Energiekroniek
Dure olie
A. VAN DAM
Inleiding
,,De ervaring heeft ons geleerd dat de
scenariomethode, veel meer dan de
voorspeltechnieken die wij vroeger gebruikten, mensen ertoe aanzet over de
toekomst na te denken”, zo schreef
Andre Benard, directeur van Shell 1).
Dit citaat indachtig wordt in dit artikel
een energiescenario gepresenteerd, waarin dure olie gedurende de jaren 19851995 uiteindelijk een zegen zal blijken
te zijn. Dat geldt natuurlijk niet voor
alle landen. Zeker niet voor de vijfenvijftig derde-wereldlanden die voor hun
olievoorziening volledig op invoer zijn
aangewezen. Deze landen zien de voortdurende prijsstijgingen van olie als een
ramp. Hoe moeilijk hun positie ook
is en hoezeer omvangrijke buitenlandse
hulp hun ook toekomt, deze landen vertegenwoordigen slechts 6% van de
wereldbevolking.
In dit scenario wordt het lot besproken van die olie-importerende landen die
in staat zijn hun energieproblemen op
te lessen voor het einde van deze eeuw.
Het gaat hierbij om ca. vijftig landen die
te zamen 60% van de wereldbevolking
uitmaken. Door hun binnenlandse energieproblemen op te lossen zullen zij
tegelijkertijd indirect bijdragen tot de
oplossing van de energieproblemen van
de armste olie-importerende landen.
Energiescenario’s
Een goed scenario zet zijn gebruikers
ertoe aan in positieve zin na te denken
over de toekomst. De toekomst met betrekking tot energie moet worden gezien
als een uitdaging of een kans, en niet
als een naderend onheil. Een bruikbaar
scenario verschaft deskundigen een gemeenschappelijk kader van begrippen
en ideee’n waarbinnen zij hun kijk op de
toekomst kunnen beschrijven. Daardoor
kunnen zij langs gemeenschappelijke
lijnen denken en communiceren, ondanks het feit dat omstandigheden en
problemen van land tot land sterk verschillen.
Shell is op het gebied van de scenariomethode een pionier. In deze onderneESB 16-9-1981
ming worden doorgaans slechts twee
(maar wel twee contrasterende) scenario’s tegenover elkaar gezet. Daarmee
voorkomt men dat de leiding van het
bedrijf op leuzen afgaat en compromisscenario’s gaat hanteren. In het geciteerde artikel van Benard worden twee
scenario’s beschreven waarvan het ene
de titel The world of internal contradictions en het andere de titel Restructured growth draagt. Het scenario van de
tegenstrijdigheden voorziet kleine, maar
permanente olieprijsverhogingen door
de OPEC, waardoor de groei van de
belangrijkste olie-importerende landen
wordt vertraagd. Doordat de prijsstijgingen bescheiden zijn, blijven deze landen doormodderen op de oude manier
en wordt protectionisme tegenover de
derde wereld in de hand gewerkt. De
groei van de wereldhandel zal hierdoor
worden verlamd.
Het andere scenario van Shell gaat uit
van snellere en sterker stijgende olieprijzen. De groei in de rijke olie-importerende landen zal verdwijnen of zelfs
negatief worden. Deze schoktherapie zal
hun economieen in de jaren tot 1985
zwaar treffen, maar leidt er wel toe dat
overheden en bedrijfsleven de ontwikkeling van andere energiebronnen en de
energiebesparing met kracht ter hand
zullen nemen. Het resultaat zal zijn dat
de wereldeconomie in de jaren 19851995 weer kan gaan groeien. Tevens
zullen deze ontwikkelingen leiden tot
de splitsing van het wereldhandelsstelsel
in twee blokken. Het ene omvat Europa
dat zich achter hoge handelsbarrieres
verschuilt. Het andere omvat de meeste
overige landen. Daarbinnen zal het economisch zwaartepunt geleidelijk verschuiven naar de vrijhandelszone in
Zuidoost-Azie’.
