Onl wikkelingskroniek
Een beleid voor de stedelijke
informele sector in
ontwikkelingslanden
DR. M.P. VAN DIJK*
Inleiding
Het begrip informele sector is betrekkelijk recentelijk geintroduceerd. Het
dient ter aanduiding van een deel van de
stedelijke economic in ontwikkelingslanden. De activiteiten van ambachtslieden,
kleine handelaren en transporters, en
andere commerciele dienstverlening van
allerlei aard worden tot de informele
sector gerekend 1). In deze sector verdienen de ..working poor” in derde-wereldsteden een inkomen.
In dit artikel zal worden gepoogd een
beleid te formuleren dat een arbeidsintensieve ontwikkeling van de stedelijke
economic kan bewerkstelligen en dat
aansluit bij het specifieke karakter van de
informele sector. Alvorens de mogelijkheden aan te geven voor een beleid ten
behoeve van deze sector (toegespitst op
twee ontwikkelingslanden: Boven-Volta
en Senegal), zal worden stilgestaan bij de
definitie van de informele sector en zullen enkele theoretische opmerkingen
over het eigene van deze sector worden
gemaakt 2). Aan het eind van het artikel
komt de vraag aan de orde wat in het
kader van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid ten gunste
van deze sector zou kunnen worden
ondernomen.
Dualisme: de informele tegenover de formele sector
Het idee om verschillende polen in de
economic te onderscheiden gaat terugop
de Nederlander Boeke, die dat idee voor
Nederlands-Indie uitwerkte. In de recente discussie over de informele tegenover
de formele sector wordt het dualisme niet
meer op het nationale of zelfs het internationale niveau gesitueerd, maar heeft het
betrekking op de stedelijke economie.
Het accent ligt ook niet langer op de
achterliggende redenen voor het maken
van dit onderscheid (bij Boeke het plaatsen van de economische tegenover de
sociale behoeften), maar op de kenmerken die beide sectoren van elkaar onderscheiden en de relaties die tussen beide
bestaan. Onderzoekers zijn het echter
geenzins eens over de onderscheidende
ESB 8-7-1981
kenmerken van de informele sector en
hanteren dan ook zeer verschillende definities. Het zoeken naar kenmerken is in
feite het doel van veel onderzoek op dit
terrein. Dit onderzoek is echter moeilijk
onderling vergelijkbaar doordat de onderzochte populatie (van ,,bedrijven”)
steeds op een andere manier is afgebakend.
Bij mijn veldwerk in Ouagadougou
(Boven-Volta) en Dakar (Senegal) gebruikte ik een juridisch criterium om te
bepalen of een bedrijf tot de informele
sector zou worden gerekend. Alleen van
die bedrijven die geen juridisch statuut
hadden — wat betekent dat de ondernemer niet het wettelijk minimumloon betaalt en het personeel geen sociale zekerheid geniet — werd de ondernemer gei’nterviewd over zijn persoon en bedrijf. Op
deze manier konden andere kenmerken
van deze bedrijven opgespoord worden.
Tevens werd zo vermeden dat alleen
bedrijven bestudeerd werden die kenmerken vertonen die door anderen voor
een andere situatie genoemd zijn.
Het bleek dat de bestudeerde bedrijven
gei’ntegreerd zijn in de officiele markteconomie. Aankopen en werkervaring in
de formele sector en verkopen aan deze
sector spelen namelijk een belangrijke rol.
De bedrijven vormen een aparte sector
door hun kleinschalige en arbeidsintensieve produktiewijze. Voor de meeste
bedrijven gaat het niet meer om individuele produktie (eenmansbedrijven) met
arbeid als grondslag, ook in de informele
sector wordt kapitaal steeds belangrijker. Ook is er, in tegenstelling tot wat
veelal wordt verondersteld, meestal een
duidelijke scheiding tussen het bedrijf en
de huishouding. Loonarbeid is tegenwoordig ook belangrijker dan familiearbeid. De produktiemiddelen zijn meestal
het eigendom van de ondernemer zelf en
niet van de familie of van de werknemers.
De ondernemer blijkt naar een bevredigend (,,satisficing”) inkomensniveau te
streven en niet stil te staan bij wat hij
voor de bevrediging van zijn elementaire
behoeften nodig zou hebben. Hij probeert ook kapitaal te accumuleren en
past meestal een zekere mate van arbeidsverdeling toe.
