Ga direct naar de content

Werkgelegenheidsbeleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 1 1981

W. Siddrt

Werkgelegenheidsbeleid

Ten minste drie oorzaken kunnen
worden genoemd voor de huidige slechte
gang van zaken met betrekking tot de
werkgelegenheid. Gebrek aan finale be: stedingen, significante stijgingen in het
aanbod van arbeid bij een teruglopende
vraag en ten slotte, beperkingen op de
mate waarin de produktiefactoren arbeid en energie aangewend kunnen wor; den. Deze beperkingen kunnen overi*• gens zowel een fysieke als een financiele
achtergrond hebben. De economische
gevolgen van deze drie oorzaken beinvloeden elkaar in de tijd over en weer.
Bovendien is soms de ene oorzaak actueler dan de andere. Dat maakt economic,
in het bijzonder het ontrafelen van deze
; simultante samenhangen, zo’n boeiend

: vak.
Gegeven deze drie oorzaken voor de
;• malaise in de werkgelegenheid kunnen
ten minste vier mogelijke aanvalsplannen bedacht worden.
Ten eerste: een beleid gericht op ex’, pansie van de (overheids)bestedingen.
‘ Maar zo’n beleid botst al gauw met de
? bekende restricties, zoals de behoefte
de inflatoire ontwikkeling en de betalingsbalans in de hand te houden als• mede de behoefte om de groei van de
\ overheidsuitgaven te matigen. Immers,
I niet ten onrechte beweren velen dat als
>de groei van de overheidsuitgaven niet
\ past in het preferentiepatroon van de
i bevolking, afwenteling van de lasten zal
I kunnen plaatsvinden. Een soepeler
rfiscaal beleid bij voorbeeld in de vorm
j van een belastingverlaging heeft ook de
zojuist genoemde nare neveneffecten.
Ten tweede: herverdeling van het
werk, bij voorbeeld door het terugdringen van de deelnemingspercentages
aan het arbeidsproces of door verkori ting van de arbeidsduur. De emanci?
, patiebeweging zal het reduceren van
i deelnemingspercentages van vrouwen
bepaald niet toejuichen, en zal eer[ der pleiten voor verkorting van de ar[; beidstijd. Arbeidstijdverkorting betef kent een herverdeling van de psychische

-ESB 8-7-1981

lasten van de werkloosheid, maar moet
gepaard gaan met een welvaartsverbetering van de werklozen ten detrimente
van de actieven. Als deze herverdeling
van de welvaart niet zal plaatsvinden,
met andere woorden als de welvaartssituatie van de werklozen verbetert zonder dat de werkenden pijnlijke ingrepen
in de inkomenssfeer voelen dan zullen
claims op de beschikbare middelen wel
eens zo groot kunnen zijn dat er inflatoire spanningen ontstaan. Ik ben daarom gematigd pessimistisch over de mogelijkheden van arbeidstijdverkorting.
Ten derde: de fysieke beperkingen op
de beschikbaarheid van grondstoffen
en energie kunnen in de toekomst wellicht meer en beter vermeden worden
naarmate wij er nu zuiniger mee omgaan. Er dient echter ook rekening gehouden te worden met zich revaliderende
oliekartels, hetgeen financiele consequenties kan hebben als de huidige olieoverschotten verdwijnen. Naast de in het
oog springende fysieke en financiele
beperkingen op het aanwenden van
energie, wil ik hier ook de aandacht vestigen op beperkingen bij het aantrekken
van arbeid. In het algemeen is een dating
van de relatieve prijs van arbeid ten
opzichte van kapitaal op termijn wenselijk. Maar wellicht zou er in het kader
van pogingen om de relatieve arbeidskosten te doen dalen meer dan tot nu
toe het geval is geweest aandacht besteed kunnen worden aan de recruteringskosten van arbeid, aan andere vaste
kosten van arbeid en aan de ontslagkosten van arbeid. Een dating van de
recruteringskosten van arbeid, maakt
ceteris paribus het zoeken naar arbeid
goedkoper. Wellicht kan een verplichte vacaturemelding de arbeidsmarkt
transparanter maken en daardoor de recruteringskosten lager. Kosten die gemaakt worden om de (veiligheid van)

arbeidsplaatsen te verbeteren, en die
kosten zijn er of er gewerkt wordt of
niet, dragen er toe bij dat arbeid steeds
meer een produktiefactor gaat worden
die met vaste kosten gepaard gaat. Het
aantrekken van arbeid krijgt daarmede
het karakter van een riskante investeringsbeslissing. En ten slotte de ontslagkosten. Hoge ontslagkosten beschermen
de werkenden, maar hoge ontslagkosten
zijn tegelijkertijd een mogelijke oorzaak
van de hoge recruteringskosten. Immers,
ondernemers zullen bij hoge ontslagkosten meer tijd en meer moeite willen
besteden aan de recrutering. Die hoge
recruteringskosten zullen waarschijnlijk
vooral bij het aantrekken van tijdelijke
arbeid een belemmerende rol kunnen
spelen. Dit complex geheel van recruterings- en ontslagkosten is naar mijn
mening niet genoeg onderzocht in het
kader van het beleid gericht op loonkostenmatiging. Ik pleit er niet voor
om zonder meer alle onzekerheden af
te wentelen op werknemers, maar wil op
deze plaats alleen signaleren dat deze
aspecten van de prijs van arbeid ook
heroverwogen moeten kunnen worden.
Ten slotte zou ik hier willen noemen
als laatste beleidsoptie een beleid gericht
op het verlichten van de economische
en sociale consequenties van het werkloos zijn. Dit is nauwelijks meer een
actief aanvalsplan te noemen omdat het
in feite betekent berusten bij de huidige
malaise in de werkgelegenheidssituatie.
Toch moet ik hier signaleren dat zowel
van vakbondszijde (Cees Schelling) als
van de kant van sociologen (Pieter Thoenes) geluiden gehoord worden dat werkgelegenheid geen heilige koe meer is, niet
omdat men tegen volledige werkgelegenheid is, maar omdat geen garanties gegeven kunnen worden over de haalbaarheid van volledige werkgelegenheid.

643

Auteur