Natuurlijk zijn er veel meer energiescenario’s. In sommige wordt de nadruk
gelegd op veranderingen in olieprijzen
en op de beschikbaarheid van olie, zoals b.v. in Scenario inputs for corporate
strategy van het Batelle Memorial Institute. In andere wordt rekening gehouden
met een verstrekkende invloed van de
energiecrisis op zaken als huisvesting,
volksgezondheid, onderwijs, defensie,
voedselproduktie en landbouw. Een
voorbeeld hiervan is het provocerende
boek van Jeremy Rifkin Entropy.
Sommige scenario’s zijn veelomvattend, zoals die van de Workshop on
Alternative Energy Strategies onder auspicien van het Massachusets Institute of
Technology. Weer andere richten zich in
het bijzonder op de derde wereld, b.v.
het rapport van de Wereldbank over
energie in de ontwikkelingslanden (1980)
of John Fosters’ uitgebreide studie voor
de Maatschappij voor Internationale
Ontwikkeling te Rome. Een belangwekkend scenario is verder Energy future
van Robert Stobaugh en Daniel Yergin.
Waarschuwende signalen m.b.t. atoomen zonne-energie kunnen regelmatig
worden vernomen van het Worldwatch
Institute te Washington.
Het schrijven van een energiescenario
stelt de makers in de aantrekkelijke gelegenheid tegengestelde meningen te laten botsen, soms uitsluitend met het doel
een bepaald economisch dogma of een
ideologic te propageren. In scenario’s
liggen economen overhoop met ecologen, natuurwetenschappers met menswetenschappers, optimisten met pessimisten, olie-importeurs met olie-exporteurs, regionale met nationale overheden enz.
Verschillende landenscenario’s kunnen sterk uiteenlopen. In het milieubewuste Zweden is een scenario ontwikkeld waarin de nadruk wordt gelegd op
witte steenkool en zonne-energie. Frankrijk daarentegen geeft prioriteit aan
kernenergie, Canada aan leisteenolie en
teerzanden, Brazilie aan gasohol, Argentinie aan hydro-elektriciteit enz. Nederland zal als ik het wel heb, kiezen voor
steenkool als voornaamste energiebron
aan het eind van deze eeuw.
Energiebesparing
Op geen enkel punt botsen de meningen zozeer als met betrekking tot energiebehoud en energiebesparing. Het International Institute for Advanced Systems
Analyses (IIASA) verwacht b.v. dat in
2000 de bijdrage van besparing op energie en efficienter gebruik slechts 7% van
het wereldaanbod van energie zal bedragen. Daarentegen wordt in Energy project van de Ford Foundation geschat
dat de VS in 2000 evenveel energie zouden kunnen besparen als zij in 1975 verbruikten. Tussen deze uitersten ligt de
mening van Daniel Yergin die in Energy
future het volgende, m.i. plausibele,
scenario geeft. Er bestaat volgens hem,
een bron van energie die geen radioactief afval, geen oliedollars en zeer weinig milieuvervuiling met zich brengt.
Bovendien kan deze bron energie leveren
die de conventionele bronnen niet kun-
1) Harvard Business Review, december 1980,
biz. 92.
903
nen leveren. De bron zou energyefficiency” kunnen worden genoemd:
Amerikanen zien zich immers graag als
een efficient volk. Maar algemeen is deze
energiebron bekend onder de meer
proza’ische naam ,,besparing”. Begripsmatig correcter is wellicht de term besparingsenergie, omdat deze term erop
In de derde plaats is er een belangrijk
psychologisch neveneffect. Volgens vele
opiniepeilingen zouden de meeste Amerikanen het als een gevoel van opluch-
wijst dat besparing net zo goed een
geschreven over ,,conspicuous conservation”, waarin bezuinigen op energie
energie-alternatief is als olie, gas, steenkool, of atoom. Op korte termijn kan
ting ervaren als ze zouden horen dat ze
minder verkwistend waren geworden.
Theodore Gorden, voorzitter van de
Futures Group, heeft zelfs een scenario
,,mode” wordt.
blijven tot het einde van de eeuw. Daarbij ging men in het scenario uit van constante, hogere en lagere olieprijzen die
voor de peri ode 1985-2000 werden geschat op resp. $ 19, $ 30 en $ 12 per vat.
De OPEC heeft de maximumprijs inmiddels op $ 44 gebracht.