Behalve kleinschaligheid en arbeidsin-
tensiteit blijken in Ouagadougou en Dakar de meeste kenmerken van de informele sector die in het lAO-rapport over
Kenya worden genoemd niet op te gaan.
Het is niet altijd gemakkelijk om voor
eigen rekening te beginnen, omdat soms
aanzienlijke investeringen nodig zijn.
Bovendien blijkt de familie niet zo belangrijk als in het lAO-rapport gesuggereerd wordt. Verder wordt niet vooral
met lokale grondstoffen en lokaal gefabriceerd gereedschap gewerkt, ging een
aanzienlijk deel van de gei’nterviewden
wel naar school en is de gebruikte technologic niet altijd ,,aangepast”. Ten slotte
is het niet zo dat van volledige mededinging kan worden gesproken, omdat
er in zekere mate produktiedifferentiatie
wordt nagestreefd en persoonlijke relaties en een goede lokatie een belangrijke
rol bij de afzet spelen.
Andere kenmerken die in Ouagadougou en Dakar naar voren komen zijn het
leerlingenstelsel en een specifiek produktie- en verkoopsysteem: kleine ondernemers werken veelal in opdracht en zoeken zelf hun klanten. Relaties met de
formele sector bleken ook belangrijker
dan verwacht. De kleine ondernemer
koopt er een groot deel van zijn grondstoffen en gereedschap en verkoopt er
een deel van zijn produktie aan. Soms
doet hij er ook ervaring op. Ten slotte
blijken zelffinanciering van de investeringen (de ondernemers hebben doorgaans geen toegang tot krediet) en het
hebben van een secundair inkomen (als
een vorm van risicospreiding) belangrijke kenmerken van deze sector.
Met deze kenmerken is de informele
sector in Ouagadougou en Dakar, en
waarschijnlijk in de meeste Westafrikaanse steden, te typeren. Door deze
eigenschappen heeft de sector een eigen
karakter, zoals hij ook zal blijken een
eigen ontwikkelingsdynamiek te hebben.
*De auteur is als wetenschappelijk ambtenaar
verbonden aan de vakgroep Planologie van de
Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij promoveerde in 1980 op een studie over de informele
sector van Ouagadougou en Dakar. Hij deed
het onderzoek voor deze studie in dienst van
de Internationale Arbeidsorganisatie (19731977) en werd door middel van een beurs van
WOTRO in de gelegenheid gesteld het verzamelde materiaaT in 1978 uit te werken. Hij
verricht bovendien adviesmissies voorde 1AO
en de Wereldbank.
1) K. Hart, Informal income opportunities and
urban employment in Ghana, in: R. Jolly e.a.
(red.), Third World Employment, Harmondsworth, 1973, sprak aanvankelijk over ,,informal income opportunities” en doelde daarmee op stedelingen die voor eigen rekening
werken in tegenstelling tot hen die in loondienst zijn. Een ILO-werkgelegenheidsmissie
naar Kenya (zie ILO) Employment, incomes
and equality in Kenya, Geneve, 1972) populariseerde het begrip door de informele sector
een belangrijke rol toe te kennen in de ontwikkeling van het land.
2) Een en ander wordt uitgebreider gepresenteerd in M. P. van Dijk, De informele sector
van Ouagadougou en Dakar. Ontwikkelingsmogelijkheden van kleine bedrijven in twee
Westafrikaanse hoofdsteden, dissertatie VU,
Meppel.
659
Argumenten voor ontwikkeling van de
informele sector
Nadat het begrip informele sector ruime bekendheid had gekregen door het
rapport van de lAO-missie in Kenya
barstte een discussie los over het nut van
dit begrip en de voor- en nadelen van het
ontwikkelen van deze sector. De relevantie van het begrip is vooral dat ermee een
doelgroep wordt afgebakend voor een
beleid gericht op de stedelijke armen.
Overigens is niet iedereen die in de
informele sector werkt arm, en werken
niet alle armen in de informele sector. Uit
het onderzoek in Ouagadougou en Dakar kvamen belangrijke argumenten
derkend. De overheid investeert vooral
meer kopen dan in de formele sector.
moderne industriele sector en biedt die
sector allerlei voordelen, bij voorbeeld
Toch lijkt de gedachte van sommige
door middel van een investeringscode.
