie.
Na een aantal jaren van daling en stagnatie nam vorig jaar
het volume van de binnenlandse consumptie weer met
1,5% toe. In de eerste zeven maanden van dit jaar werd deze
groei versterkt voortgezet (2,5% t.o.v. de overeenkomstige
periode van 1985). Voor duurzame consumptiegoederen
werd zelfs een gemiddelde volumetoename van 5% gemeten. De bestedingen aan voedings- en genotmiddelen en
aan overige goederen en diensten stegen over deze periode
beide met 2%.
In het Conjunctuurbericht is er al meermaals op gewezen
een aantal geindustrialiseerde landen vermeld. Voor Nederland is in deze tabel de reeks consumptieve bestedingen
door gezinshuishoudingen opgenomen. Deze reeks wordt
berekend door de binnenlandse consumptie te vermeerderen met de consumptie door Nederlanders in het buitenland en te verminderen met de consumptie door buitenlanders in Nederland.
In alle in tabel 2 genoemde landen werd in 1985 een volumetoename van de consumptie van 2 a 3% geregistreerd.
De eerste cijfers van 1986 wijzen op een verdere groei. Op
wat langere termijn bezien zijn tussen deze landen wel
frappante verschillen te constateren. Bij vergelijking van het
dat deze groei zich voordoet op een relatief laag niveau.
consumptievolume van 1985 met dat van 1980 blijkt dat in
Volgens de laatste cijfers was het volume van de bestedingen aan duurzame consumptiegoederen in de eerste
zeven maanden zo’n 14% kleiner dan in dezelfde periode
van 1978, toen het topniveau voor dit tijdvak werd gemeten. De consumptie van voedings- en genotmiddelen
bleef sinds 1979 vrijwel op hetzelfde niveau, ondanks een
bevolkingstoename van 2% over deze periode. Het volume
van de bestedingen aan overige goederen en diensten,
dat tussen 1980 en 1983 nagenoeg niet veranderde, nam
de laatste jaren licht toe.
In tabel 2 zijn de groeicijfers van de gezinsconsumptie van
de Verenigde Staten (+16%) en Japan (+15%) de consumptie fors is toegenomen. Daarentegen werd in de
Bondsrepubliek slechts een stijging van 2% gemeten, terwijl in Nederland het volume van de consumptieve bestedingen in 1985 zelfs kleiner was dan in 1980. In de eerste
twee kwartalen van 1986 werd in Nederland het gemiddeld
niveau van 1980 voor het eerst weer overschreden.
De ontwikkeling van de consumptie in de verschillende
landen correspondeert in belangrijke mate met de groei van
de produktie. Afhankelijk van de beschikbaarheid van de
gegevens is in bijgaande grafiek gekozen voor het Bruto
Binnenlands Produkt (BBP) dan wel van het Bruto Nationaal
Focus:
Gezinsconsumptie
Produkt (BNP) als indicator van de produktie. Ook hier deed
Gezinsconsuuptie (volume)
Indexcijfers 1980 – 100
Iseizoengecorrigeerde knsrtaalclj fens)
zich de sterkste groei voor in de Verenigde Staten en Japan;
in deze landen groeide het BNP met respectievelijk 13 en
21%. In Nederland was het BBP-volume in 1985 slechts
3,5% groter dan in 1980, het laagste groeicijfer van alle
beschouwde landen. Opmerkelijk is de ontwikkeling in
Frankrijk en de Verenigde Staten. In deze landen groeide de
consumptie tussen 1980 en 1985 zo’n 4% meer dan de
produktie. In de Bondsrepubliek Duitsland, Japan en
Nederland deed zich een tegengestelde ontwikkeling voor.
Groei produktie en gezinsconsuaptie (volume)
y^^-
940
^.^^^
/
/