Recente energiescenario’s lopen sterk
uiteen in hun schattingen van de olieprijzen in de jaren 1985-1995. Dezegaan
van $ 50 tot $ 100 per vat (met een ge-
energiebesparing meer betekenen voor
Zuinig en efficient gebruik van energie
middelde prijs van $ 77). De hoogte van
de oplossing van het energieprobleem
van dit land, dan enige andere conventionele bron.
Als de VS zich serieus zouden toeleggen op het bezuinigen op energie, zouden
zij 30 £ 40% minder energie kunnen verbruiken dan nu met handhaving van een
even hoge, of misschien nog wel hogere
is zeer zeker afhankelijk van de manier
de olieprijs zal uiteindelijk afhangen van
vele factoren, waaronder:
a. de relatieve sterkte van de OPEC;
b. de politieke situatie in het Midden-
levensstandaard. Een grote technologische doorbraak is er niet voor nodig
en de besparing zou gerealiseerd kunnen
worden met een bescheiden aanpassing
van de leefwijze. Bovendien zijn de kos-
van leven. In Europa is bij een vergelijk-
baar inkomensniveau het energieverbruik per hoofd de helft lager dan in
Noord-Amerika. Het openbaar vervoer
neemt in Europa ca. 50% van alle reizigerskilometers voor zijn rekening, tegen-
over in de VS 8%. Voor elk procentpunt
economische groei was in de jaren zeven-
tig slechts een stijging van de energieconsumptie nodig van 0,7 procentpunt
Oosten;
c. de Oost-West- en de Noord-Zuidtegenstellingen;
d. de invloed van de milieubeweging in
Europa, Japan en de VS;
tegen 1,3 procentpunt in de jaren zestig.
e. technologische doorbraken en de aanvaarding van vernieuwbare energiebronnen;
Dat zijn aanwijzingen dat de wereld-
f. nationale prioriteitenstelling en wet-
ten van besparingsenergie concurrerend
produktie nog zal kunnen stijgen zonder
geving m.b.t. fossiele brandstoffen;
met die van andere bronnen. De haalbare besparing zou even groot, zo niet
groter, zijn als de invoer van olie (de
invoer van de VS bedraagt 6 mln. vaten
per dag).
Waar het in Yergins scenario om
dat meer energie wordt geconsumeerd.
g. de relatieve veiligheid van kern-
Wat mag olie kosten?
h. de mate waarin een zuinig en efficient
gebruik van energie in de produktie en
energie;
consumptie kan worden bereikt.
De meeste energiescenario’s die tussen
draait is dat een energiebesparing van
1974 en 1977 zijn opgesteld, hebben 6en
Verscheidene scenario’s geven te wei-
30 a 40% kan worden bereikt onder
gezamenlijk kenmerk. Ze hadden het mis
handhaving, of zelfs lichte verbetering
ten aanzien van de olieprijs. In de eerste
van de levensstandaard. Voor een deel is
dat een zaak van levensstijl. Toch stelt de
Workshop on Alternative Energy Strategies dat in hun studies onder energiebesparing louter verstaan wordt dat gedrag en beleid dat de technische doelmatigheid van het energiegebruik verhoogt. Voor besparingen in deze zin is
plaats deden zij voorkomen, dat een lage
olieprijs zeer wenselijk was. Zo kan men
nig aandacht aan de tijd die het kost om
alle structurele aanpassingen door te
voeren waardoor de vraag naar energie
weer in evenwicht wordt gebracht met
het aanbod. Hoeveel tijd hebben we?
Volgens velen zal 1985-1995 de kritische
niet vereist dat de traditionele groei
wordt afgezworen, dat levensstijlen wor-
den veranderd, of dat men op grote
schaal energie-intensieve activiteiten
gaat beeindigen. Met andere woorden:
dit gezaghebbende instituut onderschat
de grote betekenis van veranderingen in
de levensstijl.
Energiebesparing heeft drie diepgaari-
de gevolgen. In de eerste plaats daalt
door energiebesparing de druk op energiebronnen waarvoor een aanbodtekort
bestaat. Daardoor zal de oliecrisis beheersbaar blijven op de korte en middellange termijn.