Boven-Volta en Senegal hebben beide
zo’n code waarin is vastgelegd onder
welke voorwaarden (veelal buitenlandse)
bedrijven bij vestiging in aanmerking
kunnen komen voor allerlei belastingfaciliteiten. Het beleid ten aanzien van de
informele sector daarentegen is ongecoordineerd en betreft vooral het ambachtelijke bedrijfsleven. Het is vaak negatief
in de zin dat van alles verboden wordt.
Door bepaalde belastingen, door ar-
naar voren die voor een dergelijk beleid
beidswetten en allerlei andere bepalingen
wordt een groot deel van de informele
pleiten. In de eerste plaats worden er in
sector in de illegaliteit gedwongen.
deze sector essentiele goederen en diensten op een arbeidsintensieve wijze en
tegen een lage prijs voortgebracht. In de
Theoretische opmerkingen ten aanzien van
tweede plaats worden in deze sector toe-
de informele sector
komstige arbeiders en ondernemers ge-
vormd en biedt hij vooral de armen werk
en inkomen. Omdat er weinig kapitaalintensief geproduceerd wordt, zal in de
derde plaats ontwikkeling van de informele sector slechts een beperkt beroep op
in ontwikkelingslanden doorgaans
schaars kapitaal vereisen. In de vierde
plaats wordt in deze sector een tradi-
tionele, of betrekkelijk eenvoudige geimporteerde technologic toegepast en
verder ontwikkeld. Daardoor hebben de
betrokkenen dus weinig scholing nodig.
De importcoefficient van deze sector is
echter niet zo laag als werd verwacht.
Argumenten die vaak tegen ontwikkeling van de informele sector gebruikt
Op basis van de in Ouagadougou en
Dakar verzamelde gegevens heb ik een
aanzet tot een theorie geformuleerd over
het karakter en de dynamiek van de
informele sector. Gestreefd werd naar een
theorie die aanknopingspunten voor het
beleid zou bieden.
Het blijkt dat de informele sector in
beide bestudeerde steden dezelfde functies vervult in de stedelijke economic. Het
is een sector waar een groot deel van de
bevolking een inkomen verdient door
goedkope goederen en diensten voort te
brengen die in een belangrijke mate
bijdragen aan de bevrediging van de
men bij voorbeeld dat door de informele
basisbehoeften van de stedelijke bevolking. In beide steden biedt de informele
sector kansen aan migranten, schoolverlaters, werklozen en mensen die hun geluk
sector te bevorderen een traditionele
willen beproeven. Over het algemeen zijn
achterlijke sector die modernisering in de
weg staat, in stand wordtgehouden. Deze
gedachte steunt op de visie dat ontwikkeling industrialisering betekent en dat
geavanceerde technologieen nodig zijn.
In plaats van de lokale technologie te
ze als zelfstandig ondernemer in de informele sector beter af dan als onge-
verbeteren doet men er volgens deze visie
positie te verbeteren.
Het grote aantal leerlingen dat in de
worden gaan in veel gevallen uit van een
bepaalde visie op ontwikkeling. Zo stelt
beter aan de modernste technologie te
importeren. Daarnaast wordt wel gesteld
dat de informele sector concurrerend is
voor de moderne industriele sector. Dat
laatste is wel waar in Boven-Volta en
Senegal, maar het omgekeerde geldt even-
schoolde arbeider in de formele sector.
De laatsten verdienen slechts een mager
loon, hebben geen enkele zekerheid en
nauwelijks inzicht in de kansen om hun
informele sector werkzaam is, bewijst dat
de sector ook de functie heeft jongeren een
opleiding te geven. Ze worden opgeleid
tot arbeiders voor de formele en informele
keling van beide sectoren ten goede ko-
sector en toekomstige ondernemers in
de informele sector. Het bestaan van de
informele sector bevordert verder het
men.
produktief investeren van besparingen.
Voor het beleid gaat het er mijns
inziens om, meer dan tot nu toe, het
Zowel in Ouagadougou als in Dakar
zeer. Eerlijkeconcurrentiekandeontwik-
produktie- en werkgelegenheidspotentieel van de informele sector te benutten.
op een manier die aansluit bij het eigene
van deze sector. Uit mijn onderzoek is
duidelijk naar voren gekomen dat deze
sector goede mogelijkheden heeft. De
informele sector is in feite een reservoir
van ondernemers die een bijdrage aan het
ontwikkelingsproces kunnen leveren.
