Ga direct naar de content

Beleid en onderzoek

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 18 1984

B.M.S. vanPraag

Beleid en
onderzoek
Met Nederlandse overheidsbeleid kan
moeilijk als een ,,laissez faire”-beleid worden gekarakteriseerd. In de laatste decaden
van de opbouw van de welvaartsstaat heeft
de overheid haar gebied van zorg systematisch uitgebreid, niet alleen in de breedte
(bij voorbeeld via WAO, AWBZ, milieupolitiek) maar ook in de diepte. Voor alle
aspecten van het wel en wee van het mondig geworden individu werden regelingen
ontworpen, rechten gecreeerd en loketten
geopend. Deze wending, waarbij de overheid zich gaat zien als hoeder van de belangen van alle staatsburgers, en speciaal van
de zwakkeren onder ons, lijkt mij een
juiste interpretatie van de staatstaak. Het
ultieme doel van de overheid is de bevordering van het welzijn van de burgers. Dat
over de interpretatie van dat welzijn, en
met name de weging van huidige en toekomstige belangen, korte en lange termijn,
nog veel onenigheid kan ontstaan zij dan
met leedwezen geconstateerd.
De vraag rijst dan wat de beleidsmakers
weten van de burgers die zij zeggen zo innig
te beminnen. Het antwoord hierop kan
slechts zijn: betrekkelijk weinig. Het beleid
wordt voor een groot gedeelte bepaald
door een luidruchtige minderheid. Ik denk
hierbij aan een handvol industrielen met
verlichte inzichten, of een vijftigtal kaderleden die in de partijafdeling de gemeentepolitiek bepalen van sommige grote en
middelgrote steden, en zich daarbij de regentenmentaliteit hebben aangemeten van
een ,,ancien regime”. Deze voorbeelden
zijn natuurlijk illustraties van een eenvoudige waarheid: diegenen die tevreden zijn
met de status quo houden hun mond en
diegenen die ontevreden zijn (of de ontevredenheid als motor voor hun eigen carriere willen gebruiken) verenigen zich tot
luidruchtige pressiegroepen. In het algemeen is het moeilijk de zwijgende rheerderheid aan het spreken te krijgen.
Een vrij unieke poging hiertoe is onlangs
ondernomen. Op initiatief van het Haarlems Dagblad heeft een aantal dagbladen,
aangesloten bij de Gemeenschappelijke
Persdienst (GPD) te Den Haag 1), op 10
September 1983 een groot enqueteformulier over twee pagina’s gepubliceerd met
het verzoek aan de 700.000 lezers dit forESB 18-1-1984

I

tage in de bijvoegsels van 21 januari 1984
zal worden geplaatst.
Wat zijn nu enige opvallende feiten die
uit deze steekproef naar voren komen? In
de eerste plaats is dat de grote bereidheid
tot inleveren om een baan te behouden. Velen zijn bereid 10% of meer in te leveren indien noodzakelijk, zonder gelijktijdige arbeidstijdverkorting. Deze bereidheid is
veel groter bij het behoudend deel der natie
dan bij progressieven, maar zelfs bij
CPN’ers wil 43% indien nodig inleveren.
In de FNV (d.w.z. kaderleden en nietkaderleden) blijkt 68% bereid tot inleveren.
Een tweede punt van belang is de constatering dat ca. 85% met zijn huidige inkomen niet ontevreden is. Ook dit geeft te
denken.
Een derde punt van belang lijkt de opinie
over de hervorming van de sociale zekerheid in privatiserende richting. Het blijkt
dat 46% voor een ander systeem is, terwijl
17% het niet weet. 37% van de respondenten lijkt het huidige systeem overeind te
willen houden. In de PvdA zijn diegenen
die het huidige systeem willen conserveren
het talrijkst, nl. 47%. (Bij de CPN zelfs
60%.)
Een vierde punt van belang lijkt het feit
dat meer dan 40% van de huishoudens kan
worden gekwalificeerd als tweeverdieners.
De eenverdienershuishoudens verdienen
netto per jaar ca. f. 33.000, terwijl de
tweeverdieners f. 45.500 thuisbrengen.
Het ene gezin levert daarvoor ca. 40 arbeidsuren, het tweede type ca. 66 arbeidsuren. Zoals onlangs ook door prof. dr.
F.W. Rutten bepleit, wijst dit op de noodzaak het inkomensbegrip te herijken. Het
afstellen van de inkomenspolitiek op de
eenverdiener is zinloos geworden. Men
dient rekening te houden met het samenlopen van inkomens en uitkeringen in een
huishouden. Een exclusief afstellen van de
inkomenspolitiek op twee- en meerverdienerseenheden lijkt nog voorbarig.
Met deze vier punten zijn enige krenten
uit de pap gehaald. Er zijn echter veel meer
punten met (potentiele) beleidsrelevantie
die in genoemde rapportage worden belicht. Op een vraag is er echter geen antwoord gekomen. Waarom is van de zijde
van de politieke beleidsmakers, hoewel ze
door de GPD tot commentaar werden uitgenodigd, nauwelijks reactie gekomen?
Het zullen wel redenen zijn geweest van opportuniteit, en ongetwijfeld zeer moverend.