In de tweede plaats is een vat uitgespaarde olie goedkoper dan een vat geproduceerde olie. Roger Sant, destijds
werkzaam bij de voormalige Federal
Energy Administration in de VS placht
overtuigend aan te tonen dat een investering in energiebesparing gemiddeld
twee keer zo veel opbrengst als een zelfde
investering in nieuwe energiebronnen.
Hij rekende b.v. uit dat de investering
die nodig zou zijn om het benzineverbruik van personenwagens te halveren,
30 a 40% meer zou opbrengen dan een
gelijke investering in de produktie van
,,synfuel” (synthetische benzine).
b.v. in het in 1975 uitgegeven rapport
van de Amerikaanse commissie voor
economische ontwikkeling (geschreven
periode zijn. Tenzij we de maatschappij
in nauwe samenwerking met dergelijke
commissies in Australia, Engeland,
Frankrijk, Japan, West-Duitsland en
Zweden) — nota bene op de eerste blad-
tijdig kunnen aanpassen aan een andere
rol van energie, dreigt in die jaren het
aanbod ernstig tekort te schieten.
zijde — lezen dat de verhogingen van de
internationale olieprijzen en de manipulatie van het aanbod hebben gezorgd
voor een ongehoorde chaos in de wereldeconomie. Zij hopen dat de wereldolie-
Dure olie in het dagelijks leven
Vier leden van de commissie, met meer
visie dan hun collega’s, waren echter van
oordeel dat bovenstaande verklaring op
een onjuiste veronderstelling is gebaseerd, nl. dat verlaging van de olieprijs
ons voornaamste doel zou moeten zijn.
In het scenario van de dure olie wordt
uitgegaan van de veronderstelling dat in
de periode 1985-1995 twee thans uiteenlopende stromingen elkaar zullen vinden. Enerzijds de uitgesproken voorstanders van economische groei en
anderzijds de strijders voor een schoon
milieu. Deze stromingen zullen meer en
meer met elkaar gaan sporen. Beide wil-
Een prijsverlaging zou, volgens deze
len groei,maar de een legt meer nadruk
vier, de problemen in de nabije toekomst
kunnen verlichten, maar op lange termijn rampzalig zijn. Het zou daarom,
zeker op lange termijn, onze doelstelling
moeten zijn de prijzen van olie en gas
hoog genoeg te houden om de overschakeling te versnellen op andere bronnen van energie.
Maar hoe hoog is hoog genoeg? Hier
stuiten we op een tweede tekortkoming
in de vroege scenario’s. De Workshop on
Alternative Energy Strategies b.v. publiceerde in 1977 een scenario m.b.t. de
op kwantitatief hoge groei en de ander
op kwalitatieve groei. Beide willen de
eindige grondstoffen beschermen, de
een ter wille van volgende generaties,
de ander om wille van milieubehoud.
Beide hebben ten slotte belang bij investeringen in onderzoek en ontwikkeling
van permanente energiebronnen.
Met een beetje goede wil, zijn beide
stromingen te herkennen in een aantal
prijzen kunnen worden verlaagd.
wereldolieprijzen 2), waarvan werd ver-
wacht dat zij verder zouden blijven stijgen tot 1985 en daarna stabiel zouden
2) Alle genoemde prijzen in dit artikel zijn
in dollars van 1980.
energiescenario’s. Economische modellen zoals die ontwikkeld zijn aan de
Wharton School of Economics en aan
de Brookhaven National Laboratories
geven duidelijk aan dat er aanzienlijke
” mogelijkheden bestaan energie als input
te vervangen door kapitaal en arbeid.
In hun scenario’s is daarom de duurdere
energie te zamen met een geringer energieverbruik geen oorzaak voor een negatieve economische groei. Het uiteindelijke effect van dure olie hangt niet
alleen af van de ontwikkeling van minder
energie-intensieve produktieprocessen,
produkten en diensten, maar ook van de
ontwikkeling van alternatieve energiebronnen. Het vervangen van energie
door kapitaal en arbeid is vooral gunstig
indien zo de besparingen, en daarmee
de investeringen, worden gestimuleerd,
ook als dat (tijdelijk) zou leiden tot een
consumptiedaling. Deze economische
modellen stemmen in belangrijke mate
overeen met het Shell-scenario Restructured growth. Met betrekking tot energie
wordt gepleit .voor een beleid dat alleen
rekening houdt met de lange termijn.