In de meeste landen werd het potentieel van deze sector tot nu toe niet on-
660
kunnen de arbeiders voor dat loon veel
in infrastructurele voorzieningen voor de
blijken hiermee zeer aanzienlijke bedragen gemoeid te zijn. Ook heeft de informele sector een integrerende functie voor de
verschillende macro-economische sectoren, zoals de landbouw, de moderne
Industrie en het toerisme. Dank zij de
informele sector hoeven deze andere sectoren bepaalde produkten of diensten niet
zelf voort te brengen. Ten slotte is door
het bestaan van de informele sector het
wettelijk minimumloon relatief laagvastgesteld. Immers, in de informele sector
onderzoekers dat de informele sector
bewust in stand wordt gehouden om het
minimumloon laag te kunnen houden,
mij onjuist.
De meeste ondernemers in de informele sector werken met eenvoudige produktiemiddelen. Voor een arbeidsintensieve
ontwikkeling van deze sector is de keuze
van deze produktiemiddelen erg belangrijk. Het blijkt dat per activiteit verschillende niveaus van complexiteit van deze
produktiemiddelen (de gekozen technologie) bestaan. Verder bestaan er duidelijke barrieres voor een kleine ondernemer om van een lager op een hoger
technologisch niveau te komen. Deze
barrieres zijn financieel, maar hebben
ook te maken met de technische vaardigheden van de ondernemer, de organisatie
van het werk en de afzetmogelijkheden
voor een vergrote produktie.
Door de prijsverhouding tussen arbeid
en kapitaal is een kapitaalintensiever
produktieproces overigens vaak niet lonend. De kloof tussen een traditionele
lokale en moderne, ingevoerde technologie wordt bovendien in stand gehouden
doordat overheid en bedrijfsleven geen
beter passende technologieen ontwikkelen of importeren. Naast dit beschikbaarheidsprobleem speelt het bekendheidsprobleem. In hoeverre wordt bekendheid
gegeven aan de verschillende beschikbare technologieen? Ten slotte is de toegankelijkheid van bepaalde technologieen
belangrijk. Deze kan worden vergroot
door kredietmogelijkheden te bieden en
eventueel technische assistentie na aanschaf te verlenen. De selectie van technologieen bevindt zich op een niveau waar
de kleine ondernemer nauwelijks invloed
op heeft. De importeurs (vaak buitenlandse handelshuizen) bepalen grotendeels welke gereedschappen en machines
beschikbaar zijn.
Al deze factoren, gecombineerd met de
beperkte kennis van de kleine ondernemer van de directe en indirecte kosten
van de beschikbare technologieen, het
veelal ontbreken van tweedehands machines of een betere technologie, werken
een suboptimale keuze van het produktieproces in de hand.
De ontwikkeling van de informele
sector kan men op verschillende manieren benaderen. Volgens de neo-klassieke
economische theorie is kapitaalaccumulatie de motor van de groei van de
produktie en de werkgelegenheid. Volgens de marxistische ,,dissolution-conservation”-theorie verdwijnt de niet-kapitalistische produktiewijze (die hiervoor
het gemak wordt gelijkgesteld aan de
informele sector), of wordt ondergeschikt gemaakt aan de kapitalistische.
De neo-klassieke groeitheorie, noch de
marxistische theorie over ..dissolution”
en conservation” van bepaalde activiteiten blijken het groei- en stagnatieproces van de informele sector geheel te
kunnen verklaren. De eerste theorie legt
te eenzijdig het accent op de rol van de
investeringen, de laatste op de invloed
van kan worden vastgesteld welke vari-
abelen het overheidsbeleid kan bei’nvloe-
den. Doel van een beleid voor de informele sector zal enerzijds zijn het vergroten van de produktie, anderzijds het
groei- of stagnatiebevorderende factoren
bevorderen van zinvolle werkgelegente bestaan. Op het sectorniveau zijn dat
heid.
vooral de houding van de overheid ten
De behandelde theorie over de inforaanzien van deze sector en de ontwikke- mele sector biedt een aantal aanknoling van de vraag naar produkten van de pingspunten voor het formuleren van een
informele sector. Daarnaast speelt con- dergelijk beleid. Het is in dit verband
currentie bij de invoer tussen de formele nuttig een onderscheid te maken tussen
sector en de informele sector een rol. algemene en specifieke maatregelen. Met
Op het bedrijfsniveau ten slotte kun- algemene maatregelen worden die maatnen de volgende factoren worden onregelen bedoeld die het algemene ecoderscheiden: economische factoren (de nomische klimaat voor kleine bedrijven
grootte van de investeringen, de om- verbeteren, terwijl onder specifieke maatzet en de arbeidsproduktiviteit), de regelen worden verstaan die maatregelen
beschikbare technologic, persoonlijke
die op een bepaald probleem van een
factoren (relaties met klanten, het bepaalde groep binnen de informele secpersoneel en overheidsfunctionarissen)
tor zijn gericht.