mulier ingevuld terug te sturen. Het enqueteformulier bevatte 67 soms vrij gecompliceerde vragen die betrekking hadden op de
huishoudelijke bestedingen, in het bijzonder de zogenaamde vaste lasten, inkomen
en schulden, de arbeidsomstandigheden,
opinies omtrent hervorming van de sociale
zekerheid, en enige algemene achtergrondgegevens omtrent gezinssamenstelling,
opleiding en affiniteit tot politieke partij
en vakbond. De enquete vroeg naar vele
bedragen, bij voorbeeld alleen al 17 huishoudelijke posten, lopend van de uitgaven
voor elektriciteit, gas en water tot en met
die voor huisdieren. Het spreekt vanzelf
dat zowel de kranten als de wetenschappelijke begeleiders (mevr. drs. Aldi Hagenaars en ondergetekende) na de publikatie
hun adem inhielden. Het ging toch om een
experiment dat waarschijnlijk nieuw is in
de geschiedenis van de pers en de wetenschap. Tot opluchting van alle betrokkenen was de respons overweldigend (bijna
24.000); natuurlijk vertoonde de respons
een zekere Was naar de hoger opgeleiden en
meer politick bewusten. Met gebruikelijke
herwegingsmethoden was dit echter op
aanvaardbare wijze te corrigeren.
Behalve in de methode van dataverzameling en de omvang van het materiaal is
de steekproef ook uniek omdat het mogelijk wordt homogene deelsteekproeven van
behoorlijke omvang te construeren. We
vinden bij voorbeeld enige duizenden uitkeringstrekkers, een steekproef van duizenden tweeverdieners, maar zelfs nog ca.
470 Centrumpartijkiezers en 800 mensen
die zich zelf als ongeschoolde handarbeider kwalificeren. De GPD bestaat uit regionale bladen zonder politieke kleur die
veelal een hele regio dekken. Het gaat
voornamelijk om de ,,provincie”, hoewel
daarin ook een belangrijke bijdrage is
verdisconteerd van bij voorbeeld Haarlem
e.o. (Randstad), Utrecht (met zijn vreem1) De bladen waren: Arnhemse Couranl (Arndelingenprobleem, dat onlangs in Time
vermeld werd), en Twente (werkloosheid). hem), Brabants Nieuwsblad (Roosendaal), De
Goo/’- en Eemlander (Hilversum), Haarlems
De resultaten die met het herwogen Dagblad (Haarlem), Limburgs Dagblad (Heerbestand zijn verkregen blijken op vele pun- len), Nieuwe Noordhollandse Courant (Purmeten overeen te komen met gegevens uit an- rend), Provinciate Zeeuwse Courant (Vlissindere bronnen. Een eerste rapportage met gen/Middelburg), Tubantia (Enschede), De
resultaten vond men in de GPD-bladen van
Typhoon (Zaanstad), Utrechls Nieuwsblad
17 december jl., terwijl een tweede rappor- (Utrecht).
55

Auteur