Dure olie is op de lange termijn vooral van belang voor die olie-importerende
landen die in ruime mate beschikken
over permanente energiebronnen. Door
dure olie zijn b.v. in Brazilie omvangrijke investeringen aantrekkelijk geworden in fabrieken om ethanol (gasohol)
uit suikerriet en cassave te winnen. Dat
geldt ook voor mini waterkrachtcentrales in India, ,,zonnevijvers” in de Phillippijnen, een proefinstallatie voor de win-
•
ning van thermische energie uit de
;
•i
oceaan op Hawai en geothermische centrales in Oost-Afrika en Zuidoost-Azie.
I
f
Onder andere Petro-Canada, UNITAR
en de Wereldbank hebben vele andere
mogelijkheden genoemd en zij vertrouwen crop dat de derde wereld, eerder dan de rest van de wereld, permanente energiebronnen tot ontwikkeling zal
brengen.
Niettemin schat het IIASA in zijn
energieverkenning van januari 1981 dat
in het begin van de volgende eeuw nog
slechts 12% van het wereldenergie-
J aanbod zal bestaan uit de produktie van
£
permanente energiebronnen. Het Shell-
;.’ scenario voor 1990 stelt dat potentieel
‘? op het equivalent van ca. 12 mln. vaten
1; per dag, tegenover ca. 7 mln. vaten per
dag in 1980. Op de komende energie.-•” conferentie van de Verenigde Naties
(Nairobi, augustus 1981), zal dan ook
veel aandacht worden geschonken aan
de inertie en de rigiditeiten die een
snelle, billijke en veilige overgang in de
weg staan van olie, aardgas, steenkool
en kernenergie op een ,,energie-mix”
waarin een grote rol is weggelegd voor
de alternatieve energiebronnen.
;
i
De wereld veilig maken
In de hooggeindustrialiseerde landen
f
maken de
energiekosten gemiddeld
I
ESB16-9-1981
slechts 6% uit van het bruto nationaal
produkt. Een forse stijging van de ener-
gieprijs is daarom wel draaglijk, te meer
als tegelijkertijd een ontwikkeling naar
beeld door de tarievenstructuur van
elektriciteit om te draaien.
Zeer terecht wijzen UNITAR in
Resources for the future en andere
een zo groot mogelijke energie-onafhan-
onderzoekers en waarnemers crop dat
kelijkheid in gang wordt gezet.
energiesubsidies nog wenselijker zijn in
Hoge energieprijzen leiden onvermij-
het geval van de derde wereld. Door een
delijk tot een inkomensverschuiving (zo-
speling van het lot wordt de meeste olie
gevonden in de dunstbevolkte landen
van de derde wereld. Internationale subsidies moeten dus ten goede komen aan
die landen waar de bevolking het meest
te lijden heeft van een gebrek aan (dure)
wel binnenlands als internationaal) van
energieconsumenten naar producenten
van energie.
Volgens het Amerikaanse Ministerie
van Arbeid, besteedde in 1974 de armste
10% van de bevolking, 34% van hun
energie. Door de betalingsbalansen van
bruto inkomen aan energie, terwijl de
rijkste 10% van de bevolking 5% uitgaf.
deze landen te verbeteren wordt niet
alleen de wereldhandel bevorderd, maar
ook de werkgelegenheid. Het geven van
Deze verhouding ligt nog schever voor
de huishoudelijke uitgaven aan energie.
De armsten besteedden daaraan 20%
energiesubsidies zou een voorbeeld van
internationale solidariteit zijn, die toch
van hun inkomen vergeleken met 2%
al zo schaars is. Een dergelijk beleid is
voor de rijksten. Zonder twijfel is deze
essentieel indien we instemmen met president Kennedy’s wens ,,to make the
world safe for diversity”.
tegenstelling schriller geworden. Binnen
Amerika, Europa en Japan is het dus
zaak de armsten te beschermen tegen de
gevolgen van duurdere energie, bij voor-
Andre van Dam