en factoren die specifiek zijn voor de inAlgemene maatregelen hoeven niet alformele sector (werkervaring in de formele
tijd kostbaar te zijn. Het nalaten van
sector, de formele sector als belangrijkste
controle op bepaalde maatregelen kost
klant, een secundair inkomen, het voeren weinig, maar kan het economisch klivan een boekhouding enz.). De sector maat wel verbeteren. Hetzelfde geldt
heeft onmiskenbaar een eigen dynamiek, voor andere maatregelen in de juridische
waarbij persoonlijke relaties van de onsfeer, voor het toegankelijk maken van
dernemer met het personeel, met opbestaande trainingscentra voor kleine
drachtgevers en met overheidsfunctiona- ondernemers en het vergemakkelijken
rissen een belangrijke rol blijken te spe- van de toegang tot krediet en voor het
len.
stopzetten van krotopruimingsprogramZowel in Ouagadougou als Dakar ma’s, die in het algemeen een gegroeide
streven de kleine ondernemers naar een economische structuur verwoesten.
bevredigend inkomensniveau. Dit beteEr kan een aantal voorwaarden
kent dat zij winstmaximalisatie als doel- worden geformuleerd waaraan voldaan
stelling van hun onderneming hanteren. moet worden, wil een beleid ten gunste
Dit impliceert enerzijds dat, indien de van de informele sector een kans op
overheid de kleine ondernemer kansen succes hebben. De eerste voorwaarde is
geeft, hij die zal aangrijpen, en anderzijds
een positieve houding van de overheid
dat het niet nodig is om, zoals Boeke des- ten opzichte van deze sector. Dit kan
tijds meende, een speciale theorie te ont- bij voorbeeld tot uiting komen in het
wikkelen om een dualistische economic te bieden van dezelfde faciliteiten aan de
begrijpen. Toch moet terdege rekening informele als aan de formele sector, in
worden gehouden met de niet-westerse het bevorderen van relaties tussen de
context. Zo is er een aantal factoren die • formele en de informele sector en in een
de ondernemer verhinderen dat hij het aanschaffingsbeleid waarbij de informele
gewenste inkomensniveau bereikt. Voor sector niet wordt genegeerd. Een tweede
een deel zijn deze factoren cultureel voorwaarde voor een succesvol beleid is
bepaald (de uitgebreide familiebanden het definieren van een duidelijke rol voor
b.v.), voor een deel zijn ze inherent aan de de informele sector. Vastgesteld zou
informele sector (het leerlingenstelsel, moeten worden welke goederen en dienhet produktie- en verkoopsysteem). Ook sten het beste in de moderne industriele
is de informele sector nog niet in staat sector kunnen worden voortgebracht en
zijn produkten elders in het binnenland welke in de informele. Gezien het belang
te verkopen of te exporteren. Alles moet van de keuze van technologie voor een
ter plaatse worden afgezet, wat betekent arbeidsintensieve ontwikkeling van de
dat er vaak, in tegenstelling tot wat de informele sector, is het voeren van een
theorie veronderstelt, grote afzetproble- technologiebeleid een derde voorwaarde
men zijn. Ten slotte is de keuze van de voor een succesvol beleid. Dit kan beteproduktiemethode anders wanneer kenen dat elders bestaande technologieslechts een beperkt aantal efficiente en moeten worden ingevoerd of dat een
technologiee’n beschikbaar is. Vanuit ingevoerde technologie moet worden
deze theoretische conclusies kan een aangepast, maar ook dat een passende
aantal suggesties voor het beleid wor- technologie moet worden ontwikkeld.
den geformuleerd.
De overheid kan daarbij een belangrijke
rol vervullen. Zij zou crop kunnen toezien dat de te verbreiden technologie
Een beleid voor de informele sector
voldoende arbeidsintensief is, dat zoveel
ledere poging tot het voeren van een mogelijk lokaal gefabriceerd kan worbeleid ten gunste van de informele sector den, dat weinig energie en vooral lokale
moet beginnen met een analyse van de grondstoffen worden gebruikt en dat zo
situatie van deze sector. Op basis daar- mogelijk wordt voortgebouwd op een
van de kapitalistische industriele sector.
Er blijken op alle niveaus verschillende
ESB 8-7-1981
traditionele technologie die de ondernemers beheersen. Ten vierde moet de
overheid een aantal belangrijke keuzen
maken. De overheid zal moeten beslissen
welke activiteiten ze vooral wil ontwikkelen, wat voor hulp ze wil gaan verlenen
(incidentele of zeer intensieve begeleiding), wat voor ruimtelijk beleid ze ten
aanzien van dit soort bedrijven wil voeren, hoe de overheid de vraag naar
informele sector goederen en diensten wil
vergroten en of de overheid bepaalde
doelgroepen binnen de informele sector
vooral wil helpen (jongeren, ouderen,
ondernemers, arbeiders, leerlingen,
schoolverlaters enz.).
Alle genoemde voorwaarden hangen
met elkaar samen en de overheid kan niet
volstaan met het oplossen van een bepaald deelprobleem. Men zou daarmee
namelijk riskeren dat de positieve gevolgen ervan teniet worden gedaan doordat
aan een andere voorwaarde niet is voldaan. Daarom luidt de vijfde voorwaarde
dan ook dat de overheid een integraal
beleid moet voeren. De belangrijkste
aspecten daarvan zijn het bevorderen
van een grotere produktie van betere
kwaliteit, het proberen deze produktie te
laten absorberen door de markt en het
beter reguleren van het juridische kader
waarbinnen de informele sector functioneert.
Elementen van een integraal beleid ten
behoeve van de informele sector zijn
onderwijs en training, een selectief kredietsysteem, aanpassing van het juridisch
kader, het reserveren van ruimte en het
aanmoedigen van onderlinge samenwerking.
Omdat onderwijs een belangrijke factor is voor het slagen van de ondernemer, zou het overheidsbeleid het leerlingenstelsel moeten bevorderen. In plaats
van aparte scholen op te zetten om
vaklieden op te leiden, kan de overheid
bestaande schoolgebouwen tijdens de
avonduren beschikbaar stellen voor
werknemers uit de informele sector. Dit
is minder kostbaar en de leerling wordt
zo min mogelijk uit zijn milieu gehaald.
Hij heeft werk en dat houdt hij. Nu leren
leerlingen echter vaak met machines omgaan zonder dat hun de werking ervan
wordt uitgelegd. Een gevolg daarvan is
dat het moeilijk voor hen is deze ervaring
te gebruiken voor andere machines.
Door middel van avondopleidingen zou
dit kunnen worden gecorrigeerd. Andere
elementen van deze opleidingen zouden
moeten zijn de bestaande overheidsbepalingen en belastingregelingen en de
grondbeginselen van management en
boekhouden. Verder zou training in de
praktijk kunnen worden gegeven door
mobiele teams. Een buitenlandse vrijwilliger zou samen met iemand uit het land
zelf het gebruik van bepaalde gereedschappen kunnen demonstreren, voorlichting kunnen geven over nieuwe produkten en materialen en over passende
technologie, kredietmogelijkheden en allerlei overheidsbepalingen.
661
Het kunnen doen van investeringen
orders. Gesuggereerd wordt vooral
Er is in Nederland wel aandacht voor
bleek belangrijk voor het succes van de
spontane samenwerking te ondersteunen
de problematiek rond de informele sec-
kleine ondernemer. Voor sommige acti-
omdat gebleken is dat in West-Afrika
van boven opgelegde cooperatieve bewe-
tor, maar voorlopig bijna alleen vanuit
gingen weinig succesvol zijn. In het alge-
de academische wereld. De overheid doet
wel het een en ander, maar het lijkt
dernemers krediet te verlenen. Hierbij
meen zullen samenwerkingsverbanden
wenselijk om de hulp aan kleine bedrij-
moet duidelijk onderscheid gemaakt
met een speciaal doel, bij voorbeeld
ven een afzonderlijk deel van het beleid te
worden tussen krediet om gereedschap-
inkoop- of verkoopcombinaties, de
maken 5). Ook is het belangrijk dat de
pen of machines van te kopen, een terrein
meeste kans van slagen hebben.
Omdat er in veel landen grote ondui-
kennis en ervaring met betrekking tot het
viteiten en voor speciale doeleinden verdient het daarom aanbeveling kleine on-
te kopen of een werkplaats te bouwen en
krediet ter financiering van de produktie
of een voorraad eindprodukten. Sommige bedrijfjes hebben behoefte aan krediet
voor het ene doel, andere voor het andere
doel. Krediet voor gereedschappen of
machines zou gebonden moeten worden
aan het toepassen van een passende
technologic. Daar het meestal om relatief
kleine bedragen zal gaan, zullen bestaande kredietinstellingen nun kredietverlenings- en toezichtprocedures moeten
delijkheid bestaat bij kleine ondernemers
over de houding van de overheid, en het
overheidsbeleid tal van tegenstrijdigheden bevat, verdient het aanbeveling een
ontwikkelingscode op te stellen voor
bedrijven in de informele sector. Daarin
kunnen de rechten en de plichten van de
kleine ondernemer worden vastgelegd.
Ook zou zo’n code de overheid moeten
verplichten tot het nemen van een aantal
maatregelen ten gunste van de informele
sector 4).
ontwikkelen van kleine bedrijven wordt
samengebracht 6). lets dergelijks bestaat
al voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid op het platteland, buiten de
agrarische sector 7). Het is hierbij belangrijk de inbreng van verschillende
gebruikers en disciplines te garanderen
en vooral te letten op regionale verschillen en verschillen per activiteit.
Ook de Nederlandse medefinancie-
ringsorganisaties zouden meer projecten
den moeten bewerkstelligen dat de informele sector zijn illegale karakter verliest.
Het is verder wenselijk duidelijk uiteen te
De gedachtenwisseling over ontwikke-
kunnen starten die directe werkgelegenheid scheppen. In de stedelijke sfeer
beperken zij zich, naast sociale projecten,
vaak tot het organiseren van cursussen
om schoolverlaters een vak te leren en
acties om niet naar winst strevende instellingen te ondersteunen. Bij training is
het echter vaak een probleem hoe deze
lingsmogelijkheden van kleine bedrijven
jongeren na afloop werk kunnen vinden,
zetten welke belastingen voor welke activiteiten gelden en hoe het tarief wordt
berekend. Het systeem van belastingheffing zou moeten worden vereenvoudigd.
Door te rigoureus belastingen te heffen
riskeert de overheid dat allerlei bedrijven
is ook relevant voor het Nederlandse
ontwikkelingsbeleid. Een van de doelstellingen van dit beleid is dat de hulp ten
goede moet komen aan de armste bevolkingsgroepen. Zoals vermeld werkt een
groot deel van de stedelijke armen in dit
om zeep worden geholpen of verder in de
soort kleine bedrijven.
illegaliteit worden gedreven. Ook het
Projecten ten gunste van kleine bedrijven hebben het voordeel dat het in het
terwijl dit probleem niet speelt voor
personen die reeds in de informele sector
werken en een additionele opleiding krijgen. Er lijkt mij ook niets tegen en alles
voor om kleine bedrijven te helpen zich
op arbeidsintensieve wijze verder te ontwikkelen. De kans dat men na een aantal
jaren de steun kan afbouwen, is bij dat
soort bedrijven waarschijnlijk groter dan
bij allerlei non-profitinstellingen.
aanpassen aan de nieuwe clientele en
deze, indien zij regelmatig aflost, in
aanmerking moeten laten komen voor
nieuwe leningen.
Maatregelen op juridisch gebied zou-
aantal vergunningen dat verplicht is ge-
Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid en
de informele sector
steld voor dit soort bedrijven, zou moe-
algemeen om duidelijk omlijnde inter-
ten worden verminderd, omdat vele ondernemers niet in staat zijn deze te bemachtigen. Bovendien moet het de ondernemer gemakkelijker gemaakt worden
venties van beperkte omvang gaat die
zich ook goed lenen voor uitvoering in
een andere dan de hoofdstad. Er zal bij
deze projecten samengewerkt moeten
zich zelf en zijn personeel te verzekeren
bij de sociale-verzekeringsinstellingen.
Excessieve standaardisering van kwaliteitseisen met betrekking tot bepaalde
produkten remt ten slotte de ontwikkeling van de informele sector.
worden met plaatselijke organisaties, die
vaak reeds enige ervaring hebben met het
werken met kleine bedrijven en die er
zorg voor kunnen dragen dat het project
ook op langere termijn nog vruchten
afwerpt.
Veel ondernemers worden geremd om
Aan technische hulp aan kleine bedrij-
te investeren in nun zaak omdat ze geen
legale titel hebben voor het perceel waar
ze hun beroep uitoefenen. In sommige
gevallen zijn zij huurder terwijl er geen
huurbescherming bestaat, soms zijn ze
gevestigd in een te kleine en ongunstig
ven in het kader van dit soort projecten
zouden Nederlandse vrijwilligers een bijdrage kunnen leveren. Bij het ontwikkelen van aangepaste technologic zouden
verschillende Nederlandse organisaties
en hogescholen kunnen worden ingeschakeld, zij het dat er bij deze organisaties weinig kennis van industriele technologic aanwezig is. Kredietverlening zal
altijd door lokale kredietverlenende organisaties moeten gebeuren, maar daar-
gelegen ruimte. Een ruimtelijk beleid ten
aanzien van de informele sector is daarom gewenst. Voor zover mogelijk moet
de overheid de ondernemers laten zitten
waar ze zitten en hun rechtszekerheid
verschaffen. In nieuwe wijken en te renoveren krottenwijken zou ruimte moeten worden gereserveerd voor de informele sector 3).
voor is zowel geld nodig als hulp bij het
Het stimuleren van samenwerking tus-
zouden de overheid in ontwikkelingslan-
sen ondernemers is een wenselijke maatregel. Onderlinge organisatie is bij voorbeeld belangrijk om met de overheid te
kunnen onderhandelen over het juridisch
kader, over infrastructurele voorzieningen en over het verwerven van overheids-
den behulpzaam kunnen zijn bij het
aanpassen van het juridische kader aan
de realiteit van de informele sector en bij
662
ontwikkelen van passende debiteurenbe-
oordelingsmethoden en terugbetalingssystemen.
Nederlandse
deskundigen
het uitwerken van een ruimtelijk beleid
dat rekening houdt met het bestaan van
dit soort bedrijven.
Slot
Werk is de enige manier waarop stedelijke en plattelandsarmen hun positie
kunnen verbeteren. In veel ontwikkelingslanden is men zich bewust geworden
dat het scheppen van werkgelegenheid
erg belangrijk is, maar men mist nog de
kennis om die te realiseren op een andere
manier dan door het aantrekken van
buitenlandse bedrijven. Kleine bedrijven
kunnen een belangrijke bijdrage aan de
werkgelegenheid geven. Om te weten hoe
ze kunnen worden ontwikkeld, is het
nodig het eigen karakter en de eigen
dynamiek ervan vast te stellen. Daarbij
blijkt steeds weer dat de sector zeer
3) Vgl. M.P. van Dijk, De locatie van kleine
bedrijven in Ouagadougou (Boven-Volta), VU,
Vakgroep Planologie, Amsterdam, 1981.
4) Voor een uitwerking van dit idee, zie Van
Dijk, op. cit., 1980, hfst. 12.
5) A. C. J. Albregts benadrukt dit punt in
Internationale Samenwerking, jg. 13, nr. 2, 23
januari 1981.
6) Idem.
7) Bedoeld wordt de Off-farm employment
werk- en stuurgroep, waarvan het secretariaat
is ondergebracht bij het Research Instituut
voor Bedrijfswetenschappen in Delft.
heterogeen is en ook sterk varieert van
land tot land.
Wetenschappelijk gezien is het begrip
informele sector een onhandige term. De
sector is namelijk niet overal op dezelfde
manier te definieren. De reden om de
term toch te gebruiken, en bij voorbeeld
. niet alleen maar over kleine bedrijven te
spreken, is dat de term ingeburgerd is en
er een doelgroep voor het beleid mee
wordt afgebakend waarvoor ook een
verder gei’nteresseerd in studies die suggesties kunnen opleveren voor een beleid
ten aanzien van de onderscheiden doelgroepen. Voor onderzoekers betekent
het dat zij zich eerst in de plaatselijke
situatie zullen moeten verdiepen om tot
een passende afbakening van de doelgroep te kunnen komen om vervolgens
het eigen karakter en de eigen dynamiek
van de informele sector te kunnen vaststellen.
apart beleid geformuleerd kan worden.
Overheden en donororganisaties denken
• veelal in termen van doelgroepen en zijn
ESB 8-7-1981
M.P. van Dijk